ECLI:NL:RBROT:2023:9942

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
FT EA 23/577 / FT EA 23/578
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldsaneringsregeling met betrekking tot een verzoekster met psychische problemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldsaneringsregeling. Verzoekster, mevrouw A. van Driel, heeft een verzoek ingediend om een schuldeiser te bevelen in te stemmen met een door haar aangeboden schuldregeling. De schuldeiser, die niet akkoord ging met de regeling, heeft een vordering van € 2.733,25, wat 7,9% van de totale schuldenlast van verzoekster bedraagt. Verzoekster heeft in totaal tweeëntwintig schuldeisers, waarvan één preferente en eenentwintig concurrente schuldeisers, met een totale vordering van € 34.590,82. De aangeboden regeling voorziet in een betaling van 7,71% aan de preferente en 3,85% aan de concurrente schuldeisers.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldeiser niet is verschenen ter zitting, ondanks een behoorlijke oproeping. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die onder beschermingsbewind staat en psychische problemen heeft, afgewogen tegen de belangen van de schuldeiser. De rechtbank oordeelt dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoekster kan bieden, gezien haar financiële situatie en de vrijstelling van de arbeidsplicht tot 24 april 2024. De rechtbank heeft ook overwogen dat de meerderheid van de schuldeisers met de regeling heeft ingestemd en dat de regeling goed is gedocumenteerd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om het verzoek van verzoekster toe te wijzen en de schuldeiser te bevelen in te stemmen met de schuldregeling. De schuldeiser is veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil, aangezien er geen griffierecht verschuldigd was en verzoekster niet door een advocaat is bijgestaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nu een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers, en heeft het subsidiaire verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 11 oktober 2023
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 19 juni 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een schuldeiser, te weten:
- [schuldeiser];
die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 25 september 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw A. van Driel en de heer T. Elvering, werkzaam bij de Sociale Dienst Drechtsteden (hierna: schuldhulpverlening);
  • de heer N. van Belo, werkzaam bij de Sociale Dienst Drechtsteden (hierna: beschermingsbewindvoerder).
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Verzoekster heeft ter zitting aanvullende stukken aan de rechtbank overgelegd.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift tweeëntwintig schuldeisers, waarvan één preferente schuldeiser met één vordering en eenentwintig concurrente schuldeisers met vierentwintig vorderingen. Deze schuldeisers hebben volgens het verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in totaal een bedrag van
€ 34.590,82 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 25 augustus 2022 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 7,71% aan de preferente schuldeisers en 3,85% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Ten tijde van de aanbiedingsbrief betrof de schuldenlast € 34.727,16.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. Verzoekster en haar partner ontvangen een aanvullende Participatiewet-uitkering, naast het inkomen dat haar partner verdient met werk voor 16 uur per week. De hoogte van de uitkering kan daarom per keer verschillen. Verzoekster is verder door de uitkeringsinstantie vrijgesteld van de reguliere inspannings- en sollicitatieverplichting in verband met dringende redenen van psychische aard. Verzoekster is hiervoor sinds 28 april 2022 in behandeling bij haar psychiater. De vrijstelling van de arbeidsplicht loopt nog tot en met 24 april 2024. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen.
Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar beschermingsbewindvoerder voldaan. De beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat het beschermingsbewind goed verloopt.
Eenentwintig schuldeisers met vierentwintig vorderingen stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser] stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 2.733,25 op verzoekster, welke 7,9% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In haar contacten met schuldhulpverlening heeft [schuldeiser] te kennen gegeven dat zij niet akkoord gaat met de aangeboden regeling, omdat sprake was van een huurovereenkomst. Gehuurde apparatuur blijft tijdens de huurperiode het eigendom van [schuldeiser]. [schuldeiser] heeft uitgebreid geprobeerd om verzoekster te bewegen tot een betalingsregeling, eventueel in combinatie met het inleveren van gehuurde apparatuur om zo de hoofdsom te verlagen. Dit heeft verzoekster geweigerd.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft [schuldeiser] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser] bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van [schuldeiser] een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 7,9%. Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk eenentwintig van de tweeëntwintig schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Sociale Dienst Drechtsteden. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Verzoekster ontvangt inkomsten uit een (aanvullende) Participatiewet-uitkering. De hoogte hiervan kan per uitkeringsperiode verschillen, aangezien de partner van verzoekster een baan heeft. Verzoekster heeft een ontheffing van de arbeidsplicht tot en met 24 april 2024 wegens dringende redenen van psychische aard. Zij staat daarvoor nog steeds onder behandeling. Voldoende aannemelijk is geworden dat zij in de komende periode geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan haar huidige inkomen. Namens verzoekster is evenwel een prognoseakkoord aangeboden. Dit houdt in dat, indien verzoekster meer inkomen zal genereren, dit ten goede zal komen aan de schuldeisers.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekster het maximale ten behoeve van haar schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoekster heeft beschermingsbewind. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. De Faillissementswet is bovendien met ingang van 1 juli 2023 gewijzigd. De termijn van de wettelijke schuldsaneringsregeling bedraagt met ingang van 1 juli 2023 achttien maanden. De onderhavige minnelijke regeling is gebaseerd op een afloscapaciteit over zesendertig maanden. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [schuldeiser], die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om [schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[schuldeiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [schuldeiser] om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [schuldeiser] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.