ECLI:NL:RBROT:2023:9951

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
10/135272-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot zware mishandeling; veroordeling voor mishandeling en bedreiging met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 september 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot moord, poging doodslag, poging zware mishandeling, mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot moord en poging doodslag, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank oordeelde dat er geen begin van uitvoering was voor de poging zware mishandeling, en sprak de verdachte ook daarvan vrij. Echter, de rechtbank achtte de mishandeling en bedreiging wel bewezen. De verdachte had op 30 mei 2023 de aangeefster mishandeld door haar in het gezicht te slaan en haar met zijn knieën in de buik te duwen. Daarnaast had hij haar bedreigd met de woorden dat hij de baby uit haar buik zou snijden en dat hij op zoek was naar zijn mes. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 75 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en stelde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met de aangeefster. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een ernstige inbreuk had gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangeefster, die op dat moment zwanger was, en dat dit soort feiten ernstige gevolgen heeft voor slachtoffers. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/135272-23
Datum uitspraak: 26 september 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
raadsman mr. G.R. Stolk, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 september 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. N. Linnenbank, heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 impliciet primair (poging moord) en subsidiair (poging doodslag) ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 impliciet meer subsidiair ten laste gelegde (poging zware mishandeling) en het onder 2 (mishandeling) en 3 ten laste gelegde (bedreiging);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 55 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met als toevoeging dat een uitzondering kan worden gemaakt op het contactverbod met aangeefster wanneer daarvoor expliciet toestemming is verleend door Veilig Thuis. Daarnaast een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis;
  • de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

4.Waardering van het bewijs

Feit 1

4.1.
Vrijspraak poging moord en poging doodslag (impliciet primair en subsidiair ten laste gelegde)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 impliciet primair en subsidiair ten laste gelegde poging tot moord en poging doodslag niet wettig en overtuigend zijn bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak poging zware mishandeling (impliciet meer subsidiair ten laste gelegde)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Er is voldoende bewijs voor een bewezenverklaring van een poging tot zware mishandeling. De verdachte is naar het huis van aangeefster gegaan met een mes en heeft daar uren in het portiek gewacht. Terwijl hij daar wachtte heeft hij berichten verstuurd aan zijn nicht waaruit blijkt dat hij aangeefster wilde steken. Toen aangeefster thuis kwam heeft de verdachte haar meerdere keren met kracht tegen haar hoofd en gezicht geslagen. Uit het handelen van de verdachte volgt dat hij naar aangeefster toe is gegaan met de bedoeling om haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
4.2.2.
Beoordeling
Op basis van het dossier staat vast dat de verdachte op 30 mei 2023 met een mes naar de woning van aangeefster is gegaan. De verdachte heeft uren in het portiek gewacht totdat aangeefster thuiskwam. Terwijl hij wachtte heeft hij via whatsapp een gesprek met zijn nicht gevoerd. Nadat aangeefster thuiskwam is een worsteling ontstaan tussen de verdachte en aangeefster. Daarbij zijn zij op de grond terecht gekomen en heeft aangeefster verwondingen in haar gezicht opgelopen. Aangeefster heeft tijdens het incident geen mes gezien. De volgende dag heeft zij het mes van de verdachte in de slaapkamer van haar zoontje aangetroffen.
De verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster wilde spreken. Aangeefster negeerde hem en daarom wilde de verdachte haar vader spreken, zodat haar vader aangeefster kon bewegen met de verdachte te spreken. De verdachte had aan zijn nicht gevraagd om het nummer van de vader van aangeefster, maar dat gaf zij niet.
De verklaring van de verdachte wordt ondersteund door het whatsapp gesprek tussen de verdachte en zijn nicht. Daarin geeft hij herhaaldelijk aan dat zijn nicht aan de ouders van aangeefster moet doorgeven dat aangeefster in gevaar is. Ook geeft hij daarin aan dat als de ouders van aangeefster niet met hun dochter praten, hij dan hun dochter dood zal maken. De verdachte heeft verklaard dat hij deze uitspraken deed om zijn nicht onder druk te zetten en om serieus genomen te worden, maar niet omdat hij daadwerkelijk van plan was aangeefster iets aan te doen.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank niet de overtuiging bekomen dat de verdachte aangeefster daadwerkelijk wilde gaan steken. De rechtbank kan niet vaststellen wat de verdachte van plan was om te doen met het mes, te meer nu hij dat mes niet heeft gebruikt tijdens de confrontatie met aangeefster. Derhalve is geen sprake van een begin van uitvoering van het feit en van het voornemen om aangeefster zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De overige uitvoeringshandelingen die ten laste zijn gelegd zijn niet geschikt om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
4.2.3.
Conclusie
De poging tot zware mishandeling is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal ook hiervan worden vrijgesproken.
Feiten 2 en 3
4.3.
Bewijswaardering
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de mishandeling niet kan worden bewezen omdat de verklaring van aangeefster niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen en de verdachte geen opzet had op de mishandeling. De verdachte moet ook van de ten laste gelegde bedreiging worden vrijgesproken, omdat er geen steunbewijs is voor de verklaring van aangeefster.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte ten aanzien van de mishandeling wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige01] . Zij heeft gezien dat aangeefster met een man stond te vechten en met geweld haar woning naar binnen is geduwd. Bovendien past het letsel dat is geconstateerd bij aangeefster bij haar verklaring dat de verdachte haar de woning in heeft geduwd, haar in haar gezicht heeft geslagen en met zijn knieën in haar buik heeft geduwd. De aangifte wordt tenslotte ondersteund door de verklaring van de nicht van de verdachte, inhoudende dat de verdachte na het incident tegen haar had verteld dat hij aangeefster had geslagen.
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat de verdachte aangeefster in het gezicht heeft geslagen, zijn knieën op haar buik heeft geplaatst en geduwd, op haar rug is gesprongen en haar de woning in heeft geduwd. De bewezenverklaarde handelingen van de verdachte moeten naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer op een bepaald gevolg te zijn gericht, te weten het toebrengen van pijn of letsel, dat de rechtbank het opzet op de mishandeling bewezen acht.
Daarnaast heeft de aangeefster aangifte gedaan van bedreiging. De verdachte zou onder andere hebben geroepen dat hij de baby uit de buik van aangeefster zou gaan snijden en dat hij op zoek was naar zijn mes, waarbij de verdachte met zijn hand in zijn zakken greep.
De rechtbank ziet voldoende steunbewijs in het dossier voor de ten laste gelegde bedreiging. De verdachte is – hoewel hij dit mes tijdens de confrontatie met aangeefster niet heeft getoond – daadwerkelijk naar aangeefster toe gegaan met een mes op zak. Bovendien heeft de verdachte kort voor het incident berichten naar zijn nicht gestuurd met dezelfde dreigende bewoordingen.
Gelet op de situatie waarin de verdachte en aangeefster zich bevonden kon bij aangeefster de redelijke vrees ontstaan dat deze bedreiging zou worden waargemaakt.
De verweren van de verdediging worden dan ook verworpen.
4.3.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2
hij op 30 mei 2023 te Rotterdam
[slachtoffer01] heeft mishandeld door
- haar (meermalen) in het gezicht te slaan en
- ( met) zijn knieën op/in haar buik te plaatsen en te duwen en
- op haar rug te springen en haar de woning in te duwen, waardoor zij op de
grond viel;
3
hij op 30 mei 2023 te Rotterdam
[slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer01] dreigend de woorden toe te voegen:
* “Ik snijd de baby uit je buik” en
* “Ik zoek mijn mes. Waar is mijn mes?” (terwijl hij met zijn hand in zijn
broekzak(ken) greep) en* “Vandaag ga je dood. Je maakt mijn leven kapot” en
* “Ik ga je vermoorden, je gaat dood”,
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 2:
Mishandeling
Feit 3:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging van aangeefster. Aangeefster was op het moment van het ten laste gelegde ongeveer 16 weken zwanger. De verdachte heeft niet alleen een bedreiging geuit naar aangeefster, maar ook naar haar ongeboren baby. De verdachte was vastberaden het gesprek met aangeefster aan te gaan en heeft besloten een mes mee te nemen naar de woning van aangeefster. Hoewel hij dit mes tijdens de confrontatie met aangeefster niet heeft getoond, heeft zij dit mes nadien wel in de slaapkamer van haar zoon gevonden. Met zijn handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de onaantastbaarheid van het lichaam en de lichamelijke integriteit van de aangeefster en haar angst aangejaagd. Dit wordt de verdachte aangerekend. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de verklaring van aangeefster op de terechtzitting blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is. Aangeefster heeft verklaard dat zij nog steeds bang is in het portiek en wanneer zij de trap op loopt controleert of zij iemand voor haar deur ziet.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
24 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Hiermee wordt in het voordeel van de verdachte rekening gehouden.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 1 september 2023. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport. In het advies wordt uitgegaan van een gemiddeld recidiverisico gelet op het mogelijke toekomstige contact met aangeefster rondom het ongeboren kind, het psychosociaal functioneren van de verdachte en zijn middelengebruik. Als beschermende factoren worden genoemd de zorg voor zijn zoon en het werk van de verdachte. De verdachte heeft volgens de reclassering zijn leven op orde. De verdachte houdt zich sinds zijn schorsing van de voorlopige hechtenis goed aan de opgelegde bijzondere voorwaarden en komt zijn afspraken na. De reclassering adviseert, indien verdachte schuldig wordt bevonden, hem een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een behandelverplichting, meewerken aan controle op verdovende middelen, een contactverbod met de aangeefster en een locatieverbod met elektronische monitoring. Daarbij adviseert de reclassering deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten acht de rechtbank een gevangenisstraf passend en geboden. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De duur van de gevangenisstraf is korter dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank zal de verdachte immers vrijspreken van het eerste feit.
De verdediging heeft verzocht om de elektronische monitoring bij het locatieverbod achterwege te laten. Hoewel de rechtbank begrijpt dat de elektronische monitoring de verdachte belemmert in zijn dagelijks leven, ziet de rechtbank hierin geen aanleiding om van het advies van de reclassering af te wijken.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.496,32 aan materiële schade en een vergoeding van € 7.500,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.496,32 aan materiële schade en een vergoeding van € 7.500,- aan immateriële schade, met toewijzing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De opgegeven kosten ten aanzien van het plaatsen van een nieuwe tand zijn onvoldoende onderbouwd om het gehele bedrag van € 3.000,- toe te wijzen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verzochte vergoeding voor de materiële schade moet worden gematigd tot een bedrag van € 296,32. De overige schadeposten zijn onvoldoende onderbouwd. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging aangevoerd de verzochte vergoeding te matigen tot een bedrag van maximaal € 1.000,-.
8.3.
Beoordeling
Materiële schade
Vast is komen te staan dat door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht aan de benadeelde partij. Het deel van de vordering met betrekking tot het eigen risico (te weten: € 296,32) is genoegzaam onderbouwd en zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft verzocht om een vergoeding voor het plaatsen van een nieuwe tand. De rechtbank is van oordeel dat voldoende is vast komen te staan dat aangeefster door de mishandeling van verdachte haar tand is verloren. Aangeefster heeft haar vordering van gevorderde herstelkosten van € 3.000,- slechts onderbouwd door een uitdraai te overleggen van de website mondzorgkosten.nl waarin een opsomming wordt gegeven van mogelijke kosten van herstel. Nu dit niet is afgestemd op de specifieke situatie van aangeefster, is dit voor de rechtbank onvoldoende. De rechtbank schat de kosten van herstel op € 1.000,-.
De schadepost met betrekking tot de step is onvoldoende onderbouwd. Niet is vast komen te staan dat er schade aan de step is en dat deze schade is ontstaan door de verdachte.
De rechtbank zal dus in totaal een bedrag van € 1.296,32 aan materiële schade toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Nader onderzoek naar de materiële schade is een te grote belasting voor het onderhavige strafproces. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Aan de benadeelde partij is door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade toegebracht. De verdediging heeft enkel de hoogte van de vordering betwist. De rechtbank stelt de schade op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid vast op € 3.000,-. De rechtbank heeft hiervoor aansluiting gezocht bij soortgelijke zaken. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 mei 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.296,32 aan materiële schadevergoeding en € 3.000,- aan immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 75 dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 30 (dertig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich bij Reclassering Nederland op het adres Marconiplein 2 te Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02], zolang de reclassering dit verbod nodig vindt, met uitzondering van de situatie dat voor contact expliciet toestemming is verleend door Veilig Thuis;
4. de veroordeelde bevindt zich niet in woonomgeving van [slachtoffer01] zoals aangegeven op bijgevoegde kaart (bijlage III). De veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatieverbod. Uitzonderingen op het locatieverbod zijn mogelijk met toestemming van de reclassering. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat betrokkene in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen;
5. de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol om het alcoholgebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd. Indien de reclassering het nodig acht wordt de veroordeelde verplicht om mee te werken aan een behandeling gericht op het beheersbaar houden van zijn middelengebruik;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] te betalen een bedrag van
€ 4.296,32 (zegge: vierduizend tweehonderdzesennegentig euro en tweeëndertig cent), bestaande uit € 1.296,32 aan materiële schade en € 3.000,= aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij01] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen van
€ 4.296,32 (zegge: vierduizend tweehonderdzesennegentig euro en tweeëndertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 4.296,32 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
52 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Amperse voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Zaanen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 30 mei 2023 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer01] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,
althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- haar bij haar woning heeft opgewacht en/of
- op haar rug is gesprongen en/of haar de woning in heeft geduwd, waardoor zij op
de grond viel en/of
- haar bij haar keel heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- ( met) zijn knie(ën) op/in haar buik heeft geplaatst en/of geduwd en/of
- tegen die [slachtoffer01] heeft gezegd:
* “Ik snijd de baby uit je buik” en/of
* “Ik zoek mijn mes. Waar is mijn mes?” (terwijl hij met zijn hand in zijn
broekzak(ken) greep) en/of
* “Vandaag ga je dood. Je maakt mijn leven kapot” en/of
* “Ik ga je vermoorden, je gaat dood”,
althans woorden van gelijke (dreigende) aard/strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 30 mei 2023 te Rotterdam
[slachtoffer01] heeft mishandeld door
- haar (meermalen) in het gezicht te slaan en/of te stompen en/of
- ( met) zijn knie(ën) op/in haar buik te plaatsen en/of te duwen en/of
- op haar rug te springen en/of haar de woning in te duwen, waardoor zij op de
grond viel;
3
hij op of omstreeks 30 mei 2023 te Rotterdam
[slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met
zware mishandeling,
door die [slachtoffer01] dreigend de woorden toe te voegen:
* “Ik snijd de baby uit je buik” en/of
* “Ik zoek mijn mes. Waar is mijn mes?” (terwijl hij met zijn hand in zijn
broekzak(ken) greep) en/of
* “Vandaag ga je dood. Je maakt mijn leven kapot” en/of
* “Ik ga je vermoorden, je gaat dood”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;