ECLI:NL:RBROT:2024:10202

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/684838 HA RK 24-794
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het wrakingsverzoek tegen rechters in een civiele zaak betreffende ouderlijk gezag

Op 10 oktober 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, thans gedetineerd, had de rechters A.J. van Dijk, A.L. Pöll en A. Wolthuis gewraakt in een civiele zaak over het ouderlijk gezag van zijn zoon. Verzoeker stelde dat de rechters vooringenomen waren omdat zij een verzoek om aanhouding van de behandeling van de zaak hadden afgewezen. Hij had het vertrouwen in zijn advocaat opgezegd en vond dat de rechters niet in het belang van zijn zoon handelden. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 oktober 2024 gaven de rechters aan niet in de wraking te berusten.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden bij objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid. De afwijzing van het aanhoudingsverzoek werd gezien als een processuele beslissing, waarbij de rechters de vrijheid hebben om het verloop van de zitting te bepalen. De wrakingskamer concludeerde dat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechters partijdig waren. Bovendien werd opgemerkt dat verzoeker niet had aangetoond dat de rechters eerder een beslissing in de zaak van zijn zoon hadden genomen, wat zijn vertrouwen in hen zou kunnen schaden.

De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij werd benadrukt dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de rechters, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
zaaknummer: C/10/684838 / HA RK 24-794
Beslissing van 10 oktober 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
thans gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. A.J. van Dijk,
mr. A.L. Pöllen
mr. A. Wolthuis,
rechters in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechters.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek van verzoeker strekt tot wraking van de rechters in de civiele zaak met nummer C/10/676043 / FA RK 24-2253. Die zaak betreft een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot beëindiging van het ouderlijk gezag van verzoeker en [naam 1] over hun zoon [naam 2]. Het dossier van deze zaak is ter beschikking gesteld van de wrakingskamer.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt verder uit:
  • het proces-verbaal van de zitting op 23 augustus 2024, waarin het mondeling gedane wrakingsverzoek en de gronden daarvan zijn vermeld;
  • de schriftelijke reactie van de rechters van 9 september 2024.
1.3.
Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 1 oktober 2024 zijn verschenen:
  • verzoeker;
  • de rechters mr. Van Dijk en mr. Pöll.
1.4.
De rechter mr. Wolthuis heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft de rechters gewraakt, omdat de rechters het verzoek om de behandeling van de onder 1.1 bedoelde zaak aan te houden hebben afgewezen. Verzoeker heeft direct voorafgaand aan de zitting van 23 augustus 2024 het vertrouwen in zijn advocaat opgezegd, omdat hij zijn advocaat niet in detentie heeft gezien, geen inzage heeft gehad in het dossier en zich daarom niet goed heeft kunnen voorbereiden op de zitting. Verzoeker heeft inmiddels een andere advocaat. Verzoeker vindt ook dat de rechters vooringenomen zijn, omdat ze hebben gezegd dat het in het belang van [naam 2] is om de behandeling van de zaak niet aan te houden. Verzoeker vindt dat juist niet in het belang van [naam 2]. Op de zitting van 1 oktober 2024 heeft verzoeker ook gezegd dat hij geen vertrouwen meer heeft in de rechters, omdat zij eerder een beslissing hebben genomen in een zaak over [naam 2].
2.2.
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten. Hun reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van partijdigheid of de objectief gerechtvaardigde schijn daarvan.
procesbeslissing
3.2.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig geen grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het is niet aan de wrakingskamer om een oordeel te geven over de juistheid van de (tussen)beslissing of over een verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Met andere woorden, dat verzoeker het niet eens is met de beslissing van de rechters om de behandeling van de zaak niet aan te houden, is geen geldige reden voor wraking.
3.3.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich er ook tegen dat de motivering van een (tussen)beslissing grond kan vormen voor wraking. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de gebruikte formuleringen – niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter(s) die deze motivering heeft/hebben gegeven.
3.4.
De aangevoerde grond haalt deze hoge drempel niet. Vooropgesteld wordt dat rechters regie voeren over de zaken die aan hen worden voorgelegd. De rechters hebben een grote mate van vrijheid om het verloop, de voortgang van de zitting en de wijze van behandeling te bepalen. Het staat de rechters daarbij vrij om te bepalen of zij wel of niet een zaak aanhouden, waarbij een belangenafweging wordt gemaakt. Het afwijzen van het aanhoudingsverzoek is een processuele beslissing van de rechters, genomen binnen de aan hen gegeven bevoegdheid daartoe. Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt dat de rechters alle aanwezigen in de gelegenheid hebben gesteld om hun mening over het aanhouden van de behandeling van de zaak te geven, dat zij de zitting hebben geschorst voor overleg over het aanhoudingsverzoek en dat zij voor de afwijzing van dat verzoek een motivering hebben gegeven. De rechters vinden het belang van [naam 2] (om duidelijkheid te krijgen over zijn toekomst) zwaarder wegen dan het belang van verzoeker (om aanhouding). Daarbij speelt mee dat het verzoek er al een hele tijd ligt en er al een eerdere zitting is bepaald, die is uitgesteld. Niet kan worden gezegd dat deze beslissing en de motivering daarvan dermate onbegrijpelijk zijn dat daarvoor geen andere verklaring te geven is dan dat die beslissing door vooringenomenheid is ingegeven. Dat verzoeker anders denkt over het belang van [naam 2], is geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechters die deze beslissing hebben genomen.
eerdere beslissing(en) van de rechters
3.5.
Op de zitting heeft verzoeker ook gesteld dat de rechters eerder een beslissing in de zaak van [naam 2] hebben genomen en dat hij ook daarom geen vertrouwen meer heeft in de rechters.
3.6.
Nog daargelaten dat verzoeker deze tweede grond tegelijk met de eerste had moeten aanvoeren, overweegt de wrakingskamer het volgende.
3.7.
Mr. Pöll betwist dat zij eerder een beslissing over [naam 2] heeft genomen en
mr. Van Dijk heeft - voor zover zij zich kan herinneren - ook niet eerder een zaak over [naam 2] behandeld. Mr. Wolthuis was niet aanwezig en heeft daarom niet op deze nieuwe stelling van verzoeker kunnen reageren. Voor zover het standpunt van verzoeker ten aanzien van een of meer rechters juist zou zijn, betekent dat nog niet dat sprake is van concrete feiten waaruit de wrakingskamer de vooringenomenheid van de rechters of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden. Verzoeker heeft niet toegelicht om welke beslissing het gaat en waarom uit die beslissing volgens hem valt af te leiden dat de rechters in de huidige zaak niet onpartijdig zijn.
3.8.
Op grond van het vorenstaande moet het verzoek worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.C. Franken, voorzitter, mr. P.C. Santema en
mr. B. van Velzen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.C.C. Kan, griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.