ECLI:NL:RBROT:2023:979

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
13 februari 2023
Zaaknummer
10/226200-22 / TUL VV: 02/020890-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een doorgeladen vuurwapen en munitie op de openbare weg

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 2 februari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in Eritrea in 1997. De verdachte is samen met een medeverdachte beschuldigd van het voorhanden hebben van een doorgeladen vuurwapen, munitie en een patroonmagazijn op de openbare weg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte op 5 september 2022 in een auto reden toen zij door de politie werden aangehouden. Tijdens de controle werd in het dashboardkastje van de auto een patroonmagazijn met 16 patronen aangetroffen, en op een afstand van 3 meter van de auto werd een doorgeladen pistool gevonden. De verdachte ontkende enige kennis te hebben van de wapens en munitie, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering, waaronder foto's op de telefoon van de verdachte, voldoende was om de verdachte te veroordelen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft tevens de gevangenneming bevolen. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had eerder geen soortgelijke veroordelingen, maar de rechtbank oordeelde dat het bezit van een vuurwapen een onaanvaardbaar risico voor de samenleving vormt. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen, omdat de verdachte tijdens de proeftijd een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/226200-22
Parketnummer vordering TUL VV: 02/020890-21
Datum uitspraak: 2 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Eritrea) op [geboortedatum01] 1997,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. M.M.J. Bos, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 januari 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde met uitzondering van het voorhanden hebben van een patroonmagazijn met munitie;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 02/020890-21;
  • de gevangenneming van de verdachte op de terechtzitting bij de uitspraak.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit niet bewezen kan worden verklaard en dat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Aangevoerd is dat de verdachte het vuurwapen, de munitie en het patroonmagazijn niet in zijn bezit had en dat hij hierover ook geen beschikkingsmacht had omdat hij zich er niet van bewust was dat hij zich in een auto bevond waarin munitie en een patroonmagazijn lagen. De verdachte was slechts een passagier in de auto. Daar komt bij dat er geen DNA-sporen van de verdachte zijn aangetroffen op het vuurwapen, de munitie en het patroonmagazijn. Volgens de verdediging zijn het vuurwapen, de munitie en het patroonmagazijn niet te herleiden tot de foto’s die op de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat hij deze voorwerpen samen met de medeverdachte [medeverdachte01] voorhanden heeft gehad.
4.1.2.
Beoordeling
Feiten en omstandigheden
[verdachte01] en de medeverdachte [medeverdachte01] (hierna: de verdachten) reden op 5 september 2022 in een auto toen de politie hen een stopteken gaf. De politieauto is bij een benzinestation voor de auto waarin de verdachten zaten gestopt. Een van de agenten is naar de auto van de verdachten toe gelopen. De agent zag dat er twee inzittenden in de auto waren en dat het bijrijdersraam open was. Toen hij bij de auto kwam, reed de auto een aantal meter achteruit. De auto reed vervolgens het pompeiland van het benzinestation op en werd stil gezet aan de andere kant van het pompeiland. De agenten zijn achter de auto aan gereden. Zij hebben het bestuurdersportier zien dichtslaan. Ook zagen zij de medeverdachte naar het pompstation lopen. Toen de politie bij de auto kwam, zat de verdachte op de bijrijdersstoel.
In het dashboardkastje van de auto werd een patroonmagazijn met 16 patronen aangetroffen. Aan de bijrijderskant van de auto werd op ongeveer 3 meter afstand een sok gevonden met daarin een doorgeladen pistool.
Op de telefoon van de verdachte zijn diverse foto’s aangetroffen van drugs en wapens. Ook zijn chatgesprekken aangetroffen waarin de verdachte spreekt over de handel in wapens en drugs. Onder de aangetroffen foto’s bevindt zich een schermafbeelding van een videobelgesprek tussen de verdachte en zijn gesprekspartner, waarop een patroonmagazijn in de handen van zijn gesprekspartner zichtbaar is, dat identiek is aan het patroonmagazijn dat in het dashboardkastje is gevonden. Onder de aangetroffen foto’s bevindt zich ook een foto gevonden van een pistool dat identiek is aan het vuurwapen dat vlakbij de auto is aangetroffen.
In de auto is een telefoon gevonden die bij de medeverdachte in gebruik is, gezien de gebruikersnaam die daarin is aangetroffen. Op deze telefoon zijn ook chats en foto’s gevonden die betrekking hebben op (de handel in) drugs en vuurwapens en waaruit kan worden afgeleid dat de medeverdachte de beschikking heeft gehad over drugs en vuurwapens.
Op het pistool en het patroonmagazijn is geen DNA van de verdachten aangetroffen.
