In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de rechtspersoon [verdachte rechtspersoon01], die werd beschuldigd van het overbrengen van huishoudelijk afval en een mengsel van afvalstoffen zonder de vereiste kennisgeving en toestemming van de betrokken autoriteiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlasteleggingen onder parketnummer 10-994627-16, omdat niet bewezen kon worden dat het afval als huishoudelijk afval gekwalificeerd kon worden. De rechtbank oordeelde dat het afval onvoldoende gesorteerd was om als zodanig te worden aangemerkt, en dat er geen aanvullend bewijs was dat het afval niet voldeed aan de eisen van de EVOA.
Echter, onder parketnummer 10-994625-16 werd de verdachte wel schuldig bevonden aan het overbrengen van kraftzakken zonder de vereiste kennisgeving en toestemming. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelingen had verricht die in strijd waren met de Europese Verordening Overbrenging van Afvalstoffen (EVOA). De rechtbank legde geen straf of maatregel op, gelet op de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn en het feit dat de verdachte niet meer actief was in de oud papierbranche. De rechtbank verklaarde de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging en sprak de verdachte vrij van de overige tenlastegelegde feiten.