ECLI:NL:RBROT:2023:9983

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
71-155776-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door invoer van heroïne in Nederland

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 24 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1980, die op 26 juni 2023 betrokken was bij de invoer van heroïne in Nederland. De verdachte was op dat moment preventief gedetineerd en had een advocaat, mr. M. van Stratum. De tenlastelegging betrof het opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 onder A van de Opiumwet. De rechtbank oordeelde dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was voor het opzet van de verdachte op de invoer van een hoeveelheid heroïne, die in een container was verborgen. De verdachte had de container opgehaald in de Antwerpse haven, waar eerder een partij van 583,82 kilo heroïne was aangetroffen en in beslag genomen. De rechtbank hield rekening met de grotere hoeveelheid drugs die in de container aanwezig was, maar verklaarde alleen de invoer van een kleine hoeveelheid (het teruggeplaatste monster) bewezen.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de (verlengde) invoer van heroïne, wat leidt tot ernstige maatschappelijke problemen en gezondheidsrisico's voor gebruikers. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, maar de rechtbank vond de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan voldoende reden om een gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank besloot dat de verdachte zich moest houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder het melden bij de reclassering en het vinden van betaald werk.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 71-155776-23
Datum uitspraak: 24 oktober 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1980,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de Penitentiaire Inrichting [PI01] , locatie [locatie01] ,
raadsman mr. M. van Stratum, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 oktober 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. Goedegebuure heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat hij (kort gezegd) zich zal melden bij de reclassering, zich zal inspannen voor het vinden van betaald werk, het op orde hebben van zijn financiën en indien nodig zal meewerken aan eventuele andere interventies die nodig zijn om de sociaal-maatschappelijke situatie van de veroordeelde te verbeteren, zoals hulp bij het vinden van woonruimte en hulp bij (het terugbrengen van) zijn alcoholgebruik.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken. De verdachte was slechts de chauffeur van het transport en hij had geen (voorwaardelijke) opzet op het (in vereniging) naar Nederland vervoeren van heroïne. Subsidiair dient partiële vrijspraak te volgen, omdat de verdachte niet alle containers waarin heroïne is aangetroffen heeft vervoerd. Hij kan daarom slechts verantwoordelijk worden gehouden voor het vervoeren van een kleinere hoeveelheid heroïne.
4.1.2.
Feitelijke vaststellingen
Op 22 juni 2023 is bij controle van vier containers in de Antwerpse haven door de Belgische autoriteiten een partij verdovende middelen aangetroffen en in beslag genomen. De verdovende middelen zaten verborgen in houten pallets met als deklading stenen vloer- dan wel wandtegels. In de containers met nummers [containernummer01] , [containernummer02] , [containernummer03] en [containernummer04] bevond zich in totaal ± 583,82 kilo heroïne. In de container met nummer [containernummer01] is 136,16 kilo heroïne aangetroffen. De Belgische autoriteiten hebben de heroïne uit de containers verwijderd en in beslag genomen. Hierna is een kleine hoeveelheid in de containers teruggeplaatst ter gecontroleerde aflevering. Monsters, die zijn genomen van de pakketten uit de containers, zijn positief getest op de aanwezigheid van heroïne. Op 22 juni 2023 kreeg het onderzoeksteam in Nederland eveneens informatie dat bij het havenbedrijf Antwerpen een vooraankondiging had plaatsgevonden voor het afhalen van twee van de vier voornoemde containers (nummers [containernummer02] en [containernummer01] ). De vrachtauto waarvoor de vooraanmelding werd gedaan, stond op naam van een Nederlandse B.V. De container met nummer [containernummer01] is op 26 juni 2023 in de Antwerpse haven opgehaald door een vrachtwagen met het kenteken [kenteken01] , met oplegger [kenteken02] , en is nadat deze was binnengekomen in Nederland, onder observatie gehouden. De chauffeur parkeerde de vrachtwagen tijdens deze observatie op een afgesloten truckparking aan de Mosterweg te Spijkenisse en stapte in een Audi RS6 met kenteken [kenteken03] . Op de Koddeweg te Hoogvliet stapte de chauffeur van de vrachtwagen in een Opel Zafira met kenteken [kenteken04] . Deze chauffeur is op 26 juni 2023 te 22.12 uur, op de Krabbendijkstraat ter hoogte van perceel 30, aangehouden en bleek de verdachte te zijn. Dat de verdachte degene was die op 26 juni 2023 de container met nummer [containernummer01] heeft opgehaald in Antwerpen en deze, met daarin tussen de lading nog enige hoeveelheid heroïne, naar Nederland heeft vervoerd, staat niet ter discussie. Gelet op de betrokkenheid van de verdachte bij het transport van deze container, staat vast dat hij – in ieder geval feitelijk – een hoeveelheid heroïne in Nederland heeft ingevoerd.
