In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 31 januari 2024, zijn twee parketnummers aan de orde: 10-994626-16 en 10-994624-16. De verdachte, vertegenwoordiger van een rechtspersoon, werd vrijgesproken van het overbrengen van huishoudelijk afval (code Y46) en een mengsel van afvalstoffen zonder vereiste kennisgeving en toestemming van de autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat de samenstelling van de balen oud papier niet voldoende nauwkeurig kon worden vastgesteld, waardoor de vrijspraak volgde.
In het tweede parketnummer werd de verdachte wel schuldig bevonden aan feitelijk leidinggeven aan de overtreding van artikel 10.60, tweede lid, van de Wet milieubeheer. Dit betrof het overbrengen van kraftzakken (code BEU 04) zonder de vereiste kennisgeving en toestemming. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelingen had verricht die in strijd waren met de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA).
De rechtbank besloot echter geen straf of maatregel op te leggen, gezien de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn en het feit dat de verdachte niet meer werkzaam was in de oud papierbranche. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een goede procesorde en de rol van de officier van justitie in milieuzaken.