In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in Polen in 1992, die werd beschuldigd van zware mishandeling en mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat niet met de wettelijk vereiste zekerheid kon worden vastgesteld dat de verdachte de geweldshandeling had gepleegd. De zaak kwam voort uit een incident op 14 december 2020, waarbij de aangever, voorman van een aannemersbedrijf, zwaar letsel opliep na een aanval in een woning in Rotterdam. De aangever en zijn broer hadden de verdachte als dader aangewezen, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen niet voldoende waren om de verdachte te veroordelen. De rechtbank concludeerde dat het signalement van de dader niet volledig overeenkwam met dat van de verdachte en dat er alternatieve verklaringen waren die de verdachte uitsloten als dader. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de kosten van de verdediging op nihil vastgesteld, aangezien er geen kosten waren gemaakt ter zake de vordering van de benadeelde partij.