In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres, die zich op 18 december 2019 ziekmeldde, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het UWV had haar aanvraag afgewezen, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid op 15 december 2021 was vastgesteld op 7,03%, wat onder de drempel van 35% ligt voor toekenning van de uitkering. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar aangetekend.
De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de medische en arbeidskundige rapporten die door het UWV zijn ingediend. Eiseres stelde dat het UWV onzorgvuldig had gehandeld en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar beperkingen. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was en dat de medische onderzoeken zorgvuldig waren uitgevoerd. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken en dat het UWV terecht de WIA-uitkering had geweigerd.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, maar veroordeelde het UWV wel in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 837,- en het griffierecht van € 50,-. De uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.