ECLI:NL:RBROT:2023:9822

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
10/103669-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting met verminderde toerekeningsvatbaarheid en oplegging van tbs met voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in Marokko in 1976, die op 18 april 2023 te Rotterdam opzettelijk brand heeft gesticht. De verdachte was ten tijde van het feit onder invloed van alcohol en had zijn medicatie niet ingenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, wat is bevestigd door rapportages van een psychiater en psycholoog. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend, en er is geen verweer gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft ter beschikkingstelling met voorwaarden opgelegd, waaronder tbs met voorwaarden. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn psychische stoornis en het risico op recidive. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen eisen dat de verdachte onder toezicht blijft, ook na behandeling. De opgelegde voorwaarden zijn gericht op gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, en de rechtbank heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregelen bevolen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/103669-23
Datum uitspraak: 25 oktober 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] (Marokko) op [geboortedatum01] 1976,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] te ( [postcode01] ) [woonplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] ,
raadsman mr. P.R. van de Water, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.D.B. Reuter heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede oplegging van de maatregel tbs met voorwaarden, met als daaraan verbonden voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, meewerken aan een time-out, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling met de mogelijkheid voor begeleid wonen, meewerken aan dagbesteding en een drugs- en alcoholverbod;
  • oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard nu er geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 18 april 2023 te Rotterdam meermaals opzettelijk brand heeft gesticht door telkens open vuur in aanraking te brengen met een matras en een zitkussen en een vloerkleed en papier, ten gevolge waarvan dat matras en een zitkussen en een vloerkleed en papier geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan telkens gemeen gevaar voor goederen, te weten goederen in de woning (gelegen aan de [adres01] ) en de woning (gelegen aan de [adres01] ) en omliggende woningen, en telkens levensgevaar of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te weten in de omliggende woningen aanwezig(e) perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft opzettelijk brand gesticht in zijn woning gelegen in een appartementencomplex. Ten tijde van zijn handelen was hij onder invloed van alcohol en had hij bovendien bewust een aantal dagen zijn medicatie niet ingenomen.
Op meerdere plaatsen in zijn woning heeft de verdachte spullen in brand gestoken om vervolgens – zonder anderen te waarschuwen – zijn woning te verlaten. Uit het dossier volgt dat er omwonenden aanwezig waren toen de brand werd gesticht. Hiermee was niet alleen gevaar voor goederen voorzienbaar, maar ook levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de omwonenden. De verdachte heeft met zijn handelen onaanvaardbare risico’s genomen en zijn buren in potentieel levensgevaar gebracht. Brandstichting is een zeer ernstig feit, met name vanwege de verstrekkende gevolgen die het met zich kan brengen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 september 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psychiater [psychiater01] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 juli 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van een schizofreniespectrumstoornis. Verder zijn er aanwijzingen voor een stoornis in het gebruik van cannabis en alcohol. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het strafbare feit. Het is aannemelijk dat alcohol en/of cannabisgebruik invloed heeft gehad op het handelen voorafgaand aan en/of tijdens de psychose ten tijde van het ten laste gelegde. Het gebruik van alcohol en/of cannabis voorafgaande aan het ten laste gelegde kan een psychose hebben uitgelokt en het gebruik van alcohol en/of cannabis ten tijde van het ten laste gelegde, kan de impulscontrole hebben verlaagd, waarna de drempel om tot het ten laste gelegde over te gaan, mogelijk lager is geweest. Hoewel de verdachte bekend is met de negatieve gevolgen die het gebruik van alcohol en/of cannabis met zich kunnen brengen, heeft de verdachte nooit eerder negatieve invloed van alcohol op zijn handelen bemerkt. Dit geldt overigens wel voor eventueel cannabisgebruik, maar gebruik daarvan werd tijdens het tweede gesprek met de onderzoekers stellig ontkend door de verdachte. Daarbij moet worden meegenomen dat er waarschijnlijk een afhankelijkheid bestaat van cannabis en/of alcohol, maar deze niet als dusdanig bij behandelaren bekend is en dan ook niet adequaat behandeld werd. Het terugtrekgedrag van de verdachte speelt hierbij waarschijnlijk een rol. Concluderend zijn onderzoekers van mening dat de aanwezige psychose in combinatie met alcohol en/of cannabisgebruik de gedragskeuzemogelijkheden van de verdachte tenminste gedeeltelijk bepaalden. De kans op herhaling van gevaarlijk (delict-)gedrag in het algemeen wordt matig verhoogd ingeschat. Het gebruik van alcohol en/of cannabis kan het risico op recidive aanzienlijk verhogen. Daarnaast wordt het risico op recidive verhoogd ingeschat indien de verdachte zijn medicatie zou staken. Om het risico op recidive te beperken heeft intensivering van ambulante zorg, bijvoorbeeld via begeleid wonen traject, de voorkeur. Een klinische behandeling op een forensisch psychiatrische afdeling of soortgelijke afdeling is naar mening van de rapporteurs in de beginfase te prefereren, gezien de verdachte nu niet stabiel ingebed is in ambulante zorg. Er kan gedacht worden aan een forensische behandeling binnen de kaders van tbs met voorwaarden of een(deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Gezien de ernstige psychiatrische stoornis en het recidiverisico, is het van belang dat de behandeling van de verdachte binnen een stevig kader voor langere termijn wordt vormgegeven.
