ECLI:NL:RBROT:2024:10210

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/666872 / HA ZA 23-886
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een rekening-courantovereenkomst en verjaring van vorderingen

In deze zaak vordert Waalstede Vastgoed B.V. betaling van een rekening-courantschuld van [VOF A] aan haar. Waalstede stelt dat [persoon A], als bestuurder, een aanzienlijke rekening-courantschuld heeft laten ontstaan zonder medeweten van zijn medebestuurder. [VOF A] betwist de schuld en stelt dat deze is vervallen door beëindiging van de rekening-courantovereenkomst. De rechtbank oordeelt dat de vorderingen van Waalstede zijn verjaard. De rechtbank wijst op de goedgekeurde financiële jaarstukken van 2010, waarin de afwikkeling van de rekening-courant is verwerkt. Waalstede wordt geacht bekend te zijn met deze afwikkeling, ongeacht of deze op expliciete overeenstemming berust. De rechtbank honoreert het verjaringsberoep van [VOF A] en wijst de vorderingen van Waalstede af. De proceskosten worden toegewezen aan [VOF A].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/666872 / HA ZA 23-886
Vonnis van 9 oktober 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WAALSTEDE VASTGOED B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R. Sekeris te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[VOF A] .,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
2.
[persoon A],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. J. Oerlemans te 's-Hertogenbosch,
Partijen zullen hierna Waalstede, [VOF A] en [persoon A] genoemd worden. [VOF A] en [persoon A] worden gezamenlijk ook [VOF A] c.s. genoemd.

1.De kern van het geschil en de beslissing

1.1.
Het geschil gaat in de kern over de vraag of [VOF A] (nog) een rekening-courantschuld heeft aan Waalstede en zo ja, of zij die moet terugbetalen. Volgens Waalstede heeft [persoon A] als toenmalig bestuurder van Waalstede gedurende de tweede helft van 2010 in zeer korte tijd een aanzienlijke uit privé-uitgaven bestaande rekeningcourantschuld laten ontstaan van [VOF A] aan Waalstede, zonder zijn medebestuurder daarvan op de hoogte te stellen. Waalstede vordert het saldo van de rekening-courant. Volgens [VOF A] c.s. is [VOF A] echter niets (meer) aan Waalstede verschuldigd omdat de schuld bij beëindiging van de rekening-courant is vervallen/afgelost. Volgens Waalstede deugt die beëindiging en kwijtschelding niet en is zij daaraan niet gebonden. Als Waalstede geen rekening-courantvordering (meer) heeft, dan vordert zij schadevergoeding omdat [VOF A] c.s. de schuld van [VOF A] aan Waalstede zonder rechtvaardiging en op onrechtmatige wijze hebben laten verdwijnen. Het onttrekken aan het vermogen van Waalstede kwalificeert als diefstal of verduistering en is een onrechtmatige daad van [VOF A] c.s. waarvoor [persoon A] als bestuurder persoonlijk aansprakelijk is. Als meest verstrekkend verweer beroepen [VOF A] c.s. zich op verjaring van de vorderingen ongeacht de grondslag ervan.
1.2.
De rechtbank honoreert het verjaringsberoep en zal de vorderingen van Waalstede afwijzen. In de in opdracht van de directie opgestelde en goedgekeurde financiële jaarstukken over 2010 van Waalstede, is de afwikkeling van het saldo en de beëindiging van de rekening-courant kenbaar verwerkt. Waalstede wordt geacht sindsdien met de afwikkeling van het saldo bekend te zijn. Ongeacht of die afwikkeling op expliciete overeenstemming berust, betekent dit dat de ingestelde vorderingen inmiddels zijn verjaard en geldt dit ongeacht op welke grondslag zij zijn gebaseerd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 oktober 2023, met producties 1 tot en met 15;
  • de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties 1 tot en met 24;
  • de brief van de rechtbank van 11 december 2024 waarbij een mondelinge behandeling is gelast;
  • de brief van de rechtbank van 5 april 2024 met daarin onder andere een zittingsagenda voor de mondelinge behandeling met vragen aan partijen;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • aanvullende producties 25 tot en met 28 van [VOF A] c.s. (waarvan producties 26-28 ondanks te late indiening zijn geaccepteerd nadat Waalstede op de mondelinge behandeling afdoende op die stukken heeft kunnen reageren);
  • spreekaantekeningen van Waalstede;
  • spreekaantekeningen van [VOF A] c.s.;
  • de mondelinge behandeling op 16 mei 2024.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Waalstede is opgericht op 5 maart 2007. Sindsdien werd het gezamenlijk bestuur gevormd door [persoon A] en (indirect, middels V.B.M. Vastgoed B.V.) de heer [persoon B] (hierna: [persoon B] ). Vanaf 13 december 2010 tot 8 maart 2011 was [persoon A] enig bestuurder. Vanaf laatstgenoemde datum is [persoon B] weer bestuurder, middels ’t Goeie Spoor B.V. Vanaf 13 april 2011 tot 31 december 2013 was [persoon A] procuratiehouder van Waalstede.
3.2.
[VOF A] is de persoonlijke holding van [persoon A] .
3.3.
De statuten van Waalstede vermelden, voor zover van belang:

Vertegenwoordiging
Artikel 17
1. Het bestuur vertegenwoordigt de vennootschap. De bevoegdheid tot vertegenwoordiging komt mede toe aan:
a. iedere bestuurder met de titel algemeen directeur afzonderlijk;
b. twee gezamenlijk handelende bestuurders.
2. In alle gevallen waarin de vennootschap een tegenstrijdig belang heeft met één of meer bestuurders wordt de vennootschap niettemin op de hiervoor gemelde wijze vertegenwoordigd. De algemene vergadering is steeds bevoegd een of meer andere personen daartoe aan te wijzen.
(…)
A.BESTUUR, BOEKJAAR, GEPLAATST KAPITAAL
1. Voor de eerste maal zijn bestuurders van de vennootschap: genoemde [persoon A] en genoemde vennootschap: V.B.M. Vastgoed B.V., beide met de titel algemeen directeur.”
3.4.
Op 8 juli 2010 heeft [persoon A] voor [VOF A] en voor Waalstede een rekening-courantovereenkomst ondertekend. De overeenkomst regelt alle wederzijdse vereffening van betalingsverplichtingen, wederzijdse kredietverstrekking en rentevergoeding, door onderlinge verrekening. De overeenkomst bevat een regeling voor opzegging en bepaalt verder, voor zover van belang:
“Artikel 8
De mutaties in de rekening-courant worden bijgehouden door een administratieve deskundige. De administratie van beide vennootschappen geldt als bewijs van de omvang van de rechten en verplichtingen tussen [VOF A] en Waalstede ter zake van deze rekening-courantverhouding, indien deze administratie of een daarop betrekking hebbend uit[t]reksel daarvan ter kennis is gekomen van [VOF A] en Waalstede en geen van beide binnen zes maanden na kennisneming daarvan aan de ander schriftelijk te kennen heeft gegeven zich daarmede niet te kunnen verenigen.”
3.5.
Bij notariële akte van 14 december 2010 heeft [VOF A] al haar aandelen in het kapitaal van Waalstede verkocht en overgedragen aan Yellow Sprint Holding B.V. en Charleston Vastgoed Rotterdam B.V.
3.6.
Op 15 december 2010 heeft [persoon A] een document “
Opzegging rekening-courant overeenkomst” ondertekend voor [VOF A] en Waalstede. Het document vermeldt, voor zover van belang:
“in aanmerking nemende:
dat tussen [VOF A] en Waalstede een rekening-courantovereenkomst bestaat;
dat conform artikel 11 van deze rekening-courantovereenkomst [VOF A] en Waalstede hierbij verklaren betreffende rekening-courantovereenkomst op te zeggen per 15 december 2010.
(…)
Saldo rekening-courant
Artikel 1
Het uitstaande saldo per datum opzegging komt te vervallen.
Het uitstaande saldo aldus ten gunste dan wel [t]en laste wordt geboekt van het aanwezige kapitaal in betreffende vennootschap.
(…)
Beëindiging
Artikel 3
Met deze verklaring iedere mogelijk aanwezige rekening-courant verhouding tussen [VOF A] en Waalstede komt te vervallen.”
3.7.
Op 16 januari 2012 is de jaarrekening 2010 van Waalstede, zoals opgesteld door Administratiekantoor Sobu BV (hierna: Sobu), goedgekeurd door de Algemene vergadering van Aandeelhouders. In die jaarrekening staat, voor zover van belang, het volgende:

[ Afbeelding jaarrekening met hierin de namen van betrokken partijen ]

(…)
3.8.
Het op 4 april 2012 door Sobu aan de directie verstrekte “
Fiscaal rapport 2010” ten behoeve van de aangifte vennootschapsbelasting vermeldt:
3.9.
Op 23 maart 2023 heeft Waalstede een factuur gestuurd naar [VOF A] voor betaling van € 244.585,63, binnen 8 dagen te voldoen, met de omschrijving “
Inning rekening-courant vordering [VOF A] .”. [VOF A] heeft de vordering per e-mail van 23 april 2023 betwist omdat volgens haar het uitstaande saldo is vervallen en een eventuele vordering bovendien is verjaard.

4.Het geschil in conventie

4.1.
Waalstede vordert, na vermindering van eis ten aanzien van het rentepercentage conform haar ter zitting voorgedragen spreekaantekeningen, dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:[VOF A] veroordeelt tot betaling van:
€ 233.593,24, te vermeerderen met de samengestelde rente van 3,5% vanaf 11 augustus 2023 over het openstaande saldo van de rekeningcourantrekening tot de dag der algehele voldoening;
€ 3.015,41 aan buitengerechtelijke incassokosten;
te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, te rekenen vanaf de vijftiende dag na het vonnis, tot de dag der algehele voldoening;
Subsidiair:
[VOF A] c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling van:
€ 151.365,88, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 december 2010, althans een door de rechtbank te bepalen datum, tot de dag der algehele voldoening;
€ 2.288,66 aan buitengerechtelijke incassokosten;
te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, te rekenen vanaf de vijftiende dag na het vonnis, tot de dag der algehele voldoening;
Primair en subsidiair:
[VOF A] c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na het vonnis, tot de dag der algehele voldoening.
4.2.
Waalstede legt aan haar primaire vordering ten grondslag dat [VOF A] het saldo van de rekening-courant aan haar verschuldigd is. De subsidiaire vordering betreft een vordering tot schadevergoeding op grond van ongerechtvaardigde verrijking en/of onrechtmatige daad, waaronder bestuurderdersaansprakelijkheid.
4.3.
[VOF A] c.s. voeren verweer en concluderen tot niet-ontvankelijk verklaring van Waalstede in haar vorderingen, althans afwijzing van die vorderingen, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van Waalstede in
primairde werkelijke proceskosten en
subsidiairde proceskosten conform het liquidatietarief.
4.4.
[VOF A] c.s. voeren aan dat de rekening-courantverhouding is vervallen en afgelost. Als er nog wel een vordering zou zijn, dan is die verjaard. Volgens [VOF A] c.s. zijn de vorderingen evident ongegrond. Daarom maken zij aanspraak op vergoeding van de reële proceskosten.
4.5.
Op de stellingen van partijen zal de rechtbank hierna (onder de beoordeling), voor zover van belang, ingaan.

5.Het geschil in voorwaardelijke reconventie

5.1.
[VOF A] c.s. vorderen, onder de voorwaarde dat de vordering in conventie wordt toegewezen, dat de rechtbank bepaalt dat de aandelentransactie zoals omschreven in de Koopovereenkomst Waalstede d.d. 14 december 2010 ongedaan gemaakt moet worden alsook dat Waalstede hieraan alle medewerking moet verlenen, althans een voorziening te treffen die de rechtbank zich gerade acht, kosten rechtens.
5.2.
[VOF A] c.s. leggen aan hun vordering ten grondslag dat de rekening-courantpositie van [VOF A] onlosmakelijk was verbonden met de totstandkoming van de aandelentransactie Waalstede. Als de rekening-courantschuld als onderdeel van de transactie niet zou zijn afgelost, dan zou de aandelentransactie niet tot stand zijn gekomen.
5.3.
Waalstede voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [VOF A] c.s. in hun vorderingen, althans tot afwijzing van de vorderingen, met hoofdelijke veroordeling van [VOF A] c.s., voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.

6.De beoordeling in conventie en in voorwaardelijke reconventie

Rekening-courant en verjaring

6.1.
Niet in geschil is dat [VOF A] , in de periode dat [persoon A] bestuurder was van Waalstede, aan Waalstede een schuld van – in hoofdsom – € 151.365,88 heeft opgebouwd en dat die schuld is opgenomen in een bestaande rekening-courantverhouding voor onbepaalde tijd tussen Waalstede en [VOF A] . Volgens Waalstede bestaat die schuld, vermeerderd met contractuele rente, nog steeds. Waalstede vordert daarom primair nakoming door betaling van het verschuldigde saldo. [VOF A] c.s. betwisten dat nog enig saldo verschuldigd is. Volgens [VOF A] c.s. is de schuld met het beëindigen van de rekening-courantverhouding “vervallen/afgelost”. Verder voeren [VOF A] c.s. als meest verstrekkend
– want tegen alle grondslagen gericht – het verweer dat de vordering van Waalstede is verjaard. Gelet op de opbouw van de eis van Waalstede, zal de rechtbank eerst de gestelde nakomingsverplichting en het beroep op verjaring op grond van de bijzondere verjaringsregels voor rekening-courant verhoudingen gezamenlijk beoordelen.
6.2.
[VOF A] heeft de primaire vordering (die alleen tegen haar is ingesteld) gemotiveerd betwist. Zij voert hiertoe aan (i) dat de beëindigingsovereenkomst van 15 december 2010 (zie 3.6), die vooraf zou zijn besproken met de andere bestuurder en de aandeelhouders, die daarmee akkoord waren, voorziet in beëindiging en aflossing/verval van de rekening-courantschuld. Verder wijst zij op (ii) een presentatie van [VOF A] met betrekking tot de verkoop van haar aandelen in Waalstede en Centraal Traject, waar ter sprake zou zijn gekomen dat [VOF A] haar rekening-courantschuld aan Waalstede met het bedrag van € 4,4 mio voor de aandelentransactie, zou worden verrekend. Bij die presentatie in september 2010 in het kader van de verkoop van het aandelenbelang van [VOF A] in Waalstede (zie 3.5) waren [persoon B] en [persoon C] namens Waalstede aanwezig. [VOF A] heeft toegelicht dat het beëindigen en afboeken van de rekening-courantovereenkomst en de daarin opgenomen schuld een integraal onderdeel was van de verkoop van de aandelen van [VOF A] in Waalstede en Centraal Traject. De afboeking van de rekening-courantschuld zou tot een lagere koopprijs bij Centraal Traject hebben geleid. [VOF A] voert ook aan (iii) dat het beëindigen van de rekening-courantovereenkomst past bij de verkoop van de aandelen en het einde van zijn bestuurderschap van Waalstede. Ten slotte (iv) wijst [VOF A] erop dat de verwerking van de beëindiging en afboeking van de rekening-courantschuld is opgenomen in de goedgekeurde jaarstukken 2010 van Waalstede en in haar aangifte vennootschaps-belasting over dat jaar.
6.3.
Waalstede volhardt in haar stelling dat zij destijds niet op de hoogte was van de beëindiging van de rekening-courantovereenkomst en het vervallen van de rekening-courantschuld van [VOF A] aan haar. Volgens Waalstede hebben [VOF A] c.s. dat voor haar verhuld en was zij hiermee ook niet akkoord. Pas toen Waalstede recent kennisnam van het door de FIOD naar [persoon A] verrichte onderzoek en Waalstede naar aanleiding daarvan haar administratie van 2010 is gaan onderzoeken, kwam zij pas in 2023 achter de afboeking van de schuld van [VOF A] aan haar.
6.4.
Ongeacht of beëindiging van de rekening-courant en verrekening van het saldo in de aandelentransactie destijds is overeengekomen en of destijds formeel op de juiste wijze is opgezegd, geeft de rechtbank doorslaggevende betekenis aan de formele financiële stukken van Waalstede over het jaar 2010. Daaruit blijkt dat destijds naar die beëindiging is gehandeld. Tijdens de mondelinge behandeling is vastgesteld dat de jaarrekening over 2010 in opdracht van de directie van Waalstede is opgesteld door Sobu, sinds 2009 de accountant van Waalstede. Ter zitting heeft [persoon B] , die ten tijde van het opstellen van de jaarstukken 2010 bestuurder was, namens Waalstede erkend dat de jaarrekening 2010 is opgesteld op basis van de administratie van Waalstede. Toen die stukken werden opgesteld was [persoon A] al geruime tijd geen bestuurder en aandeelhouder meer van Waalstede (zie 3.1, 3.5 en 3.7). In opdracht van Waalstede heeft Sobu ook het fiscaal rapport van 4 april 2012 over 2010 opgemaakt. Dat rapport vermeldt ook expliciet de afboeking van het saldo van de rekening-courant (zie 3.8). Ter zitting heeft [persoon B] namens Waalstede erkend dat Waalstede dat rapport, dat ook is opgesteld op basis van de administratie van Waalstede, destijds heeft ontvangen. Op basis van dat rapport is ook aangifte vennootschapsbelasting 2010 gedaan.
6.5.
De suggestie van Waalstede, ter zitting, dat [persoon A] , in zijn nieuwe rol van procuratiehouder, Sobu zou hebben opgedragen de jaarstukken en het fiscaal rapport over 2010 zo op te stellen dat verhuld werd dat de rekening-courantschuld en -overeenkomst zijn afgeboekt en beëindigd, is door [VOF A] c.s. gemotiveerd betwist en rijmt ook niet met de ondubbelzinnige vermelding van “
Afboeking saldo rek.crt. [VOF A]” in het fiscaal rapport. [persoon A] heeft verder toegelicht dat zijn rol als procuratiehouder uitsluitend verband hield met zijn goede band met de NS, die belangrijk was voor Waalstede omdat Waalstede gronden/percelen van NS wilde verwerven. [persoon A] heeft ook verklaard dat hij in zijn rol als procuratiehouder geen enkele bemoeienis had met de administratie van Waalstede, laat staan dat hij de accountant zou aansturen. Waalstede heeft dit alles niet meer nader betwist. Waalstede heeft ook geen andere verklaring gegeven voor het feit dat de beëindiging van de rekening-courant en de afboeking van de rekening-courantschuld in 2010 uit de jaarrekening en – expliciet – uit het fiscaal rapport blijkt. Aan Waalstede kan weliswaar worden toegegeven dat uit de jaarrekening 2010 niet direct kan worden afgeleid dat de afboeking € 151.366,- is geweest, maar dat neemt niet weg dat het einde van de rekening-courantovereenkomst en het nihil saldo er wel duidelijk uit volgt.
6.6.
Desgevraagd heeft [persoon B] op zitting namens Waalstede over het fiscaal rapport met de expliciete vermelding van de beëindiging en afboeking verklaard dat Waalstede dat rapport destijds (in 2010) weliswaar heeft ontvangen, maar dat hij de inhoud niet heeft gecontroleerd, de beëindiging en de omvang ervan niet heeft gezien en erop vertrouwde dat het wel goed zat. Wat daar ook van zij, dat betekent niet dat Waalstede niet bekend geacht moet worden met de beëindiging en de afboeking van de rekening-courant met [VOF A] . Gelet op het feit dat de jaarrekening en het fiscaal rapport in opdracht van Waalstede door Sobu op basis van de toen aanwezige administratie zijn opgesteld en door Waalstede zijn ontvangen en akkoord bevonden, wordt zij geacht van die inhoud ook kennis te hebben genomen. Als zij dat niet heeft gedaan, komen de gevolgen daarvan voor haar rekening.
6.7.
Dat de verklaring (opname in de financiële stukken) niet direct aan [VOF A] is gericht, doet hier niet aan af. Het gaat bij het beoordelen van het beroep op verjaring immers om de bekendheid bij degene die zich op de (beweerdelijk verjaarde) vordering beroept en dat is Waalstede.
6.8.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat Waalstede op 16 januari 2012 (toen de jaarrekening over 2010 werd vastgesteld) bekend was met de beëindiging van de rekening-courantovereenkomst, en op 4 april 2012 (toen het fiscaal rapport over 2010 aan haar werd verstrekt) in elk geval met de beëindiging van de rekening-courantovereenkomst én de afboeking van € 151.366,-. Dit betekent verder dat in het midden kan blijven of die beëindiging en afboeking het resultaat was van overeenstemming tussen partijen zoals [VOF A] c.s. betogen en Waalstede betwist. Een eventuele vordering van Waalstede op [VOF A] op grond van de niet betwiste rekening-courantovereenkomst is immers in elk geval verjaard op 5 april 2017, vijf jaren nadat de verjaringstermijn op 4 april 2012 is gaan lopen, terwijl de verjaring niet tijdig tussentijds is gestuit (artikel 6:140 lid 4 BW). De conclusie is dat de primaire vordering wordt afgewezen.
Overige grondslagen en verjaring
6.9.
Het beroep van [VOF A] c.s. op verjaring slaagt ook voor zover de vorderingen van Waalstede zijn gebaseerd op andere rechtsgrondslagen (ongerechtvaardigde verrijking, onrechtmatige daad en interne bestuurdersaansprakelijkheid). Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
6.10.
Rechtsvorderingen tot schadevergoeding (zoals die uit ongerechtvaardigde verrijking en onrechtmatige daad, onder de laatstgenoemde ook bestuurders-aansprakelijkheid) vallen onder de werking van artikel 3:310 BW. Artikel 3:310 lid 1 BW bepaalt dat een rechtsvordering tot vergoeding van schade verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet het bij zowel de schade als de daarvoor aansprakelijke persoon gaan om daadwerkelijke bekendheid; het enkele vermoeden van het bestaan van schade dan wel het enkele vermoeden welke persoon voor de schade aansprakelijk is, volstaat niet. De verjaringstermijn van artikel 3:310 lid 1 BW begint te lopen op de dag na die waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot vergoeding van de door hem geleden schade in te stellen. Daarvan zal sprake zijn als de benadeelde voldoende zekerheid – die niet een absolute zekerheid behoeft te zijn – heeft verkregen dat de schade is veroorzaakt door tekortschietend of foutief handelen van de betrokken persoon (vgl. Hoge Raad 31 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:552).
6.11.
Het betoog van Waalstede dat zij met de beëindiging van de rekening-courantverhouding en de afboeking van het saldo nooit akkoord is gegaan en dat zij daarmee pas bekend is geraakt toen zij in de onderzoeken van de FIOD naar het handelen van [persoon A] aanleiding zag om het handelen van [VOF A] c.s. in de periode dat [persoon A] bestuurder van Waalstede was onder de loep te nemen, kan ook op grond van ongerechtvaardigde verrijking en/of onrechtmatige daad niet tot toewijzing van de vordering leiden. Ook voor de schadevergoedingsvorderingen op deze grondslagen is, gelet op hetgeen in 6.4-6.7 is geoordeeld, doorslaggevend dat Waalstede in elk geval op 4 april 2012 bekend was of moet worden geacht met het einde van de rekening-courantovereenkomst en de afboeking van het saldo, ongeacht of zij daarmee akkoord was, en daarmee met de schade die Waalstede door de in haar visie onterechte afboeking leed. Evident is ook dat zij toen wist dat [VOF A] de partij was die zij moest aanspreken voor terugbetaling. Dit betekent dat de verjaring uiterlijk op 4 april 2012 is gaan lopen. Gesteld noch gebleken is dat nadien tijdig een stuitingshandeling is verricht.
Daargelaten de vraag of [VOF A] c.s. ten onrechte zijn verrijkt en/of onrechtmatig hebben gehandeld, betekent dit voor alle grondslagen dat de verjaring op 5 april 2017 is voltooid. Ook de overige argumenten en daartegen gevoerde verweren leiden niet tot een ander oordeel en behoeven daarom geen bespreking.
6.12.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen in conventie worden afgewezen. De nevenvorderingen delen dat lot.
Proceskosten (en waarheidsplicht)
6.13.
[VOF A] c.s. vorderen een reële proceskostenveroordeling. [VOF A] c.s. voeren aan dat de vordering is ingesteld op basis van stellingen ten aanzien waarvan Waalstede moest begrijpen dat zij geen kans van slagen hadden. Door ondanks de bekendheid met de afboeking van de rekening-courantschuld betaling van het vermeende saldo te vorderen, maakt Waalstede volgens [VOF A] c.s. misbruik van recht.
6.14.
De rechtbank stelt voorop dat voor een reële proceskostenveroordeling alleen plaats bij misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is volgens vaste rechtspraak pas sprake als het instellen van de eis, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Daarvan kan sprake zijn als de eis is gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan de eisende partij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM.
6.15.
De rechtbank oordeelt dat geen sprake is van een evident ongegronde eis, die Waalstede niet had mogen instellen. Het enkele feit dat Waalstede in 2010 wist of behoorde te weten dat de rekening-courantschuld niet meer bestond, maakt nog niet dat zij zich daarvan bij het instellen van de eis vele jaren later ook bewust was. Bovendien berust de eis ook op andere grondslagen en hebben [VOF A] c.s. niet gesteld dat de eis op die grondslagen evident ongegrond is. Het beroep op een reële proceskostenveroordeling wordt daarom afgewezen wegens gebrek aan grondslag. Dit betekent dat de proceskosten worden begroot op grond van het liquidatietarief. Het beroep van [VOF A] c.s. op schending van de waarheidsplicht en het verzoek om daaraan gevolgen te verbinden leidt, om dezelfde redenen, niet tot een ander oordeel, terwijl een andere sanctie – gelet op de afwijzing van de vorderingen – niet aan de orde is.
6.16.
Waalstede zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De proceskosten van [VOF A] c.s. worden, op basis van het liquidatietarief dat hoort bij de vordering waartegen verweer is gevoerd, begroot op:
  • Griffierecht € 5.737,-
  • Salaris advocaat € 5.428,- (2 punten × tarief VI à € 2.714,-)
  • Nakosten
Totaal € 11.343,-
6.17.
De proceskostenveroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard omdat de daartoe strekkende vordering op de wet is gegrond en Waalstede er geen verweer tegen heeft gevoerd.
Voorwaardelijke reconventie
6.18.
De eis in reconventie is voorwaardelijk ingesteld. Uit de beslissing in conventie volgt dat de voorwaarde niet is vervuld. Daarom hoeft op de vordering in reconventie niet te worden beslist.
6.19.
Gelet op de nauwe samenhang met de conventie zullen de proceskosten in reconventie worden gecompenseerd, in de zin dat iedere partij in reconventie de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

in conventie

7.1.
wijst de vorderingen af,
7.2.
veroordeelt Waalstede in de proceskosten van € 11.343,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Waalstede niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Waalstede € 92,- extra betalen, plus de kosten van betekening,
7.3.
verklaart het vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
7.4.
verstaat dat de vordering niet is ingesteld,
7.5.
compenseert de proceskosten in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2024.
3268/3455