ECLI:NL:RBROT:2024:10257

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
683741
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 3 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2010. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige, die klem zit tussen de ouders, die niet in staat zijn om constructief te communiceren. De minderjarige verblijft momenteel in een gezinshuis en de kinderrechter oordeelt dat het noodzakelijk is om haar onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, om zo rust en stabiliteit te creëren in haar leven.

De Raad heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing, wat ook is toegewezen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de huidige situatie van de minderjarige in het gezinshuis haar goed doet en dat het belangrijk is om te onderzoeken wat de beste verblijfplaats voor haar is. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hoger beroep kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld. De beslissing is openbaar uitgesproken door de kinderrechter in aanwezigheid van griffiers.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/683741 / JE RK 24-1719
Datum uitspraak: 3 oktober 2024
Beschikking over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift van de Raad met bijlagen, ontvangen op 2 augustus 2024;
  • het e-mailbericht van de moeder en stiefvader, ontvangen op 23 september 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [persoon A] ;
- twee vertegenwoordigers van de GI, [persoon B] en [persoon C] .
1.3.
De moeder en stiefvader zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist zijn opgeroepen. Middels het e-mailbericht van 23 september 2024 hebben de moeder en de stiefvader aangegeven dat zij wegens persoonlijke omstandigheden niet aanwezig kunnen zijn op de zitting.
1.4.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige] naar haar mening gevraagd. [voornaam minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder hebben het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft in een gezinshuis.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van een jaar.
Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek en licht het als volgt toe. De Raad verwijst voor de zorgen naar de raadsrapportage. De Raad hoopt dat er rust komt voor [voornaam minderjarige] . Ter zitting licht de Raad toe dat [voornaam minderjarige] meer vrijheid ervaart sinds zij in het gezinshuis verblijft. [voornaam minderjarige] bezoekt haar moeder om het weekend. De contactmomenten vinden op aanvraag van [voornaam minderjarige] begeleid plaats door de aanwezige spanningen. Het contact tussen het sociaal team, de moeder en de stiefvader verloopt stroef waardoor er moeilijk afspraken worden gemaakt. Het is belangrijk dat het perspectief van [voornaam minderjarige] duidelijk wordt, zodat zij rust krijgt. Door middel van hulpverlening moet worden bepaald of [voornaam minderjarige] bij haar vader kan wonen of dat zij in het gezinshuis blijft. Een terugplaatsing bij de moeder moet ook als optie te worden meegewogen.
4.2.
De GI staat achter het verzoek van de Raad. Het is in het belang van [voornaam minderjarige] dat zij op een neutrale plek verblijft van waaruit zij haar vader en moeder kan bezoeken. Een machtiging tot uithuisplaatsing is daarom noodzakelijk zodat [voornaam minderjarige] voorlopig in het gezinshuis kan blijven. Ondanks de spanning in het verleden verloopt het contact tussen [voornaam minderjarige] en de vader momenteel positief. De moeder is ambivalent en staat wisselend tegenover de machtiging tot uithuisplaatsing. De GI hoopt dat de moeder spoedig het belang van [voornaam minderjarige] inziet. Daarbij benadrukt de GI dat beide ouders de verantwoordelijkheid hebben om de zorg van [voornaam minderjarige] op zich te nemen.
4.3.
De vader staat achter het verzoek van de Raad. De omgang tussen de vader en [voornaam minderjarige] verloopt positief en er is sprake van bijna dagelijks contact. Daarbij verloopt de omgangsregeling soepel en is er middels goed contact tussen de vader en het gezinshuis ruimte voor overleg. Het frustreert de vader dat de moeder het contact tussen het gezinshuis, de school en het wijkteam verhindert en meermaals bezwaar indient tegen zijn verzoeken. Hoewel de vader graag wil dat [voornaam minderjarige] bij hem woont, is hij het eens met de Raad dat [voornaam minderjarige] momenteel op een goede plek verblijft waar zijn haar school kan afmaken. De vader juicht de positieve ontwikkeling van [voornaam minderjarige] toe en hoopt dat een stijgende lijn wordt voortgezet.

5.De beoordeling

Ondertoezichtstelling
5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Er bestaan ernstige zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . Ze zit klem tussen de vader en de moeder en het lukt de ouders niet om op een constructieve wijze te communiceren in het belang van [voornaam minderjarige] . Zo komt uit stukken naar voren dat zij sommige persoonlijke spullen niet mocht meenemen van de ene naar de andere ouder. Hierdoor lijkt sprake van een loyaliteitsconflict. Daarbij is door conflicten in het verleden veelvuldig sprake geweest van onrust en instabiliteit binnen de thuissituatie. [voornaam minderjarige] haar gedrag laat zien dat deze situatie haar emotioneel belast en veel stress geeft. Zo kan ze snel boos worden en heeft zij concentratie problemen. De afgelopen periode is het de ouders onvoldoende gelukt om deze bedreiging in de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] in het vrijwillig kader weg te nemen. De kinderrechter acht het van belang dat er rust komt in het leven van [voornaam minderjarige] en is van oordeel dat de betrokkenheid van de GI daarbij noodzakelijk is.
5.3.
De kinderrechter zal [voornaam minderjarige] daarom onder toezicht stellen voor de duur van een jaar.
Machtiging tot uithuisplaatsing
5.4.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). De moeder heeft recent aangegeven dat zij de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] haar zwaar valt. [voornaam minderjarige] verblijft daarom vanaf 1 augustus 2024 vrijwillig bij het gezinshuis. De plaatsing op een neutrale plek lijkt [voornaam minderjarige] goed te doen. [voornaam minderjarige] komt tot rust, het contact met de vader is verbeterd en zij geeft bij de kinderrechter aan dat ze minder snel boos wordt. De komende periode acht de kinderrechter het in haar belang om bij het gezinshuis te blijven. Vanuit deze stabiele situatie dient onderzocht te worden wat de passende verblijfplaats voor [voornaam minderjarige] is, waarbij zowel de thuissituatie van de vader als de moeder moet worden meegenomen. De kinderrechter spreekt de hoop uit dat [voornaam minderjarige] deze stijgende lijn voortzet en dat er rust komt.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland met ingang van 3 oktober 2024 tot 3 oktober 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 3 oktober 2024 tot 3 april 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2024 door mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. B. de Pater en R.J.S. Mulder als griffiers, en op schrift gesteld op ***.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.