ECLI:NL:RBROT:2023:988

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
13 februari 2023
Zaaknummer
10/152645-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van seksueel binnendringen en ontucht met een slapende vrouw

In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van seksueel binnendringen van een slapende vrouw en ontucht, heeft de rechtbank Rotterdam op 14 februari 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen. De verklaringen van de aangeefster en getuigen waren niet overtuigend genoeg om vast te stellen dat er daadwerkelijk sprake was van seksueel binnendringen of ontuchtige handelingen. De rechtbank benadrukte dat de verklaringen van de aangeefster, die in een staat van slaap verkeerde, niet voldoende waren om de tenlastelegging te bewijzen. De getuigenverklaringen boden ook geen relevante waarnemingen die de beschuldigingen konden bevestigen. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er een vervelende situatie had plaatsgevonden, de verdachte niet schuldig kon worden bevonden aan de ten laste gelegde feiten. Daarnaast werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken en er geen straf of maatregel was opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/152645-21
Datum uitspraak: 14 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadsman mr. H.L. Heemskerk, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 januari 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen. Zij baseert dit op de verklaring van aangeefster dat zij samen met haar ex-vriend [naam] lag te slapen, dat zij wakker werd van verdachte die zijn geslachtsdeel bij haar naar binnen probeerde te doen en dat zij voelde dat haar string naar beneden was. Getuige [naam] heeft bevestigd dat, toen hij wakker werd, de string van aangeefster naar beneden was en dat verdachte achter aangeefster in bed lag. Verder hebben zowel aangeefster als getuige [naam] verklaard dat de verdachte later tegen hen heeft gezegd dat hij aangeefster niet heeft geneukt maar wel heeft gevingerd. Dit is volgens de officier van justitie voldoende voor de bewezenverklaring van het seksueel binnendringen van aangeefster die op het moment van het gebeuren uit een diepe slaap kwam.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat er geen wettig bewijs is voor het seksueel binnendringen van aangeefster door de verdachte. Op grond van de verklaring van aangeefster – die er in de kern op neerkomt dat zij voelde dat degene die achter haar lag probeerde in haar vagina te komen – kan niet worden vastgesteld dat er daadwerkelijk seksueel is binnengedrongen. De getuige [naam] heeft in dat kader niets relevants waargenomen. Ook de verklaringen van aangeefster en getuige [naam] over de vermeende uitlating van verdachte dat hij aangeefster gevingerd zou hebben kunnen niet leiden tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. De verklaringen zijn beide gestoeld op een vermeende uitlating van één persoon, namelijk die van de verdachte, terwijl de verdachte heeft ontkend dit gezegd te hebben. Aangeefster heeft hier bovendien over verklaard dat zij dit niet heeft gevoeld en dat als verdachte haar zou hebben gevingerd, dit zou moeten zijn gebeurd terwijl ze sliep. Bij gebrek aan feitelijke waarnemingen daarover kan op basis van het dossier evenmin bewezen worden verklaard dat verdachte degene is geweest die de string van aangeefster naar beneden heeft gedaan.
Ook kan niet worden vastgesteld dat de tenlastegelegde ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden. De verklaring van aangeefster dat verdachte achter haar lag en zij ‘geduw’ voelde, acht de rechtbank onvoldoende duidelijk, mede gelet op haar verklaring dat dat wat zij voelde geen vingers waren maar dat zij ook niet zeker weet of het verdachtes geslachtsdeel was. Zoals hiervoor is overwogen ontbreekt een waarneming van [naam], die op dat moment naast aangeefster lag te slapen. Dat door [naam] na het moment waarop de ontuchtige handelingen zouden hebben plaatsgevonden wordt gezien dat aangeefster huilt maakt het oordeel van de rechtbank niet anders, nu ook daaruit noch op zich noch in combinatie met andere feiten en omstandigheden boven redelijke twijfel blijkt van de tenlastegelegde ontuchtige handelingen. Zoals hiervoor is overwogen kan bij een gebrek aan feitelijke waarnemingen daarover niet bewezen worden verklaard dat verdachte degene is geweest die de string van aangeefster naar beneden heeft gedaan.
Hoewel de rechtbank wil aannemen dat op de bewuste ochtend een vervelende situatie heeft plaatsgevonden, die zoals tijdens de zitting is gebleken veel impact op aangeefster heeft gehad, kan zij op basis van de verklaring van aangeefster – in samenhang met de rest van het dossier – niet met de vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de handelingen zoals die ten laste zijn gelegd.
4.1.3.
Conclusie
Het primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde], ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 572,50 aan materiële schade en een vergoeding van € 20.000,00 aan immateriële schade.
5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt zodat de vordering tot het gevorderde bedrag kan worden toegewezen.
5.2.
Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij – gelet op het gevoerde vrijspraakverweer – niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De raadsman heeft subsidiair betoogd dat matiging dient plaats te vinden.
5.3.
Beoordeling
De wet bepaalt dat de benadeelde partij alleen ontvankelijk zal zijn in haar vordering (dat wil zeggen: dat haar vordering in de strafzaak alleen inhoudelijk zal worden beoordeeld) indien de verdachte een straf of maatregel wordt opgelegd of wanneer de verdachte schuldig wordt verklaard zonder oplegging van een straf op maatregel.
Omdat uit het voorgaande volgt dat de verdachte wordt vrijgesproken en aan hem dus geen straf of maatregel wordt opgelegd en hij ook niet schuldig wordt verklaard zonder oplegging van straf of maatregel, zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
5.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding dus geen inhoudelijke beslissing genomen.

6..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Wegman, voorzitter,
mr. R. Brand en mr. I. Bouter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
primair
hij
op of omstreeks 8 december 2019
te Rotterdam
met [naam slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat deze in in staat van
bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde,
waardoor deze [naam slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil
daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], namelijk het,
terwijl die [naam slachtoffer] lag te slapen en/of aan het ontwaken was,
- achter die [naam slachtoffer] in bed gaan liggen en/of
- uittrekken, althans het naar beneden brengen van de string van die [naam slachtoffer]
en/of
- meermalen, althans eenmaal ((telkens) onverhoeds) brengen en/of houden van
zijn, verdachtes penis en/of vinger(s) in de vagina van die [naam slachtoffer];
(art 243 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair
hij
op of omstreeks 8 december 2019
te Rotterdam,
met [naam slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van
bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde,
waardoor die [naam slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te
bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het, terwijl die [naam slachtoffer]
lag te slapen en/of aan het ontwaken was,
- naar beneden trekken van de slip van die [naam slachtoffer] en/of
- onverhoeds een of meerdere malen brengen en/of houden van zijn, verdachtes
penis en/of vinger(s) in/bij de vagina, althans tussen de benen van die [naam slachtoffer]
;
(art 247 Wetboek van Strafrecht)