In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 oktober 2024 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Stichting Woonkracht en [persoon A]. Woonkracht, de verhuurder, heeft de huurovereenkomst met [persoon A] ontbonden en verzocht om ontruiming van de woning. De huurovereenkomst was op 16 mei 2022 ingegaan en de huurachterstand van [persoon A] was op het moment van dagvaarden opgelopen tot € 5.868,65, wat overeenkomt met tien maanden huur. [persoon A] had de huurbetaling opgeschort, omdat zij meende dat er asbest aanwezig was in de woning, wat Woonkracht niet had verholpen. De kantonrechter oordeelde dat de gebroken tegel in de keuken geen gebrek was dat het recht op huurstop rechtvaardigde, omdat er geen bewijs was dat er asbest aanwezig was. Woonkracht had aangeboden om de tegel te vervangen, maar [persoon A] had dit aanbod afgewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Woonkracht niet tekort is geschoten in haar verplichtingen als verhuurder en dat [persoon A] de huur moet blijven betalen. De kantonrechter heeft de vorderingen van Woonkracht toegewezen, inclusief de ontbinding van de huurovereenkomst en de veroordeling tot ontruiming, mits [persoon A] niet binnen twee weken na de uitspraak aan haar betalingsverplichtingen voldoet. In reconventie heeft de kantonrechter de vorderingen van [persoon A] afgewezen, omdat er geen bewijs was van asbest en Woonkracht niet nalatig was geweest. [persoon A] is veroordeeld in de proceskosten.