ECLI:NL:RBROT:2024:10240

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
10/098077-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het teweegbrengen van een ontploffing met gevangenisstraf en schadevergoeding aan benadeelde partijen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing. De verdachte, geboren op [geboortedatum] en ingeschreven op [adres 1], was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte veroordeeld moest worden tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte de ontploffing had veroorzaakt op 18 maart 2024 in [plaatsnaam], waarbij een woning en goederen beschadigd raakten en levensgevaar voor aanwezige personen te duchten was. De rechtbank wees ook vorderingen van benadeelde partijen toe, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot het betalen van schadevergoedingen van in totaal € 11.573,30, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en behandeling door een zorgverlener. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers, die eerder al slachtoffer waren van een ontploffing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/098077-24
Datum uitspraak: 11 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsman mr. R. Charité, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 september 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.I.E. de Graaff heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 (acht) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken. De verdachte heeft al die tijd in de auto gezeten. De camerabeelden zijn te onduidelijk om daarop een herkenning van de verdachte te baseren. Uit het feit dat de verdachte een jasje van het merk Under Armour in de auto had liggen net als de dader op de camerabeelden, volgt niet dat de verdachte ook degene op de beelden is. Veel jongeren dragen dat merk. Voorts zijn er geen DNA-sporen aangetroffen die in de richting van de verdachte wijzen en heeft ook de handbemonstering niks opgeleverd.
4.1.2.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de persoon is die het explosief heeft geplaatst en de ontploffing teweeg heeft gebracht. De verdachte wordt samen met de medeverdachte op aanwijzing van omstanders aangetroffen in een auto in de directe omgeving van de woning. De kleding van de verdachte komt overeen met de kleding van de persoon op de camerabeelden die de ontploffing teweeg brengt. Op de telefoon van de medeverdachte worden filmpjes aangetroffen. Daarop is te zien dat de filmende persoon achter een in het donker gekleed persoon aanloopt. Verder is te zien dat de gevel van een pand wordt gefilmd. Er volgen twee explosies waarna een man in het donker gekleed wegloopt vanaf de plaats waar de explosies plaatsvinden.
4.1.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 18 maart 2024 te [plaatsnaam],
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in een
woning gelegen aan [adres 2]
door explosief
materiaal, te gooien naar/in aanraking te brengen met die woning
ten gevolge waarvan een ontploffing heeft plaatsgevonden
en die woning en goederen in die woning gedeeltelijk zijn
beschadigd,
terwijl daarvan:
- gemeen gevaar voor die woning en goederen in die
woning , in elk geval gemeen gevaar voor
goederen en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woning
aanwezige personen [naam 1] en [naam 2] , te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een explosief laten ontploffen bij een woning waar op dat moment een echtpaar in bed lag. Een dergelijke explosie is allereerst uiterst bedreigend en beangstigend geweest voor de bewoners van de woning, die al eerder slachtoffer zijn geweest van een ontploffing in de woning. Een woning is een plek waar men zich – zeker in de nachtelijke uren – bij uitstek veilig moet kunnen voelen. Ook leidt zo’n ontploffing voor omwonenden en in algemene zin in de samenleving tot onrust en gevoelens van angst en onveiligheid. De verdachte heeft bijgedragen aan deze zeer intimiderende vorm van geweld. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen en geen openheid van zaken willen geven, wat de rechtbank de verdachte aanrekent.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 augustus 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Stichting Verslavingsreclassering GGZ heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 mei 2024. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte is een 24-jarige man die de verdenking ontkent. De reclassering acht het zorgelijk dat verdachte verdacht wordt van het tenlastegelegde, waarbij het vermoeden bestaat dat de verdachte samen met zijn medeverdachte het delictgedrag heeft uitgevoerd. Mogelijk is er sprake van een bepaalde mate van beïnvloedbaarheid. Uit het onderzoek komt een beeld naar voren waarin de verdachte zich richt op sociaal maatschappelijke factoren. De verdachte heeft een zelfstandige huurwoning, werkt op ZZP basis in de bouw, kan rondkomen van zijn inkomen en heeft een partner. De verdachte is in zijn jeugd gediagnosticeerd met ADHD en heeft last van veel onrust in zijn hoofd. Er worden geen directe risico’s gezien voor herhaling van delictgedrag. Het recidiverisico wordt op basis van de beschikbare informatie laag ingeschat. Desondanks acht de reclassering het inzetten van interventies geïndiceerd indien de verdachte wordt veroordeeld. Het is van belang om meer zicht te krijgen op de omstandigheden die hebben bijgedragen aan het hem tenlastegelegde. Een uitgebreide delictanalyse heeft de voorkeur. De reclassering adviseert dan ook een meldplicht en een ambulante behandelverplichting.
De rechtbank heeft kennisgenomen van dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 1] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.423,30 aan materiële schade en een vergoeding van € 7.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ook heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd: [benadeelde partij 2] ter zake van het ten laste gelegde feit, die een vergoeding van € 7.500,- aan immateriële schade vordert, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van de benadeelde partijen in zijn geheel moeten worden toegewezen. Daartoe voert de officier van justitie aan dat de kosten verband houden met het ten laste gelegde feit en voldoende onderbouwd zijn. Daarnaast dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd en de wettelijke rente te worden toegewezen vanaf 18 maart 2024.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de vorderingen van de benadeelde partijen moeten worden afgewezen, omdat de verdediging vrijspraak van het ten laste gelegde feit heeft bepleit. Subsidiair stelt de verdediging zich ten aanzien van de materiële schade van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] op het standpunt dat de posten niet voldoende onderbouwd zijn en dat de kosten met betrekking tot de printer wellicht worden vergoed door de verzekering, derhalve dient dit verzoek te worden afgewezen. Ten aanzien van de immateriële schade van beide benadeelde partijen is de verdediging op grond van aangehaalde jurisprudentie van mening dat een vergoeding van niet meer dan € 3.000,- redelijk is.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de materiële vordering die ziet op de dierenverzorging en HP printer worden toegewezen, dit betreft een bedrag van € 1.573,30. Het gedeelte van de materiële vordering die ziet op de vervoers- en parkeerkosten en voorraadartikelen zal wegens onvoldoende onderbouwing worden afgewezen.
Ook is vast komen te staan dat aan beide benadeelde partijen rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De rechtbank zal de immateriële schade voor beide benadeelde partijen naar maatstaven van billijkheid vaststellen op elk € 5.000,-. De benadeelde partijen zullen voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijk rechter worden aangebracht.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 18 maart 2024.
Aangezien de vordering van de benadeelde partijen (in overwegende mate) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 1] een schadevergoeding betalen van
€ 6.573,30 en de benadeelde partij [benadeelde partij 2] een schadevergoeding van € 5.000, vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam. Telefoonnummer 088-1785210. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat de veroordeelde zich laat behandelen door Forensisch Ambulant Centrum Fivoor, de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van
€ 6.573,30 (zegge: zesduizend vijfhonderddrieënzeventig euro en dertig eurocent), bestaande uit € 1.573,30 aan materiële schade en € 5.000 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] te betalen
€ 6.573,30 (zegge: zesduizend vijfhonderddrieënzeventig euro en dertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 6.573,30 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
67 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], te betalen een bedrag van
€ 5.000,= (zegge: vijfduizend euro), bestaande uit
€ 5.000 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] te betalen
€ 5.000 (zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 6.583,30 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Lange, voorzitter,
en mrs. A. Hello en N. Shahani, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. van Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 18 maart 2024 te [plaatsnaam], althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht in een
woning gelegen aan [adres 2]
door aangestoken/brandend vuurwerk, althans brandbaar en/of explosief
materiaal, te gooien naar/in aanraking te brengen met die woning
ten gevolge waarvan een ontploffing heeft plaatsgevonden en/of brand is ontstaan
en/of die woning en/of goederen in die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn
verbrand en/of beschadigd,
terwijl daarvan:
- gemeen gevaar voor die woning en/of omliggende woningen en/of goederen in die
woning en/of goederen in omliggende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woning
aanwezige personen ([naam 1] en/of [naam 2]) en/of in omliggende woningen
aanwezige personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel,
te duchten was.