ECLI:NL:RBROT:2023:9775
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schadevergoeding voor voorarrest en kosten rechtsbijstand
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 augustus 2023 uitspraak gedaan over de verzoeken van de gewezen verdachte, die een schadevergoeding voor immateriële schade als gevolg van zijn voorarrest en een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand heeft aangevraagd. De verzoeker was van 9 tot en met 14 september 2021 in verzekering gesteld en heeft tot 3 december 2021 in voorlopige hechtenis verbleven. Hij werd op 2 december 2022 vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, maar de rechtbank oordeelde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren om een schadevergoeding toe te kennen. De rechtbank overwoog dat de verzoeker onder verdachte omstandigheden was aangetroffen en dat er voldoende verdenking bestond om de voorlopige hechtenis te rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat, ondanks de vrijspraak, de verzoeker zelf verantwoordelijk was voor het voortduren van de voorlopige hechtenis en dat het niet billijk was om een schadevergoeding toe te kennen. Ook het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand werd afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel was dat toewijzing van een vergoeding niet billijk zou zijn. De rechtbank heeft beide verzoeken afgewezen.