Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift van [verzoekster] (ontvangen op 19 maart 2024), met bijlagen;
- het verweerschrift van [verweerster] , met bijlagen;
- de brief met bijlagen van 29 april 2024 van de kant van [verweerster] ;
- de brief met bijlagen van 30 april 2024 van de kant van [verzoekster] ;
- de brief met bijlagen van 2 mei 2024 van de kant van [verweerster] ;
- de spreekaantekeningen van mr. Dessaur.
2.De beoordeling
“Denk aan licht fysieke werkzaamheden zonder veelvuldige deadlines en hoge productiepieken en waarbij mevrouw tussendoor haar houding kan afwisselen en rustmomenten kan nemen.(…)
“belastbaar voor werkzaamheden die voldoende rekening houden met haar beperkingen.”
ernstigverwijtbaar. De kantonrechter volgt [verzoekster] daarin niet. Van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten is slechts sprake in uitzonderlijke gevallen. De Hoge Raad heeft, onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis van de Wet werk en zekerheid, een hoge drempel aangenomen voor ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door de werknemer. [1] De rechter moet terughoudend zijn met het aannemen van ernstige verwijtbaarheid en alleen in duidelijke en uitzonderlijke gevallen kan worden aangenomen dat hiervan sprake is. Naar het oordeel van de kantonrechter haalt het verwijtbaar handelen van [verweerster] deze hoge drempel niet.
ernstigverwijtbaar handelen van in dit geval [verweerster] . [verzoekster] vraagt dit te doen. Zoals hiervoor al is geoordeeld is het handelen of nalaten van [verweerster] niet ernstig verwijtbaar. Er is daarom geen aanleiding om de opzegtermijn niet in acht te nemen. De arbeidsovereenkomst zal dus worden ontbonden met ingang van 1 juli 2024.