Beoordeling door de voorzieningenrechter
3. Verzoekster woont met haar ouders en jongere broer in Rotterdam. Zij heeft in april 2023 als ongehuwd moeder een kind gekregen. Volgens verzoekster wordt dit niet geaccepteerd door haar vader en wordt zij door hem mentaal, psychisch en geestelijk bedreigd. Verzoekster heeft daarom op 12 september 2023 bij het college een urgentieverklaring aangevraagd op de urgentiegrond ‘bedreiging en geweld’.
Waar gaat het in deze zaak om?
4. Het college heeft de aanvraag afgewezen omdat verzoekster niet aan de voorwaarden voldoet. Zij beschikt namelijk niet over een zelfstandige woonruimte en daarnaast is de politie niet op de hoogte van verzoeksters situatie. Volgens het college is een advies van de politie nodig om een objectief oordeel te kunnen vormen over de ernst van de situatie en de noodzaak om te verhuizen. Het college ziet ook geen aanleiding voor het toepassen van de hardheidsclausule.
Verzoekster is het er niet mee eens dat zij geen urgentieverklaring krijgt. Zij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat er aan haar een urgentieverklaring wordt toegekend.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Wanneer komt iemand in aanmerking voor een urgentieverklaring?
6. Er is in de regio Rotterdam schaarste aan sociale huurwoningen en er zijn veel mensen die met spoed op zoek zijn naar een (andere) woning. Die mensen kunnen onder bepaalde voorwaarden in aanmerking komen voor een urgentieverklaring.
Met een urgentieverklaring heeft iemand voorrang boven andere woningzoekenden.
Dat betekent dat iemand met een urgentieverklaring meer kans maakt op een bepaald type woning dan andere woningzoekenden, mits de woning aan de voorwaarden van urgentie voldoet. Omdat woningen schaars zijn, zijn de voorwaarden voor urgentieverklaring streng: als een woningzoekende voorrang krijgt, betekent dat immers dat anderen langer moeten wachten. De voorwaarden voor het verkrijgen van een urgentieverklaring in de regio Rotterdam staan in de Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020 (Verordening).
Voldoet verzoekster aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring op grond van bedreiging en geweld?
7. Om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring op de grond bedreiging en geweld, moet verzoekster een zelfstandige woonruimte achterlaten.Verzoekster woont op dit moment met haar ouders en jongere broer in een woning. Als er aan haar een urgentieverklaring wordt verstrekt dan is het de bedoeling dat alleen verzoekster verhuist naar een andere woning. Dit betekent dat zij geen zelfstandige woonruimte achterlaat; de rest van de familie blijft immers in de oude woning wonen.
Daarnaast moet verzoekster met een schriftelijke verklaring van de politie aannemelijk maken dat zij vanwege veiligheidsredenen niet meer bij haar ouders kan blijven wonen.
Er is in deze zaak geen schriftelijke verklaring van de politie. Verzoekster voldoet daarom niet aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring op de grond bedreiging en geweld.
Komt verzoekster in aanmerking voor een urgentieverklaring op grond van de hardheidsclausule?
8. Als verzoekster niet voldoet aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring, dan kan SUWR toch nog een urgentieverklaring toekennen op grond van de hardheidsclausule. De weigering van de urgentieverklaring moet dan leiden tot een schrijnende situatie en er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden die niet waren voorzien bij het vaststellen van de Verordening.
9. Verzoekster voert aan dat er sprake is van een schrijnende situatie en bijzondere omstandigheden.
Op 25 juli 2024 heeft er een incident plaatsgevonden met fysiek geweld tussen verzoekster en haar moeder. Verzoeksters jongere broer heeft de politie gebeld en die heeft Veilig Thuis ingeschakeld. Volgens verzoekster wilde zij aangifte doen, maar heeft de politie gezegd dat Veilig Thuis de zaak verder zou oppakken. Veilig Thuis heeft vervolgens geregeld dat verzoekster en haar kind op 26 juli 2024 werden opgevangen in het Respijthuis.
Verzoekster heeft een rapportage overgelegd van Veilig Thuis van 22 augustus 2024.
10. De voorzieningenrechter overweegt dat dit incident heeft plaatsgevonden na het nemen van het bestreden besluit. SUWR heeft deze informatie dus niet mee kunnen nemen in de besluitvorming. Verzoekster is tijdens de zitting daarom aangeraden om een nieuwe aanvraag te doen.
11. Verzoekster stelt dat zij heeft geprobeerd om aangifte te doen bij de politie na het incident van 25 juli 2024, maar dat de politie haar heeft verwezen naar Veilig Thuis.
De voorzieningenrechter vindt die verklaring niet aannemelijk. Ten eerste is de politie verplicht om een aangifte op te nemen als verzoekster daarom vraagt. En ten tweede blijkt uit de rapportage van Veilig Thuis dat de politie na het incident contact heeft gezocht met verzoekster, maar dat zij geen aangifte wilde doen omdat ze bang was dat haar ouders haar op straat zouden zetten.
12. Uit het dossier komt verder naar voren dat verzoekster voorafgaand aan de plaatsing in het Respijthuis heeft verklaard dat zij gevlucht is uit Syrië en dat zij moeite heeft met (grote) groepen. Aan verzoekster is uitgelegd hoe de kamers in het Respijthuis zijn ingedeeld en verzoekster is toen akkoord gegaan met plaatsing in het Respijthuis.
Nadat verzoekster rond 23:30 uur was aangekomen in het Respijthuis, heeft zij nog WhatsApp-contact gehad met iemand van Veilig Thuis. De persoon van Veilig Thuis heeft haar gevraagd om in ieder geval te proberen tot maandag (29 juli 2024) in het Respijthuis te blijven. Verder is tegen verzoekster gezegd dat zij daar veilig is en dat er een beveiliger is. Verzoekster heeft ook te horen gekregen dat er de volgende dag (zaterdag 27 juli 2024) medewerkers aanwezig zouden zijn die met haar konden praten en haar angst een beetje weg konden nemen. Verzoekster is uiteindelijk maar één nacht in het Respijthuis gebleven en is op zaterdag vertrokken naar een vriendin in Den Haag. Verzoekster heeft tegen Veilig Thuis gezegd dat zij weg is gegaan omdat zij zich niet veilig voelde en de kamer vies vond. Verzoekster voert aan dat zij traumatische ervaringen heeft meegemaakt in Syrië, waarbij ze door mannen (seksueel) is lastiggevallen. Ze voelde zich daarom niet veilig in het Respijthuis. De voorzieningenrechter is echter niet gebleken dat zij met medewerkers van Veilig Thuis of het Respijthuis heeft gesproken over haar gevoelens van onveiligheid en om samen met hen te kijken naar een oplossing.
13. Tijdens de zitting heeft verzoekster verklaard op dit moment weer bij haar ouders te verblijven en dat zij geen contact meer heeft met Veilig Thuis of andere instanties. Volgens verzoekster hebben al deze instanties aangegeven dat ze haar alleen maar kunnen helpen als zij een eigen woning heeft. De voorzieningenrechter plaatst daar vraagtekens bij, omdat Veilig Thuis juist een opvangplek voor verzoekster en haar kind heeft geregeld direct na het incident van 25 juli 2024.
14. De voorzieningenrechter zal, alles afwegende, een belangenafweging maken. Op dit moment lijkt er geen sprake te zijn van een onhoudbare situatie thuis. Verzoekster verblijft weer bij haar ouders en heeft geen contact meer met instanties die haar kunnen helpen bij het vinden van een veilige opvangplek. Zij heeft juist de door Veilig Thuis geregelde opvangplek vrijwillig verlaten. Verder hebben zich na 25 juli 2024 geen nieuwe incidenten voorgedaan, althans geen incidenten waarbij de politie, Veilig Thuis en/of een andere instantie is betrokken. Daarnaast is van belang dat verzoekster met een urgentieverklaring ook niet op heel korte termijn een woning zal hebben gevonden. De mogelijkheid om op korte termijn een veilige woonplek te vinden, is via hulpverlenende instanties dan ook veel groter dan via de weg van een urgentieverklaring.
Dit alles maakt dat de voorzieningenrechter haar belangenafweging op dit moment in het voordeel van SUWR laat uitvallen en geen aanleiding ziet om op dit moment een voorlopige voorziening te treffen, omdat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de beslissing in de beroepsprocedure niet kan afwachten.