ECLI:NL:RBROT:2023:9952

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
83/224921-11 en 83/224916-11
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vervolging van verdachte rechtspersoon wegens verjaring en prioriteit van andere zaken

Op 12 september 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte rechtspersoon, waarbij de officier van justitie niet-ontvankelijk is verklaard in de vervolging. De zaak betreft feiten uit 2011, waarbij de verdachte rechtspersoon inmiddels niet meer bestaat. De rechtbank heeft geconstateerd dat de behandeling van de zaak lange tijd is geschorst en dat het Openbaar Ministerie prioriteit moet geven aan andere zaken, gezien de zittingscapaciteit. De officier van justitie heeft in de oproep voor de zitting op 12 september 2023 aangegeven de niet-ontvankelijkheid te vorderen, wat de rechtbank heeft gehonoreerd. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging, wat betekent dat de zaak niet verder zal worden behandeld. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op de datum van uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummers: 83/224921-11 en 83/224916-11
Datum uitspraak: 12 september 2023
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige economische kamer, in de gevoegde zaken tegen de verdachte rechtspersoon:
[verdachte rechtspersoon01],
gevestigd aan [adres01].

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 22 januari 2013 en 12 september 2023.
De zaak is op 22 januari 2013 behandeld door de economische politierechter, die de behandeling van de zaak voor onbepaalde tijd heeft geschorst en de zaak heeft verwezen naar de meervoudige economische kamer. Voorts heeft de politierechter de stukken in handen gesteld van de officier van justitie teneinde nader onderzoek te (laten) verrichten. Nadien is de zaak niet meer op zitting gepland. Het Openbaar Ministerie heeft de strafzaak eerst op 12 september 2023 opnieuw ter zitting aangebracht. In de oproep voor die zitting heeft de officier van justitie medegedeeld de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie te zullen vorderen.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Ontvankelijkheid officier van justitie

3.1.
Standpunt officier van justitie
De zaken zien op feiten uit 2011 en de verdachte rechtspersoon bestaat niet meer. Gezien de zittingscapaciteit moet het Openbaar Ministerie prioriteit geven aan andere zaken. Gelet daarop verzoekt het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vervolging.
3.2.
Beoordeling
De rechtbank zal de officier van justitie, gelet op zijn vordering en toelichting daarop, niet-ontvankelijk in de vervolging verklaren.
3.3.
Conclusie
De officier van justitie is niet-ontvankelijk.

4.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

5.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Amperse, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Zaanen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Parketnummer 83/224921-11
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Zij in of omstreeks de periode van 21 januari 2011 tot en met 12 februari 2011 te Rotterdam, althans in Nederland, in elk geval binnen het grondgebied van de Europese Gemeenschap
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
(een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35 sub f van de Verordening (EEG) nr 1013/2006 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap,
immers was zij doende een container waarvan de inhoud onder andere bestond uit rollen kunststoffolie, in elk geval een afvalstof(fen) (code B 3010) als bedoeld in Bijlage III van deze verordening,
over te brengen van het Duitsland naar China via Nederland,
terwijl die overbrenging geschiedde in strijd met artikel 36 onder f van die verordening, althans in strijd met de communautaire en/of internationale regelgeving;
Parketnummer 83/224921-11
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Zij in of omstreeks de periode van 19 januari 2011 tot en met 21 februari 2011 te Rotterdam, althans in Nederland, in elk geval binnen het grondgebied van de Europese Gemeenschap
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
(een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35 sub f van de Verordening (EEG) nr 1013/2006 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap,
immers was zij doende een container waarvan de inhoud onder andere bestond uit rollen kunststoffolie, in elk geval een afvalstof(fen) (code GH 013) als bedoeld in Bijlage III van deze verordening,
over te brengen van het Duitsland naar China via Nederland,
terwijl die overbrenging geschiedde in strijd met artikel 36 onder f van die verordening, althans in strijd met de communautaire en/of internationale regelgeving.