ECLI:NL:RBROT:2023:9805

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
10/332525-22 en 10/270951-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot verkrachting, mishandeling en vernieling met tbs en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 september 2023 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, geboren in Kaapverdië in 1957, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was. De verdachte werd beschuldigd van poging tot verkrachting, mishandeling en vernieling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet toerekeningsvatbaar was vanwege een ernstige neurocognitieve stoornis, wat leidde tot de oplegging van tbs met verpleging van overheidswege. De rechtbank verwierp de poging tot verkrachting, maar verklaarde de aanranding en mishandeling bewezen. De feiten vonden plaats op 19 december 2022 in een verpleeghuis, waar de verdachte en het kwetsbare slachtoffer, die lijdt aan afasie, verbleven. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan aanranding en mishandeling, en dat de omstandigheden van de zaak, waaronder de kwetsbaarheid van het slachtoffer, zwaar wogen. De rechtbank kende ook een schadevergoeding van € 2.500 toe aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente, en oordeelde dat de verdachte de kosten van de benadeelde partij moest vergoeden. De rechtbank benadrukte de noodzaak van verpleging van overheidswege ter bescherming van de maatschappij, gezien de ernstige gedragsproblemen van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/332525-22 en 10/270951-21
Datum uitspraak: 12 september 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Kaapverdië) op [geboortedatum01] 1957,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] te ( [postcode01] ) [woonplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] ,
raadsvrouw mr. J. van Cortenberghe-van Dam, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 augustus 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/332525-22 en bewezenverklaring van het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/270951-21;
  • ter beschikkingstelling van de verdachte met bevel tot dwangverpleging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De verdachte heeft het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/270951-21 bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde en het onder 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/332525-22. De verklaringen van het slachtoffer zijn onbetrouwbaar en mogen niet voor het bewijs worden gebruikt. Daarnaast stelt de verdediging zich op het standpunt dat – indien de verklaringen van het slachtoffer wel als bewijs worden gebruikt – de bevindingen van de DNA-rapporten de verklaringen van het slachtoffer voor wat betreft de poging tot verkrachting c.q. aanranding onvoldoende ondersteunen. Ten aanzien van feit 2 stelt de verdediging zich op het standpunt dat er onvoldoende aanknopingspunten in het dossier aanwezig zijn om te kunnen concluderen dat de verdachte het slachtoffer heeft mishandeld zoals ten laste is gelegd.
4.2.2.
Beoordeling
Inleiding
De politie krijgt op 19 december 2022 een melding van een mogelijke verkrachting in verpleeghuis [naam verpleeghuis01] (hierna: het verpleeghuis). Medewerkers van het verpleeghuis hebben mevrouw [slachtoffer01] in paniek op de gang aangetroffen. Zowel de verdachte als mevrouw [slachtoffer01] verblijven in dit verpleeghuis vanwege niet-aangeboren hersenletsel. Mevrouw [slachtoffer01] lijdt door haar niet-aangeboren hersenletsel aan afasie, waardoor zij zich moeilijk (verbaal) kan uitdrukken.
Vrijspraak poging verkrachting
Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen dat de verdachte heeft gepoogd het lichaam van mevrouw [slachtoffer01] binnen te dringen. Het DNA-onderzoek heeft uitgewezen dat er geen DNA van mevrouw [slachtoffer01] op het geslachtsdeel van de verdachte is aangetroffen. Verder is bij mevrouw [slachtoffer01] geen genitaal letsel vastgesteld. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Aanranding
De rechtbank stelt voorop dat het, gelet op de medische situatie van zowel mevrouw [slachtoffer01] als de verdachte, lastig is om vast te stellen wat er precies is gebeurd op 19 december 2022. Toch is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair onder 1 ten laste gelegde, te weten aanranding. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Op 19 december 2022 hoort een medewerker van het verpleeghuis mevrouw [slachtoffer01] (hierna: het slachtoffer) schreeuwen en huilen. Zij slaat met gebalde vuist in haar gezicht, wijst naar haar schaamstreek en duwt haar benen bij elkaar en wijst vervolgens de kamer van de verdachte aan. Na overleg wordt besloten om de politie te bellen en is getracht om het slachtoffer te horen.
Bij de beoordeling van de feiten en omstandigheden slaat de rechtbank acht op de gebaren die het slachtoffer heeft gemaakt om uit te leggen wat er volgens haar (het slachtoffer) is gebeurd. Vanaf het moment dat het slachtoffer in paniek de gang op is gerend, heeft zij meermalen met gebalde vuist in haar gezicht geslagen, naar haar schaamstreek gewezen en haar benen bij elkaar geduwd. Het slachtoffer is deze gebaren blijven herhalen tijdens het gesprek met de verbalisanten die na de melding op 19 december 2022 in het verpleeghuis waren en tijdens het studioverhoor op 2 januari 2023. De rechtbank stelt vast dat gebarentaal, gelet op de medische situatie van het slachtoffer, voor haar de enige manier is om uit te leggen wat er is gebeurd. Dat het slachtoffer deze gebaren bij meer dan één gelegenheid heeft gemaakt, sterkt de rechtbank in de overtuiging dat zij duidelijk heeft willen maken dat zij is geslagen en/of gestompt en in haar schaamstreek is betast. Nadat zij de hiervoor genoemde gebaren heeft gemaakt, heeft het slachtoffer gewezen naar de kamer van de verdachte, waaruit de rechtbank begrijpt dat zij bedoelt aan te geven dat de verdachte dit heeft gedaan. Daar komt bij dat uit het dossier het volgende blijkt.
Uit camerabeelden blijkt dat de verdachte op 19 december 2022 meerdere malen door de gang is gelopen en in de kamer van het slachtoffer heeft gekeken. Op enig moment is de verdachte ook gedurende korte tijd in de kamer van het slachtoffer geweest, terwijl zij hier zelf niet aanwezig was. Uit de beelden blijkt verder dat de verdachte later wederom de kamer van het slachtoffer in is gegaan waar op het moment ook het slachtoffer aanwezig was. De verdachte is ruim een half uur in de kamer gebleven. Op het moment dat de verdachte de kamer weer verlaat, trekt hij zijn broek op en blijken de flappen van zijn broekzakken naar buiten te hangen. Een minuut nadat de verdachte de kamer uit is gekomen, is ook het slachtoffer de kamer uit gekomen. Zij was op dat moment in paniek en hevig geëmotioneerd. Medewerkers van het verpleeghuis hebben verklaard dat zij daarvoor nooit dergelijk gedrag vertoonde. Het slachtoffer heeft op de gang haar nachthemd omhoog gedaan. De medewerker, die het slachtoffer op de gang aantrof, zag dat zij op dat moment geen luierbroekje of ondergoed aan had. Op de camerabeelden is dit ook te zien. Een luierbroekje is vervolgens – aan één kant opengescheurd – op het bed van het slachtoffer aangetroffen. De rechtbank stelt vast dat de omstandigheden waaronder het luierbroekje op het bed is aangetroffen, namelijk opengescheurd, erop duidt dat het luierbroekje met enige kracht is uitgetrokken. Gelet op het feit dat het slachtoffer geëmotioneerd was toen zij de gang op rende en dat zij haar blote onderlijf aan de medewerker toonde, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat zij dit zelf heeft gedaan. Uit het dossier blijkt niet dat in de periode voordat het slachtoffer de gang op rende iemand anders dan de verdachte in de kamer van het slachtoffer is geweest. Het kan daarom niet anders zijn geweest dan dat de verdachte dit heeft gedaan in de tijd dat hij samen met het slachtoffer in haar kamer is geweest.
Uit het dossier blijkt verder dat bij het slachtoffer letsel is aangetroffen op haar kin, op de binnenzijde van haar lip en op haar kaak. Dit letsel past bij de gebaren die het slachtoffer heeft gemaakt, namelijk het met gebalde vuisten tegen haar gezicht slaan. Verder heeft DNA-onderzoek uitgewezen dat er DNA van het slachtoffer onder de nagels van de verdachte zat. Dit DNA kan volgens het onderzoek afkomstig zijn van vaginale cellen en/of menstruele secretie. Uit de uitkomst van dit DNA-onderzoek en het letsel dat bij het slachtoffer is geconstateerd, leidt de rechtbank af dat de verdachte (met zijn handen) de schaamstreek van het slachtoffer heeft aangeraakt. De rechtbank verwerpt het standpunt van de verdediging dat de cellen onder de nagels van de verdachte terecht kunnen zijn gekomen omdat hij het luierbroekje, dat al los op bed lag, of de lakens van het bed van het slachtoffer heeft aangeraakt. Immers, de rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat het de verdachte moet zijn geweest die het luierbroekje bij het slachtoffer (met enige kracht) heeft uitgetrokken.
Gelet op het gehele samenstel van feiten en omstandigheden zoals hiervoor uiteengezet, in samenhang met de gebaren die het slachtoffer consequent en herhaaldelijk maakt, komt de rechtbank tot het oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan aanranding van het slachtoffer.
Feit 2 (mishandeling)
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank eveneens wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van mevrouw [slachtoffer01] .
Voorwaardelijk verzoek doen opmaken verbatim van de verhoren van het slachtoffer
Door de verdediging is ter terechtzitting voorwaardelijk verzocht om de verklaringen van het slachtoffer verbatim te laten uitwerken indien deze voor de bewezenverklaring gebruikt zouden worden, omdat deze verklaringen naar het oordeel van de verdediging door derden ingekleurd en geïnterpreteerd zijn. Bij de bewezenverklaring heeft de rechtbank voor wat betreft de uitingen van het slachtoffer acht geslagen op de gebaren die zij heeft gemaakt, te weten het met gebalde vuist slaan tegen haar gezicht, het wijzen naar haar schaamstreek en het sluiten van haar benen, welke gebaren de rechtbank hiervoor heeft uitgelegd. Nu dit geen (gesproken) onderdelen van haar uitingen zijn die door derden zijn vertaald of geïnterpreteerd, wijst de rechtbank het voorwaardelijk verzoek af. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan aanranding en mishandeling van mevrouw [slachtoffer01] .
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/332525-22 heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/270951-21heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/332525-22
1.
hij op 19 december 2022 te Rotterdam, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het (meermalen)
- betreden van haar kamer en sluiten van de deur van haar kamer waarin zij en hij, verdachte, zich bevonden en
- plaatsen van zijn hand op haar mond en
- slaan en/of stompen in haar gezicht en/of tegen haar hoofd en/of het lichaam en
- verwijderen van haar luier en
- vastpakken en uit elkaar duwen van haar benen en
- aldus doen ontstaan van een voor haar bedreigende situatie,
[slachtoffer01] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- betasten van haar schaamstreek;
2
hij op 19 december 2022 te Rotterdam
[slachtoffer01] heeft mishandeld door
- zijn hand op haar mond te plaatsen en
- in haar gezicht en/of tegen haar hoofd en/of het lichaam te slaan en/of stompen en
- haar benen vast te pakken en uit elkaar te duwen.
Parketnummer 10/270951-21
Hij, op 7 oktober 2021 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, die geheel of ten dele aan [slachtoffer02] , toebehoorde heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/332525-22:

1.feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

2.
mishandeling.
Parketnummer 10/270951-21:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Psychiater [psychiater01] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 mei 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een neurocognitieve stoornis, waardoor hij ernstige gedragsproblemen heeft (hij is apathisch of reageert heel primair) en andere klachten heeft (geheugenproblemen, incontinentie, vallen door neurologische uitval). Dit was ook zo ten zijde van het plegen van het ten laste gelegde. Deze stoornis beïnvloedde de gedragingen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Er is sprake van een dusdanig forse neurocognitieve stoornis, dat de verdachte functioneert op het niveau van een ernstige dementie. Zijn geheugen en gedrag zijn ernstig aangedaan en hij kan niet meer zelfstandig functioneren. De verdachte kan zijn gedrag niet meer in vrijheid bepalen; hij wordt gestuurd door primaire impulsen waarop hij geen vat heeft. Het is zeker mogelijk dat de verdachte niet meer in staat is om zich het ten laste gelegde te herinneren en er daardoor van overtuigd is dat hij onschuldig is. Als het ten laste gelegde bewezen wordt geacht, wordt geadviseerd om dit niet toe te rekenen aan de verdachte vanwege de ernstige neurocognitieve stoornis
Nu de conclusies van de deskundige gedragen worden door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij niet toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Het rapport heeft betrekking op het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/332525-22 (poging verkrachting c.q. aanranding en mishandeling op 19 december 2022). De rechtbank is echter van oordeel dat de uitkomst van dit rapport – niet toerekenings-vatbaar – ook geldt voor de vernieling zoals ten laste gelegd in de zaak met parketnummer 10/270951-21 die daarvoor, namelijk op 7 oktober 2021, heeft plaatsgevonden. Volgens het rapport heeft de zoon van de verdachte verklaard dat zijn vader in 2020 gedragsproblemen kreeg. De huisarts heeft dit ook verklaard. De verdachte is enkele weken opgenomen bij Antes. Er zou een neurocognitieve beperking zijn vastgesteld. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de verdachte ook niet toerekeningsvatbaar wordt geacht voor de bewezen verklaarde vernieling.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie van 19 juli 2023 en de over de verdachte uitgebrachte rapporten Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding en mishandeling van een zeer kwetsbaar slachtoffer. Seksueel misbruik vormt, met mishandeling, een zeer ernstige inbreuk op de lichamelijke en de geestelijke integriteit van het slachtoffer, zeker waar het gaat om een zeer kwetsbaar persoon. Het slachtoffer vertrouwde erop dat zij in het verpleeghuis op een veilige plek zat. De verdachte heeft hier met zijn handelen een ernstige inbreuk op gemaakt. Het is bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lang last hebben van de gevolgen daarvan. Dit geldt zeker voor het slachtoffer, dat al getraumatiseerd was en door de aanranding en mishandeling haar trauma herbeleefde. Zij voelde zich ook niet meer veilig op haar kamer in het verpleeghuis en is verhuisd naar een andere kamer binnen het verpleeghuis.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 juli 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psycholoog [psycholoog01] en psychiater [psychiater02] hebben ieder een rapport opgesteld over de verdachte, gedateerd 8 maart 2023 respectievelijk 6 maart 2023. Volgens [psycholoog01] komen uit het onderzoek aanwijzingen voor een (uitgebreide maar) ongespecificeerde neurocognitieve stoornis (met gedragsstoornissen. Volgens [psychiater02] is sprake van een uitgebreide cognitieve stoornis.
Hiervoor onder 6 is het rapport van 30 mei 2023 van psychiater [psychiater01] al genoemd. De rechtbank verwijst hier naar de inhoud van het rapport voor zover dat daar is aangehaald. Dat rapport houdt verder het volgende in.
De verdachte is door zijn forse neurocognitieve stoornis niet goed meer in staat om zelfstandig functioneren. Hij heeft behoefte aan een duidelijke structuur waarin hij niet teveel vrijheid krijgt, omdat dan de kans bestaat dat hij (weer) onvoorspelbaar, gevaarlijk of agressief gedrag gaat laten zien. De kans op recidive op grensoverschrijdend en gevaarlijk gedrag is hoog als de verdachte niet gestructureerd en verpleegd wordt. Als de verdachte op een gestructureerde afdeling voor dementie of Niet Aangeboren Hersenletsel met voldoende begeleiding verblijft, wordt het risico op grensoverschrijdend of gevaarlijk gedrag laag ingeschat.
Geadviseerd wordt de mogelijkheid voor het aanvragen van een rechterlijke machtiging in het kader van de Wet Zorg en Dwang te onderzoeken. Hiermee zou betrokkene klinisch kunnen worden opgenomen op een afdeling voor dementie in het verpleeghuis of op een afdeling voor Niet Aangeboren Hersenletsel.
Psychiater [psychiater01] heeft zijn advies besproken met psycholoog [psycholoog01] . Zij gaf aan dat zij
zich kon vinden in het advies van [psychiater01] . Er hadden zich in detentie geen incidenten voorgedaan. Een eventuele tbs-plaatsing zou weinig zinvol zijn gezien de neurocognitieve stoornis van de verdachte en de weinig hoopvolle prognose.
De rechtbank heeft acht geslagen op genoemde drie rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verpleging van overheidswege noodzakelijk is. Door de psychiater is vastgesteld dat de verdachte een forse neurocognitieve stoornis heeft waardoor hij functioneert op het niveau van een ernstige dementie, dat de verdachte zijn gedrag niet meer in vrijheid kan bepalen en wordt gestuurd door primaire impulsen waarop hij geen vat heeft; als de verdachte niet wordt gestructureerd en verpleegd, is de kans op recidive op grensoverschrijdend gedrag hoog.
Uit veiligheidsoogpunt is het daarom onverantwoord om de verdachte, zonder dat dit gevaar is weggenomen of in belangrijke mate is gereduceerd, terug te laten keren in de maatschappij, ook niet in een verpleeghuis dat niet volledig is toegerust op de problematiek van de verdachte.
Er is onderzocht of een rechterlijke machtiging tot de mogelijkheden behoort. Er is echter geen plaats voor de uitvoering van een rechterlijke machtiging gevonden. Er zijn 32 instellingen bevraagd of zij een geschikte plek hebben, maar er is geen geschikte instelling gevonden. Voorts heeft de rechtbank tbs met voorwaarden in overweging genomen. De verdachte heeft echter aangegeven dat hij geen hulp nodig heeft. Bij hem is dus geen sprake van een (betrouwbare) bereidheid tot meewerken aan voorwaarden. Derhalve behoort tbs met voorwaarden naar het oordeel van de rechtbank niet tot de mogelijkheden.
Op grond van al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat, ter bescherming van de maatschappij, oplegging van de maatregel van tbs met dwangverpleging aangewezen is. In zoverre wordt het advies van psychiater [psychiater01] niet gevolgd.
Vastgesteld wordt dat het strafbare feit – aanranding – ter zake waarvan de terbeschikking-stelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd een misdrijf betreft die gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van het bewezen verklaarde feit van aanranding redengevend. De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd ter zake van het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/332525-23: mevrouw [slachtoffer01] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.500,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om
– indien het feit wel bewezen wordt verklaard, maar de verdachte niet strafbaar wordt geacht – de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht om het bedrag te matigen.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1 subsidiair en onder 2 bewezen verklaarde strafbare feiten in de zaak met parketnummer 10/332525-22, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De verdachte heeft inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en heeft haar lichamelijk letsel, pijn en psychische schade toegebracht. De schadevergoeding zal naar billijkheid worden vastgesteld op € 2.500,00. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op vergelijkbare gevallen. Het enkele feit dat de verdachte al acht maanden geen inkomsten heeft en dat zijn goederen onder bewind zijn gesteld, is geen reden om de schadevergoeding te matigen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 19 december 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, omdat niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2022 en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 37b, 57, 246, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/332525-22 en heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair onder 1 en het onder 2 ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/332525-22 en het ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/270951-21, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , te betalen een bedrag van
€ 2.500,00 (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer01] te betalen
€ 2.500,00(hoofdsom,
zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en Ü.D. Çolak, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.H. Frerichs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
In de zaak met parketnummer 10/332525-22:
1
hij op of omstreeks 19 december 2022 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer01] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] ,
- haar kamer heeft betreden en/of de deur van haar kamer waar zij en/of hij, verdachte, zich bevonden heeft gesloten en/of
- zijn hand op haar mond heeft geplaatst en/of
- ( een) prop(pen) papier in haar mond heeft geplaatst en/of
- zijn vinger(s) in haar mond heeft geplaatst en/of haar mond heeft geopend en/of
- haar in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of
- haar en/of zichzelf heeft ontkleed en/of
- haar luier heeft verwijderd en/of
- haar benen vast heeft gepakt en/of uit elkaar heeft geduwd en/of
- haar schaamstreek heeft betast en/of
- zijn penis aan haar heeft getoond en/of zijn penis naar/tegen haar vagina en/of schaamstreek en/of mond heeft gebracht en/of
- voorbij is gegaan aan haar (verbale en/of non-verbale) protesten en/of
- ( aldus) voor haar een bedreigende situatie heeft doen ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 242 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 december 2022 te Rotterdam, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het (meermalen)
- betreden van haar kamer en/of sluiten van de deur van haar kamer waarin zij en hij, verdachte, zich bevonden en/of
- plaatsen van zijn hand op haar mond en/of
- plaatsen van (een) prop(pen) papier in haar mond en/of
- plaatsen van zijn vinger(s) in haar mond en/of openen van haar mond en/of
- slaan en/of stompen in haar gezicht en/of tegen haar hoofd en/of het lichaam en/of
- ontkleden van haar en/of zichzelf en/of
- verwijderen van haar luier en/of
- vastpakken en/of uit elkaar duwen van haar benen en/of
- voorbijgaan aan haar (verbale en/of non-verbale) protesten en/of
- ( aldus) doen ontstaan van een voor haar bedreigende situatie,
[slachtoffer01] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten (meermalen)
- betasten van haar schaamstreek en/of
- tonen van zijn penis aan haar en/of zijn het brengen/houden van zijn penis naar/tegen haar vagina en/of schaamstreek en/of mond;
( art 246 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 19 december 2022 te Rotterdam
[slachtoffer01] heeft mishandeld en/of opzettelijk de gezondheid van [slachtoffer01] heeft benadeeld door (meermalen) (met kracht)
- zijn hand op haar mond te plaatsen en/of
- ( een) prop(pen) papier in haar mond te plaatsen en/of
- zijn vinger(s) in haar mond te plaatsen en/of haar mond te openen en/of
- in haar gezicht en/of tegen haar hoofd en/of het lichaam te slaan en/of stompen en/of
- haar benen vast te pakken en/of uit elkaar te duwen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
In de zaak met parketnummer 10/270951-21:
Hij, op of omstreeks 7 oktober 2021 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer02] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )