ECLI:NL:RBROT:2023:9794

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
10/112396-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontuchtige handelingen met een minderjarige door onvoldoende bewijs

Op 9 oktober 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer voor strafzaken. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.I. van Haneghem, werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een slachtoffer dat op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De officier van justitie, mr. N.A. van Manen, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van twee maanden, aangevuld met een taakstraf van 180 uur.

Tijdens de zitting op 25 september 2023 werd het bewijs besproken. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangever onvoldoende steun vond in ander bewijsmateriaal. De rechtbank benadrukte dat de verklaring van één persoon, zoals die van de aangever, niet voldoende is om tot een veroordeling te komen zonder bijkomend bewijs. De verklaringen van getuigen en de verdachte zelf boden geen extra bewijs dat de ontuchtige handelingen kon bevestigen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van de beschuldigingen, omdat niet met de vereiste mate van zekerheid kon worden vastgesteld wat er daadwerkelijk had plaatsgevonden. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. R.H. Kroon, voorzitter, en mrs. D. van Dooren en M.J.M. van Beckhoven, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. J. Soeteman.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/112396-22
Datum uitspraak: 9 oktober 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren op [geboortedatum01] te [geboorteplaats01],
ingeschreven op het adres [adres01],
raadsman mr. R.I. van Haneghem, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 september 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.A. van Manen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden en een taakstraf van 180 uur.

4.Waardering van het bewijs

Standpunt officier van justitie
Het ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen. De verklaring van aangever vindt voldoende steun in ander bewijs, namelijk: de verklaring van [naam01], de verklaring van [naam02] en ook in de verklaring van de verdachte zelf.
Beoordeling
Het bewijs dat een verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen kan op grond van de wet en de daarop betrekking hebbende rechtspraak niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één persoon, zoals de verklaring van aangever in deze zaak. De door aangever gerelateerde feiten en omstandigheden dienen in voldoende mate te worden ondersteund door bewijsmateriaal dat afkomstig is uit een andere bron dan aangever zelf. Dit is het zogeheten bewijsminimum.
Toegepast op deze zaak overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de verklaring van aangever volgt dat verdachte de ontuchtige handelingen zoals die zijn opgesomd in de tenlastelegging zou hebben gepleegd. Tegenover deze belastende verklaring staat de ontkennende verklaring van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangever onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. [naam02] kan niet meer vertellen dan wat zij van aangever heeft gehoord, zodat dit niet kan gelden als een andere bewijsbron. De verklaring van [naam01] biedt dat steunbewijs ook niet. Zij heeft enkel verklaard dat zij rare bewegingen voelde terwijl zij met zijn drieën in bed lagen en dat zij het opmerkelijk vond dat aangever steeds uit de jacuzzi ging, maar zij heeft niets uit eigen waarneming gerelateerd over de beweerdelijke ontuchtige handelingen. De verklaring van de verdachte kan dit steunbewijs ook niet bieden aangezien hij ontkent en de ontuchtige handelingen in een ander kader plaatst (namelijk dat het aangever is geweest die hiertoe initiatief nam en het verdachte is geweest die dit heeft afgehouden).
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat zij niet met de vereiste mate van zekerheid kan vaststellen wat er nu wel of niet heeft plaatsgevonden, zodat de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.H. Kroon, voorzitter,
en mrs. D. van Dooren en M.J.M. van Beckhoven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Soeteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 9 oktober 2023.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Hij in of omstreeks de periode 01 november 2019 tot en met 05 juni 2020 te Rotterdam, met [slachtoffer01], geboren op [geboortedatum02] 2005, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het:
- zoenen van die [slachtoffer01] op zijn mond en/of
- betasten van de billen van die [slachtoffer01] en/of
- betasten van de penis van die [slachtoffer01] en/of
- houden van zijn, verdachte’s, penis tegen de billen van die [slachtoffer01] en/of
- brengen van het hoofd van die [slachtoffer01] naar zijn, verdachte’s, (stijve) penis en/of
- leggen van de hand van die [slachtoffer01] op zijn, verdachte’s, (stijve) penis.