ECLI:NL:RBROT:2023:9772
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot vergoeding voorarrest en kosten rechtsbijstand in strafzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 augustus 2023 uitspraak gedaan over de verzoeken van de gewezen verdachte tot vergoeding van immateriële schade als gevolg van het voorarrest en de kosten van rechtsbijstand. De verzoeker, die van 9 tot en met 15 september 2021 in verzekering is gesteld en tot 3 december 2021 in voorlopige hechtenis heeft verbleven, was eerder vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verzoeken afgewezen, omdat er geen gronden van billijkheid aanwezig werden geacht voor het toekennen van een schadevergoeding. De rechtbank overwoog dat de verzoeker op het moment van zijn aanhouding voldoende verdenking op zich had rusten, wat de toepassing van de inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis rechtvaardigde. De omstandigheden waaronder de verzoeker werd aangetroffen waren zeer verdacht, en de rechtbank concludeerde dat de vrijspraak niet automatisch leidde tot een recht op schadevergoeding.
Daarnaast werd het verzoek tot vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand afgewezen. De rechtbank oordeelde dat, gezien de motivering van de vrijspraak, het niet billijk zou zijn om een vergoeding toe te kennen. De beslissing werd genomen door een meervoudige raadkamer, waarbij de officier van justitie en de gemachtigd advocaat zijn gehoord, maar de verzoeker zelf niet aanwezig was. De rechtbank heeft beide verzoeken afgewezen, met de conclusie dat de verzoeker niet in aanmerking komt voor enige schadevergoeding of vergoeding van rechtsbijstandskosten.