Psycholoog [psycholoog01] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 juli 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een schizofreniespectrumstoornis en een vermoeden van middelenproblematiek. De geconstateerde pathologie is chronisch van aard en was aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. De verdachte is vanuit de aanwezige psychische stoornis bekend met recidiverende depressieve episodes, waarbij er sprake is van psychoses met wanen, achterdocht, agressie en impulsiviteit. Hij zou zich ten tijde van het ten laste gelegde heel depressief hebben gevoeld en nuttigde naar zijn zeggen een forse hoeveelheid alcohol (wellicht ook cannabis) als inadequaat copingmechanisme om zich beter te voelen. De verdachte werd vanuit de geconstateerde pathologie beperkt in zijn handelen (coping), ondanks dat hij ervan op de hoogte was, dat middelengebruik een psychose kan uitlokken. Daarnaast had hij zijn medicatie al een paar dagen niet meer ingenomen, waarvan hij weet dat dit dagelijks moet. De verdachte heeft tijdens een psychose brand gesticht, zonder duidelijke intentie, maar vanuit een ‘gedachte’ die bij hem op kwam. Hij had een waan, was boos, onrustig en handelde impulsief zonder na te denken over de ernst en de risico’s van zijn gedrag. De verdachte was niet meer in staat tot het maken van andere keuzes en/of het toepassen van gedragsalternatieven, waarbij zijn eigen copingvaardigheden ernstig tekortschoten om de situatie zelfstandig op te lossen. De verdachte heeft een beperkt probleeminzicht, gebruikt middelen als inadequaat copingmechanisme en ervaart snel stress en paniek wanneer hij onder druk komt te staan. Hij beschikt over een klein, maar steunend sociaal netwerk.
Om het recidiverisico te managen, is de verdachte afhankelijk van externe structuur, ondersteuning en toezicht om stabiel en psychosevrij te kunnen functioneren. Binnen een behandeling kan goed gemonitord worden of de verdachte medicatiegetrouw is en is er zicht op het middelengebruik. Binnen de behandeling kan voorts worden gedacht aan psycho-educatie, vaardigheidstrainingen, verslavingszorg en terugvalpreventie. Het interventieadvies zou kunnen aanvangen binnen een klinische opname in een forensische setting zoals een FPA. Vanaf de opname kan er met de verdachte worden toegewerkt naar een stabiele basis, waarbinnen verdachtes psychische gesteldheid en abstinentie stapsgewijs kunnen worden gemonitord en er praktische zaken kunnen worden geregeld. Hierna wordt een begeleid wonen traject met ambulante behandeling geadviseerd, op stapsgewijs te toetsen hoeveel externe sturing en begeleiding de verdachte behoeft om niet te recidiveren en stabiel te kunnen functioneren. Het interventieadvies zou kunnen worden vormgegeven binnen een tbs met voorwaarden.
Reclassering Nederland heeft een maatregelenrapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 juli 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De Pro Justitia rapporteurs adviseren de verdachte binnen het kader van een tbs met voorwaarden te laten behandelen. De verdachte heeft echter aangegeven geen medewerking te willen verlenen aan het tot stand komen van een indicatiestelling en eveneens geen medewerking te willen verlenen aan een tbs met voorwaarden. Mocht de rechtbank een tbs met voorwaarden opleggen, dan zullen wij met spoed indicatie bij het NIFP Zuid-Holland aanvragen. Indien de rechtbank van mening is dat aan de verdachte een tbs met voorwaarden maatregel opgelegd dient te worden, adviseren wij de voorwaarden: geen strafbare feiten plegen, een meldplicht bij de reclassering, meewerken aan een time-out, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, meewerken aan dagbesteding en een drugs- en alcoholverbod.
Bij een veroordeling tot tbs of een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf adviseren wij een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, zodat gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na de tbs of gevangenisstraf. De forse psychiatrische problematiek van de verdachte is van chronische aard en hoewel hij momenteel zijn antipsychotische medicatie inneemt, weten wij niet of de verdachte dit blijvend zal doen. De kans op recidive is gemiddeld-hoog. Om die reden is de reclassering van oordeel dat gedurende een ruime tijd, eventueel ook na een behandeling, intensief toezicht op de verdachte nodig is om potentiële nieuwe slachtoffers te kunnen voorkomen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De psycholoog adviseert om de verdachte het ten laste gelegde sterk verminderd toe te rekenen en de psychiater adviseert om de verdachte het ten laste gelegde verminderd toe te rekenen. De rechtbank is van oordeel dat bij de verdachte tijdens het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond in verband waarmee hij in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de aard en ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, langer dan de voorlopige hechtenis, achterwege te laten. Gelet op de aard en de ernst van het feit ziet de rechtbank hiervoor geen aanleiding.
Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusie dat oplegging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden noodzakelijk is. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eisen de terbeschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van het bewezen verklaarde feit en het gevaar voor herhaling.
Vastgesteld wordt dat het bewezen verklaarde feit, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging met voorwaarden zal worden opgelegd, een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, Sr. De stoornis van de verdachte en het daaruit voortkomende recidiverisico is naar het oordeel van de rechtbank zodanig dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om de verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. In het licht van het voornoemde concludeert de rechtbank dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen vereist dat de verdachte tbs met voorwaarden wordt opgelegd. Een ambulant behandeltraject, zoals voorgesteld door de raadsman, acht de rechtbank gelet op de aard en de ernst van de problematiek van de verdachte niet toereikend, zoals ook de Pro Justitia rapporteurs hebben geconcludeerd.
Ten aanzien van de te stellen voorwaarden zal de rechtbank het advies van de reclassering bijna geheel volgen. De rechtbank ziet echter geen reden of zin om als bijzondere voorwaarde op te nemen dat de verdachte - indien hij daarmee instemt - voor een time-out kan worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum. Door in die voorwaarde de opname afhankelijk te stellen van de instemming van de verdachte, is het als een door de rechtbank op te leggen voorwaarde zinloos. De verdachte kan immers aan iedere voorwaarde vrijwillig meewerken.
De rechtbank gaat niet mee in het verzoek van de verdediging om bij de bijzondere voorwaarde “opname in een zorginstelling” niet op te nemen dat begeleid wonen tot de mogelijkheden behoort. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg gewenst vindt, kan de reclassering op dat moment bepalen in welk kader en onder welke omstandigheden deze overgang plaats zal vinden. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op hetgeen daarover in het rapport van de reclassering staat.
De verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard tot naleving van de bijzondere voorwaarden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Nu de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen veroorzaakt, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. De rechtbank zal daarom de voorwaarden, op grond van artikel 38, zesde lid, Sr dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Gedragsbeïnvloedende maatregel
Daarnaast is een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr (hierna: maatregel langdurig toezicht) noodzakelijk. Uit de hiervoor genoemde rapporten blijkt dat sprake is van een groot gevaar voor herhaling en dat het noodzakelijk is om de verdachte – ook na behandeling – langdurig onder toezicht te houden. Om de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen te beschermen, dient de verdachte langdurig onder toezicht te staan.
Ook aan de overige wettelijke vereisten voor de oplegging van de maatregel langdurig toezicht is voldaan. De verdachte zal namelijk ter beschikking worden gesteld en worden veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Gelet op het voorgaande zal de maatregel langdurig toezicht worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 37a, 37b, 38, 38a, 38z en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
  • de terbeschikkinggestelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit
  • de terbeschikkinggestelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
  • de terbeschikkinggestelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
  • de terbeschikkinggestelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
  • de terbeschikkinggestelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de terbeschikkinggestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
  • de terbeschikkinggestelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht
herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
  • de terbeschikkinggestelde werkt mee aan huisbezoeken;
  • de terbeschikkinggestelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
  • de terbeschikkinggestelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
  • de terbeschikkinggestelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de terbeschikkinggestelde, als dat van belang is voor het toezicht.
  • de terbeschikkinggestelde laat zich opnemen in een forensische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt.
De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de terbeschikkinggestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • de terbeschikkinggestelde laat zich behandelen door een nader te bepalen zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op de klinische behandeling. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • de terbeschikkinggestelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
  • de terbeschikkinggestelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de terbeschikkinggestelde wordt gecontroleerd;
  • de terbeschikkinggestelde gebruikt geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de terbeschikkinggestelde wordt gecontroleerd.
geeft aan Reclassering Nederland opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt de dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en Ü.D. Çolak, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.H. Frerichs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 april 2023 tot en met 18 april 2023 te Rotterdam (meermaals) opzettelijk brand heeft gesticht door (telkens) open vuur in aanraking te brengen met een matras en/of een zitkussen en/of een vloerkleed en/of papier, althans een brandbare stof ten gevolge waarvan dat matras en/of een zitkussen en/of een vloerkleed en/of papier geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval (telkens) brand is ontstaan, terwijl daarvan (telkens) gemeen gevaar voor goederen, te weten goederen in de woning (gelegen aan de [adres01] ) en/of de woning (gelegen aan de [adres01] ) en/of omliggende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of (telkens) levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te weten in de omliggende woningen aanwezig(e) perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )