ECLI:NL:RBROT:2024:10043

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/686214 / JE RK 24-2042 en C/10/686215 / JE RK 24-2043
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van kindermishandeling

Op 26 september 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van beide minderjarigen voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor jeugdhulpaanbieders voor de duur van zes maanden. De zaak is ontstaan na ernstige zorgen over de veiligheid van de kinderen, vooral na het ziekenhuisbezoek van [minderjarige 2] met ernstig hersenletsel, waarbij de ouders als verdachten van kindermishandeling worden beschouwd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 26 september 2024 waren de ouders, hun advocaat, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de veiligheid van de kinderen te waarborgen, gezien de onduidelijkheid over de oorzaak van het letsel van [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft besloten dat een gezinsopname noodzakelijk is om de situatie van de kinderen te verbeteren en om te onderzoeken of en onder welke voorwaarden [minderjarige 2] kan terugkeren naar haar ouders.

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] vastgesteld voor zes maanden en die van [minderjarige 2] voor een jaar. Tevens zijn machtigingen tot uithuisplaatsing verleend voor beide minderjarigen, met de nadruk op het belang van een gezinsopname. De kinderrechter heeft de Raad verzocht om uiterlijk twee weken voor de pro forma-datum te rapporteren over de actuele stand van zaken. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de behandeling van de zaak is aangehouden tot 1 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/686214 / JE RK 24-2042 en C/10/686215 / JE RK 24-2043
Datum uitspraak: 26 september 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2017 in [geboorteplaats 1], hierna te noemen [minderjarige 1],
en
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2024 in [geboorteplaats 2], hierna te noemen [minderjarige 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1] en [naam 2],
hierna te noemen de moeder en waar het [minderjarige 1] betreft de stiefvader, waar het [minderjarige 2] betreft de vader, tezamen te noemen de ouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R.H.P. Feiner te Rotterdam,
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de verzoekschriften met bijlagen van 20 september 2024;
  • het verweerschrift met bijlagen van de advocaat van de ouders van 20 september 2024;
  • een briefrapportage van de GI d.d. 23 september 2024
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 26 september 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders met hun advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de Raad, te weten [naam 3] en [naam 4];
- drie vertegenwoordigers van de GI, te weten [naam 5], [naam 6] en [naam 7].

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 2]. De vader heeft [minderjarige 2] erkend.
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1].
2.3.
[minderjarige 2] verblijft in een pleeggezin.
2.4.
[minderjarige 1] woont bij de moeder en de stiefvader.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 12 juli 2024 [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht gesteld tot 12 oktober 2024.
2.6.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 6 augustus 2024 een machtiging verleend [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 12 oktober 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van een jaar. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter zitting heeft de Raad het volgende aangevoerd. [minderjarige 2] is op 12 juli 2024 naar het ziekenhuis gebracht met ernstig hersenletsel. Het ziekenhuis heeft de politie ingelicht, omdat niet duidelijk is hoe het hersenletsel bij [minderjarige 2] is ontstaan. Dat is nog steeds niet duidelijk en de ouders zijn nog altijd verdachte. Zolang er geen duidelijkheid is over de toedracht van het letsel van [minderjarige 2], kan de veiligheid van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de ouders niet worden gewaarborgd. De Raad maakt zich zorgen over het handelen van de ouders in de opvoedsituatie en over hun emotieregulatie. De Raad heeft geadviseerd om het gezin te laten deelnemen aan een gezinsopname, waardoor duidelijk kan worden welke hulpverlening nodig is om de ouders binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weer zelf te laten dragen. Naar aanleiding van de briefrapportage van de GI van 23 september 2024 adviseert de Raad nu, met de GI, om nog niet te starten met de gezinsopname.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting heeft het volgende aangevoerd. De GI laat de beslissing over wel of niet snel starten met de gezinsbehandeling aan de kinderrechter over. De ouders zijn nog altijd verdachten van kindermishandeling, omdat [minderjarige 2] is opgenomen in het ziekenhuis met ernstig hersenletsel en niet duidelijk is hoe dat letsel is ontstaan. De GI wil de resultaten van het onderzoek van het LECK en mogelijk het NFI afwachten, omdat er nog veel onduidelijk is over het letsel van [minderjarige 2] en er sprake is van veel onrust. Als de ouders deelnemen aan de gezinsopname, bestaat de kans dat zij door het strafrechtelijk onderzoek worden onttrokken aan deze opname. Daarnaast ontbreekt het de ouders aan een intrinsieke motivatie om deel te nemen aan de gezinsopname. Daarom heeft de GI zich in de briefrapportage van 23 september 2024 op het standpunt gesteld dat gewacht kan worden met de gezinsopname. De GI heeft een goede samenwerking met de ouders. De ouders hebben begeleide omgangsmomenten met [minderjarige 2] en de GI ziet de ouders, mede tijdens de omgangsmomenten, twee tot drie keer in de week. De ouders reageren goed op [minderjarige 2]. Als de kinderrechter het verzoek toewijst, dan zal de GI zich alsnog inzetten voor een gezinsopname. Tot slot is er ook een machtiging tot uithuisplaatsing voor [minderjarige 1] nodig, zodat hij kan deelnemen aan de gezinsopname.
4.2.
Door en namens de ouders is ter zitting het volgende aangevoerd. De ouders stemmen in met het verzoek over de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2]. Daarnaast stemmen zij in met een gezinsopname en hierdoor ook met de verzochte machtiging tot uithuisplaatsing. De Raad heeft haar standpunt gewijzigd door voorlopig niet in te stemmen met een gezinsopname. De ouders begrijpen dit echter niet, omdat er geen nieuwe informatie bekend is waaruit zou blijken dat de ouders het letsel zouden hebben toegebracht bij [minderjarige 2]. In de tijd tussen de vorige mondelinge behandeling en de huidige mondelinge behandeling zijn er geen nieuwe onderzoeksresultaten bekend. Wel is duidelijk geworden dat [minderjarige 2] geen ander letsel zoals botbreuken had. Het blijft daarom onduidelijk of het letsel bij [minderjarige 2] is toegebracht door de ouders of door een medische oorzaak. De ouders willen graag dat de gezinsopname zo snel mogelijk start. De ouders werken mee aan het strafrechtelijk onderzoek en staan open voor de hulpverlening. Door deel te nemen aan de gezinsopname, kunnen zij de instanties laten zien dat zij het goed doen. Het uitstellen van de gezinsopname zal meer schade toebrengen dan veroorzaken, omdat het hechtingsproces erg belangrijk is gezien de jonge leeftijd van [minderjarige 2]. Als er niet wordt begonnen aan de hulpverlening is dit strijdig met het wettelijk doel van de ondertoezichtstelling. De ouders wijzen er op dat er de afgelopen periode geen hulpverlening is ingezet bij de ouders en [minderjarige 1] thuis en dat er geen nieuwe zorgen zijn bijgekomen. [minderjarige 1] gaat momenteel naar de plusklas en dit gaat goed. Eerder werd [minderjarige 1] gepest, maar dit is gestopt omdat de moeder in gesprek is gegaan met de andere moeder. De Raad geeft aan dat de ouders naar de school zijn gegaan en hierbij explosief hebben gereageerd. Dit is echter onjuist. Er is volgens de ouders geen reden om [minderjarige 1] onder toezicht te stellen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
5.2.
Ten aanzien van [minderjarige 2] wordt het volgende overwogen:
5.2.1. De ernstige zorgen over [minderjarige 2] zoals genoemd in de beschikking van 6 augustus 2024 zijn nog altijd aanwezig. [minderjarige 2] is opgenomen in het ziekenhuis omdat er ernstig hersenletsel bij haar is geconstateerd. De ouders worden tot op heden verdacht van kindermishandeling van [minderjarige 2]. Voorafgaand aan deze zitting zijn verschillende stukken aan het dossier toegevoegd die betrekking hebben op de medische situatie van [minderjarige 2] en de mogelijke oorzaken van haar hersenletsel. Deze stukken – en het weinige dat daarover ter zitting nog is gezegd – veranderen echter niets aan de conclusie die de kinderrechter in de beschikking van 6 augustus 2024 reeds heeft getrokken, te weten dat nog steeds niet met een voldoende hoge mate van waarschijnlijkheid is komen vast te staan dat het letsel van [minderjarige 2] NIET door kindermishandeling is veroorzaakt.
5.2.2.
Nu de mogelijkheid bestaat dat het letsel van [minderjarige 2] onder verantwoordelijkheid van de ouders is toegebracht, al dan niet accidenteel, moet een beslissing worden genomen wat dat betekent voor de toekomst van [minderjarige 2]. Als [minderjarige 2] nog (veel) langer in het pleeggezin verblijft heeft dat immers onvermijdelijk gevolgen voor de hechting van [minderjarige 2] aan haar ouders. Dit terwijl niet uit te sluiten is dat het voor [minderjarige 2] - ongeacht de onzekerheid over het ontstaan van haar hersenletsel - uiteindelijk de beste oplossing is om bij haar ouders op te groeien. Om te kunnen beoordelen of het mogelijk is dat [minderjarige 2] op termijn terug gaat naar haar ouders is meer duidelijkheid nodig over de manier waarop de ouders met [minderjarige 2] omgaan, over de manier waarop zij zelf hun emoties reguleren en over de vraag in hoeverre zij bereid en in staat zijn om te leren hoe het mogelijk beter kan. De beste manier om dat te onderzoeken op een zodanige manier dat de veiligheid van [minderjarige 2] gewaarborgd is, is een gezinsopname.
5.2.3.
De GI en de Raad hebben aangegeven dat een gezinsopname mogelijk beter uitgesteld kan worden om (samengevat) twee redenen:
1) In de eerste plaats geldt dat het strafrechtelijk onderzoek nog niet is afgerond, waardoor de mogelijkheid bestaat dat de ouders aan de gezinsopname worden onttrokken doordat zij in (voorlopige) hechtenis worden genomen.
Dienaangaande overweegt de kinderrechter dat naast het hersenletsel geen sprake is van ander letsel bij [minderjarige 2] en dat de ouders volop meewerken aan alles dat nodig is om duidelijkheid te krijgen over de oorzaak van het letsel. Een plotselinge aanhouding na (inmiddels) bijna drie maanden lijkt daarom niet waarschijnlijk. Een gezinsopname hoeft andere onderzoeksmethoden, zoals gesprekken van de ouders met de politie, niet in de weg te staan. De kinderrechter zal het Openbaar Ministerie in kennis stellen van deze beschikking en vragen om, als een aanhouding en voorlopige hechtenis op korte termijn wel voorzienbaar is, daarover per omgaande duidelijkheid te geven.
2) Vanuit de Richtlijn Kindermishandeling (2020) wordt aangegeven dat een herstelgerichte
behandeling (waaronder een gezinsopname zou vallen) meer kans van slagen heeft als
ouders achter de behandeling staan, problemen van het kind serieus nemen en erkennen
wat er is gebeurd.
Dienaangaande overweegt de kinderrechter dat het klopt dat ouders volharden in hun stelling dat het hersenletsel van [minderjarige 2] enkel een medische oorzaak heeft en dat zij mede daarom liever zouden zien dat [minderjarige 2] meteen naar huis komt. Dat betekent echter niet dat zij de ernst van de situatie niet onderkennen en evenmin dat zij niet open zouden staan voor de bevindingen uit een gezinsopname en de hulp die op grond daarvan mogelijk aan het gezin geboden kan worden.
5.2.4.
Dit alles overwegende is de kinderrechter van oordeel dat een spoedige gezinsopname in het belang van [minderjarige 2] is, aangezien daaruit duidelijk kan worden of en onder welke voorwaarden [minderjarige 2] op enig moment weer terug kan keren naar haar ouders. De kinderrechter zal daarom een trajectmachtiging verlenen, in die zin dat [minderjarige 2] tot aan de gezinsopname in het pleeggezin zal blijven, dat aansluitend voor de gezinsopname een machtiging voor een accommodatie zorgaanbieder gegeven wordt en dat op basis van de resultaten en de evaluatie van de gezinsopname dient te worden bepaald welke vervolgplek het meest in het belang van [minderjarige 2] is.
5.4.
Ten aanzien van [minderjarige 1] wordt het volgende overwogen:
5.4.1.
Ten aanzien van [minderjarige 1] geldt dat er zorgen zijn over zijn sociaal-emotionele ontwikkeling en de vraag of de ouders hem daarin in voldoende mate kunnen begeleiden, mede met het oog op hun eigen emoties. Er is echter nog geen hulpverlening bij de ouders thuis in gang gezet tijdens de afgelopen periode van de voorlopige ondertoezichtstelling. Het is daarom de vraag of deze zorgen een ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing rechtvaardigen. Vast staat echter dat [minderjarige 1] deel uitmaakt van het gezin, hij dus bij de gezinsopname betrokken dient te worden en dat waar het gaat om de emotieregulatie van ouders en hun opvoedvaardigheden, ook [minderjarige 1] van de gezinsopname zal kunnen profiteren. De GI heeft ter zitting aangegeven dat voor een spoedige opname van het hele gezin een ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 1] nodig is. De kinderrechter zal deze daarom als zijnde niet weersproken verlenen, met dien verstande dat voor de machtiging uithuisplaatsing geldt dat deze slechts voor de duur van de gezinsopname zal worden verleend. Ook voor [minderjarige 1] geldt dat uit de gezinsopname zal moeten blijken wat het vervolg moet zijn.
5.5.
Gelet op het vorenstaande en de jonge leeftijd van [minderjarige 2] en het belang van het hechtingsproces tussen [minderjarige 2] en de ouders is het van belang dat een gezinsopname niet langer wordt uitgesteld. Ter zitting is gebleken dat een gezinsopname op korte termijn mogelijk is bij GezinTotaal. Daarvoor zijn de volgende kinderbeschermingsmaatregelen noodzakelijk. De kinderrechter zal [minderjarige 2] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar, te weten tot 26 september 2025, opdat de GI ook na de gezinsopname haar ontwikkeling en mogelijk herstel langer kan volgen en indien nodig voor verdere hulpverlening of maatregelen kan zorgen. De kinderrechter ziet in de beperkte zorgen over [minderjarige 1] aanleiding om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] voor een kortere duur te verlenen dan is verzocht. De kinderrechter zal daarom [minderjarige 1] onder toezicht stellen voor de duur van zes maanden, te weten tot 26 maart 2025 en het overig verzochte pro forma aanhouden. Daarnaast zal de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] verlenen voor de duur van de gezinsopname, met ingang van 26 september 2024. Tot slot zal de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] verlenen in een pleeggezin, gevolgd door de gezinsopname en wat er uit het advies van de GI volgt, met ingang van 26 september 2024 voor de duur van een half jaar, tot 26 maart 2025.
5.6.
De Raad wordt verzocht de kinderrechter uiterlijk twee weken voor de pro forma-datum schriftelijk te rapporteren over de actuele stand van zaken en het al dan niet handhaven van het verzoek, met afschrift aan de GI, de ouders en hun advocaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 1] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 26 september 2024 tot 26 maart 2025;
6.2.
stelt [minderjarige 2] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 26 september 2024 tot 26 september 2025;
6.3.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] voor de duur van de gezinsopname in een accommodatie jeugdzorgaanbieder, met ingang van 26 september 2024 tot uiterlijk 26 maart 2025;
6.4.
verleent een trajectmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] in het pleeggezin, gevolgd door de gezinsopname in een accommodatie jeugdzorgaanbieder en daarna wat uit het advies van de gezinsopname volgt, ingang van 26 september 2024 tot 26 maart 2025;
6.5.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen:
6.6.
bepaalt dat de behandeling van de zaak voor het overige wordt aangehouden tot
1 februari 2025 pro forma;
6.7.
bepaalt dat de Raad, de GI, de ouders en hun advocaat op de genoemde pro formadatum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
6.8.
verzoekt de Raad uiterlijk op de genoemde datum de rechtbank de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2024 door mr. A.M.I. van der Does, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 3 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.