4.1.3.
Beoordeling
Voor strafbare betrokkenheid bij de (verlengde) invoer van heroïne en een veroordeling op grond van artikel 10, vijfde lid, van de Opiumwet, is vereist dat de verdachte opzet heeft gehad, al dan niet in voorwaardelijke zin, om de heroïne in Nederland in te voeren.
Telefoongegevens
De verdachte heeft op zitting erkend dat de Samsung Galaxy A03 telefoon (met telefoonnummer [gsm-nummer01] ) die tijdens zijn aanhouding onder hem in beslag is genomen, van hem is. Uit de berichten in de telefoon blijkt dat de verdachte contact heeft gehad met een contact genaamd ‘trans’ (telefoonnummer [gsm-nummer02] ).
Dit contact stuurde onder meer:
‘Misschien straks ritje antwerpen (…).
Iemand brengt zo diesel geld
Koddeweg
Hoogvliet (…)
Zet je locatie aan (…)
Zet beide telefoons je locatie aaan
Blijf alsjeblieft bereikbaar (…).
[code01] (…)
Pin: [pinnummer01] (…)’.
De verdachte reageerde hierop bevestigend.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat de Apple Phone 7 die ook onder hem in beslag is genomen, voorafgaande aan zijn rit naar Antwerpen op 26 juni 2023, naar hem toe is gebracht zodat hij bereikbaar kon zijn in België. De persoon die hem de telefoon bracht, zou hem ook geld hebben gebracht om te tanken. De verdachte heeft de telefoon gebruikt en deze telefoon bevatte slechts één contact, genaamd ‘ [naam contact01] ’ (telefoonnummer [gsm-nummer03] ).
Dit contact stuurde onder meer:
26-6-2023 14.44 uur Broer rij aub antwerpen (…)
26-6-2023 15.16 uur Zet beide telefoon locatie aan ja (…)
26-6-2023 17.43 uur Straks foto zegel en cntr (…).
Hierna stuurt de verdachte om 17.50 uur een foto van het douanezegel en om 17.51 uur een foto van container [containernummer01] naar [naam contact01] .
Dit contact stuurde vervolgens onder meer:
26-6-2023 19.02 uur Truck parking
Mosterweg, 3202LJ Spijkenisse
26-6-2023 19.03 uur Iemand gaat voor jou open doen
Hij mag niet weten dat dir grote werk is (…)
26-6-2023 19.30 uur Audi rs6
Rij gelijk achter hem aan naar binnen (…).
De verdachte heeft op zitting geen toereikende verklaring kunnen geven voor deze berichten en onvoldoende kunnen toelichten wat ‘het grote werk’ betrof en waarom de bestuurder van de Audi hier niet van mocht weten. Ook heeft hij onvoldoende verklaard waarom hij op een parkeerplaats geld voor benzine ontving en een telefoon, terwijl dit een ogenschijnlijk ongebruikelijke gang van zaken lijkt in het normale beroepsvervoer. Dit contact met deze inhoud en met personen waarvan geen naam genoteerd, lijkt niet te passen bij reguliere vervoerscontacten/-werkzaamheden. Ditzelfde geldt voor het versturen van foto’s van een container en een douanezegel.
Onderzoek vrachtwagen, papieren en verdachte
Uit de resultaten van onderzoek naar de tachograaf van de vrachtwagen waarmee de verdachte het transport heeft uitgevoerd blijkt dat met de vrachtwagen veel relatief korte ritten zijn uitgevoerd. Ook is gebleken dat met de vrachtwagen vele keren is gereden zonder dat gebruik werd gemaakt van een bestuurderskaart. Dit was ook het geval toen de verdachte werd aangehouden. Dit is ongebruikelijk in het reguliere transport en wordt in de bestuursrechtelijke handhaving van het Arbeidstijdenbesluit vervoer (Wegvervoer) beschouwd als fraudemisdrijf en is in strijd met bepalingen uit het ATBV (arbeidstijdenbesluit vervoer). Verder is gebleken dat tijdens de rit van 26 juni 2023 van de verdachte geen gewaarmerkte communautaire vergunning in de vrachtwagen aanwezig was en ook geen CMR vrachtbrief van de vervoerde goederen. Het niet aanwezig hebben van deze documenten is niet gebruikelijk in het reguliere beroepsvervoer. Het wordt in de bestuursrechtelijke handhaving beboet omdat het in strijd met bepalingen uit de Wet wegvervoer goederen (WWG). Daarnaast is uit onderzoek in Suwinet gebleken dat de verdachte niet in dienstbetrekking is of ooit was geweest bij de firma op naam waarvan de vrachtwagen geresisteerd stond ( [bedrijf01] BV) of dat hij op dat moment bij enige andere firma een dienstverband had. Het rijden als chauffeur in het beroepsvervoer, over de weg, zonder een verklaring van dienstbetrekking, is niet gebruikelijk in het reguliere beroepsvervoer en wordt in de bestuursrechtelijke handhaving beboet omdat het in strijd is met bepalingen uit de WWG.
Pincode en vervoersopdracht
De verdachte heeft bij het ophalen van de container een valse pincode gebruikt. De door de verdachte gebruikte pincode was afgegeven aan transportbedrijf [bedrijf02] te [plaats01] , zonder medeweten van dit bedrijf. Het bedrijf dat door [bedrijf03] was benaderd het transport van de containers te doen, bleek er niet van op de hoogte te zijn dat de container al was opgehaald.
Truckparking
Uit de observatie en camerabeelden van de parkeerplaats blijkt dat de verdachte de container niet naar de bestemming brengt, maar naar een truckparking. Hij rijdt met zijn vrachtwagen direct achter een Audi aan de parkeerplaats op, zodat zijn vrachtwagen niet kenbaar is geregistreerd in het systeem.
Tapgesprekken
Uit de tapgesprekken blijkt dat de verdachte herhaaldelijk benadrukt dat hij niet over het transport heeft gepraat met de politie.
Conclusie opzet
Uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van heroïne in de door hem vervoerde container. Veel van de omstandigheden waaronder de verdachte de container heeft vervoerd wijken af van wat gebruikelijk is in het reguliere beroepsvervoer en/of zijn niet toegestaan. De handelswijze van de verdachte en zijn communicatie daarover duiden erop dat hij zijn sporen heeft willen wissen.
Hoeveelheid ingevoerde heroïne
In de containers met nummers [containernummer01] , [containernummer02] , [containernummer03] en [containernummer04] bevond zich in totaal 583,82 kilo heroïne. In de door de verdachte vervoerde container met nummer [containernummer01] bevond zich oorspronkelijk 136,16 kilo heroïne. Het grootste deel van de heroïne is na de controle in de haven in Antwerpen uit de container gehaald. Daardoor kan niet de invoer van de volledige 583,82 dan wel 136,16 kilo heroïne bewezen worden verklaard, maar enkel de invoer van een kleine hoeveelheid (het teruggeplaatste monster) die is teruggeplaatst. Uit de tekst van artikel 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet in verbinding met artikel 1 lid 4 van de Opiumwet volgt dat het verrichten van handelingen die zijn gericht op het verdere vervoer van verdovende middelen na het passeren van de landsgrenzen in de vorm van verlengde invoer strafbaar is. Gelet op het bovenstaande is het door de verdachte verrichte vervoer te kwalificeren als ‘verlengde invoer’ van de verdovende middelen.
4.1.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op 26 juni 2023 te Antwerpen, althans België en te Rotterdam,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
- opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (al dan
niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 Opiumwet) en- opzettelijk heeft vervoerd,
een hoeveelheid heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan de (verlengde) invoer van heroïne in een container met tegels, die hij heeft vervoerd van België naar Nederland. In Antwerpen is in deze container 136,16 kilo heroïne aangetroffen en in beslag genomen. De verdachte heeft deze container - met daarin een kleine hoeveelheid teruggeplaatste heroïne – vervolgens naar Nederland meegenomen.
De handel in harddrugs leidt tot veel problemen in de maatschappij. Dit gaat vaak gepaard met diverse vormen van zware en georganiseerde criminaliteit. Ook zijn de gezondheidsrisico’s voor gebruikers van heroïne groot.
Hoewel slechts de invoer van ‘een hoeveelheid’ heroïne (het teruggeplaatste monster) wettig en overtuigend bewezen is verklaard, zal bij de strafoplegging rekening worden gehouden met het gegeven dat de verdachte ervan uit ging dat een grotere hoeveelheid drugs werd binnengehaald.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
8 september 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
23 augustus 2023. Hieruit blijkt dat de verdachte als gevolg van lichamelijke en emotionele schade door een auto-ongeluk in 2020 enige tijd niet heeft kunnen werken, hij betalingsachterstanden heeft, dat hij een zoon heeft die op Aruba woont, dat hij door zijn voorarrest zijn woning is kwijtgeraakt en dat hij dagelijks joints rookt en alcohol gebruikt. Het risico op recidive kan door de reclassering niet worden ingeschat. Bij een veroordeling adviseert de reclassering om een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Mede gelet daarop valt de op te leggen straf lager uit dan de eis van de officier van justitie.
De verdediging heeft bepleit dat in geval van een veroordeling, matigende factoren, zoals de kwetsbaarheid van de verdachte, zouden moeten zorgen voor een aanzienlijke verlaging van de straf.
De rechtbank volgt de verdediging hierin niet. Zoals hiervoor overwogen, had verdachte opzet op het vervoeren van de heroïne. Niet is gebleken van een situatie waarin misbruik van hem gemaakt is. In de straf houdt de rechtbank rekening met de hoeveelheid heroïne die oorspronkelijk is aangetroffen in de container die door de verdachte vervoerd is.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank wel een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.In beslag genomen voorwerpen

De officier van justitie heeft toegezegd zorg te dragen voor de teruggave van de in beslag genomen telefoon aan de verdachte. De rechtbank neemt daarover daarom geen beslissing.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 14a, 14b, 14c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot tien (
10) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk (dagbesteding);
de veroordeelde zal zich inspannen tot het op orde hebben van zijn financiën, zoals het afbetalen van openstaande boetes en betalingsachterstanden, zo nodig met hulp van een daartoe aangewezen instelling. Dit ter beoordeling van de reclassering. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen van die instelling (in verband met de bankblokkade). Indien tijdens het toezicht blijkt dat andere interventies nodig zijn om de sociaal-maatschappelijke situatie van de veroordeelde te verbeteren, is hij verplicht om hieraan zijn medewerking te verlenen, bijvoorbeeld door mee te werken aan hulp bij praktische zaken zoals het vinden van woonruimte en hulp bij (het terugbrengen van) zijn alcoholgebruik.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. L. Stevens voorzitter,
en mr. M.J.M. van Beckhoven en mr. E.M. Havik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. van Driel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 26 juni 2023 te Antwerpen, althans België en/ of te Rotterdam,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (al dan
niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 Opiumwet) en/ of
- opzettelijk heeft/hebben verwerkt en/ of afgeleverd en/ of verstrekt en/ of
vervoerd,
een hoeveelheid van ongeveer 583,82 kilogram heroïne, in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht)