Op 11 oktober 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van 200 kilogram cocaïne. De verdachte, geboren op een onbekende locatie en niet ingeschreven in de basisregistratie, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie, mr. K.L. Rook, had een gevangenisstraf van zeven jaren geëist, maar de rechtbank oordeelde anders. De verdachte had het feit bekend en er was geen verweer gevoerd dat tot vrijspraak kon leiden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op 17 juni 2024 te Capelle aan den IJssel, samen met anderen, opzettelijk cocaïne binnen het grondgebied van Nederland had gebracht.
De rechtbank overwoog dat de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in aanmerking moesten worden genomen. De verdachte had een significante bijdrage geleverd aan de internationale drugshandel, wat gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit en schadelijk is voor de gezondheid van gebruikers. Ondanks dat de verdachte niet eerder was veroordeeld, vond de rechtbank een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank gelastte ook de teruggave van enkele in beslag genomen voorwerpen en verklaarde andere voorwerpen verbeurd.