De medeverdachte heeft verklaard dat niet hij, maar een derde van wie hij geen verdere gegevens wil geven de bestuurder van de auto was. Hij had de auto gehuurd om zijn verjaardag te vieren. Hij weet niets van het patroonmagazijn in het dashboardkastje of het vuurwapen dat vlakbij de auto lag.
De verdachte heeft verklaard dat hij met één andere persoon in de auto zat en dat die andere persoon jarig was. Ook hij zegt niets te weten van het patroonmagazijn en het pistool.
Beoordeling
Niet aannemelijk is geworden dat de auto bestuurd werd door een derde persoon. Daarom kan ervan uitgegaan worden dat de verdachte en de medeverdachte de enige inzittenden waren toen de auto gecontroleerd werd door de politie. Er is bovendien geen reden te twijfelen aan de beschrijving van de bijrijder en de bestuurder die de politieagent heeft gegeven van de twee personen die hij in de auto zag zitten toen hij naast de auto stond op het moment dat die wegreed. Hieruit volgt dat de medeverdachte de bestuurder was van de auto en de verdachte de bijrijder.
Het patroonmagazijn en het pistool kunnen aan de verdachte worden gelinkt doordat foto’s van identieke voorwerpen in zijn telefoon zijn aangetroffen.
Uit het feit dat het pistool vlakbij de auto is gevonden en een foto van een identiek pistool in de telefoon van de verdachte is aangetroffen, wordt afgeleid dat de verdachte het pistool op
5 september 2022 bij zich had. De rechtbank overweegt hierbij dat het bijzonder weinig voorkomt dat vuurwapens in het zicht op een benzinestation worden achtergelaten. Vervolgens is de kans dat de verdachte in zijn telefoon een foto heeft van een vuurwapen dat identiek is aan een door een derde achtergelaten vuurwapen buitengewoon klein. Het aantreffen van het pistool naast de auto laat zich, mede gezien het overige op de telefoons van de verdachten aangetroffen materiaal, aanzienlijk beter verklaren wanneer het vuurwapen na het van de politie wegrijden vanuit de auto is weggegooid, dan wanneer er sprake is van een toeval. Dat de medeverdachte wist dat er een vuurwapen in de auto was, volgt uit het feit dat hij is weggereden nadat hij door de politie is gestopt. Hij reed weg van de politieauto, zodat de verdachten zich van het vuurwapen konden ontdoen.
Dat de verdachte ook het patroonmagazijn bij zich kan eveneens worden afgeleid uit de foto van een identiek magazijn in zijn telefoon. De medeverdachte moet dit geweten hebben omdat het patroonmagazijn in het dashboardkastje van de door hem gehuurde auto lag en hij wist dat het vuurwapen in de auto was.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging met de medeverdachte [medeverdachte01] heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 5 september 2022 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een pistool, van het merk CZ, model/type P10S, kaliber 9mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en munitie in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- acht kogelpatronen van het merk S&B, kaliber 9mm
en
- een patroonmagazijn van het merk Glock met daarin zestien kogelpatronen van het merk S&B, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
de eendaadse samenloop van medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met zijn mededader op de openbare weg een doorgeladen vuurwapen met een patroonmagazijn met 8 kogels en een los patroonmagazijn met 16 kogels voorhanden gehad. Vuurwapens worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen in de samenleving. De vele schietpartijen en beschietingen in Rotterdam maken duidelijk dat het hebben van een vuurwapen gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan. Dit zorgt voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens moet daarom streng worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen, maar niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank zal het strafblad niet in het nadeel van de verdachte bij de beoordeling betrekken.
Op de zitting heeft de verdachte verteld dat hij zijn leven op orde probeert te krijgen. Hij woont momenteel bij zijn vriendin en is bezig zijn rijbewijs te halen, zodat hij dat kan gebruiken bij het vinden van een baan.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de aard en ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Uitgangspunt bij het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen en een patroonmagazijn met munitie is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van behoorlijke duur. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank zal de gevangenneming van de verdachte bevelen omdat er ernstige bezwaren zijn en een gevaar op herhaling gezien de foto’s die in de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, aan de orde is.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 26 april 2021 van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant onder parketnummer 02/020890-21 is de verdachte voor het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs veroordeeld – voor zover van belang – tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op
10 mei 2021.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen.
8.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van voormeld vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 26 april 2021 van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant onder parketnummer 02/020890-21 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen;
beveelt de gevangenneming van de verdachte (welk bevel afzonderlijk is geminuteerd).
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. L. Amperse en E.M. Rocha, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y. Ouarssani, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 5 september 2022 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een pistool, van het merk CZ, model/type P10S, kaliber 9mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en/of munitie in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- acht, althans een hoeveelheid, kogelpatronen van het merk S&B, kaliber 9mm
en/of
- een patroonmagazijn van het merk Glock met daarin zestien, althans een hoeveelheid, kogelpatronen van het merk S&B, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad