ECLI:NL:RBROT:2023:9716

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
10/317997-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van zware mishandeling en mishandeling met zwaar lichamelijk letsel in Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in Polen in 1992, die werd beschuldigd van zware mishandeling en mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat niet met de wettelijk vereiste zekerheid kon worden vastgesteld dat de verdachte de geweldshandeling had gepleegd. De zaak kwam voort uit een incident op 14 december 2020, waarbij de aangever, voorman van een aannemersbedrijf, zwaar letsel opliep na een aanval in een woning in Rotterdam. De aangever en zijn broer hadden de verdachte als dader aangewezen, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen niet voldoende waren om de verdachte te veroordelen. De rechtbank concludeerde dat het signalement van de dader niet volledig overeenkwam met dat van de verdachte en dat er alternatieve verklaringen waren die de verdachte uitsloten als dader. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de kosten van de verdediging op nihil vastgesteld, aangezien er geen kosten waren gemaakt ter zake de vordering van de benadeelde partij.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/317997-20
Datum uitspraak: 20 oktober 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Polen) op [geboortedatum01] 1992,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsvrouw mr. M.C.A. Schulpen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
6 oktober 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding.
De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 34 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Vrijspraak

4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de primair ten laste gelegde zware mishandeling heeft gepleegd. De broer van de aangever, die ter plaatse is gehoord, heeft direct de verdachte aangewezen als de aanvaller. Voorts heeft de aangever in een schriftelijke aanvulling op zijn aangifte verklaard dat de verdachte een wit T-shirt droeg en ook hij heeft de verdachte herkend. De verklaringen van de verdachte, [naam01] en [naam02] zijn ongeloofwaardig, omdat deze pas lange tijd na het incident zijn afgelegd en omdat [naam01] de (toenmalige) vriendin van de verdachte was. De verklaringen van de aangever en zijn broer wegen zwaarder en zijn doorslaggevend.
4.2.
Beoordeling
Op 14 december 2020 was aangever als voorman van een aannemersbedrijf aanwezig in de woning aan de [adres02] te Rotterdam, nadat zijn werknemers hadden gebeld dat zij door omwonenden waren aangevallen. De broer van aangever was eveneens ter plaatse. Aangever heeft verklaard dat hij naar binnen is gegaan, met zijn broer achter hem. Op dat moment werd een voorwerp naar hem gegooid, dat hem in zijn rechteroog heeft geraakt. Het jukbeen en de oogkas van aangever zijn daarbij gebroken en zijn oog moest uiteindelijk worden verwijderd.
Aangever heeft zijn aanvaller daags na het voorval omschreven als een kleine, gespierde man met blond haar en een zwarte korte broek. Op een later moment heeft hij aan zijn verklaring toegevoegd dat de dader een wit T-shirt droeg. De broer van aangever heeft de verdachte bij zijn aanhouding aangewezen als degene die de geweldshandeling heeft verricht en heeft verklaard dat de aanvaller een wit T-shirt droeg.
De verdachte heeft vanaf het eerste verhoor ontkend dat hij iets met het voorval te maken heeft.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het de verdachte is geweest die het voorwerp naar aangever heeft gegooid ten gevolge waarvan aangever zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Vast staat dat in de woning aan de [adres02] in Rotterdam ten tijde van het voorval vier bewoners aanwezig waren, onder wie twee mannen. De rechtbank stelt vast dat het signalement dat aangever en zijn broer van de dader hebben geschetst enerzijds niet (volledig) overeenkomt met dat van de verdachte en anderzijds de mannelijke medebewoner van het pand bepaald niet uitsluit. Daarbij komt dat de verdachte heeft verklaard dat hij het witte T-shirt, dat hij ten tijde van zijn aanhouding droeg, pas later heeft aangetrokken, terwijl een medebewoonster heeft verklaard dat de andere mannelijke bewoner van het pand een wit T-shirt heeft gedragen, maar zich voorafgaand aan zijn aanhouding heeft omgekleed.
Gelet op deze stand van zaken kan de rechtbank niet met de wettelijk vereiste mate van zekerheid vaststellen dat het de verdachte is geweest die de geweldshandeling jegens aangever heeft gepleegd.
4.1.1.
Conclusie
Het primair en subsidiair laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte behoort om die reden te worden vrijgesproken.

5.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer01] , ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 39.922,97 aan materiële schade, een vergoeding van € 55.000,00 aan immateriële schade en een vergoeding van € 2.904,- aan proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal dient te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
5.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, gelet op de bepleite vrijspraak.
5.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, omdat verdachte wordt vrijgesproken.
Omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, maar er zijn geen kosten gemaakt ter zake de vordering van de benadeelde partij. .
5.4.
Conclusie
De rechtbank neemt geen inhoudelijk beslissing over de gevorderde schadevergoeding. De benadeelde partij kan de vordering nog wel aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

6.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer01] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. L. Amperse en L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.D. Schmahl, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 december 2020 te Rotterdam
aan [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten verlies van het
(rechter)oog, danwel (blijvend) oogletsel, heeft toegebracht
door (met) een deel van een halter, althans een scherp en/of puntig voorwerp,
in/tegen het (rechter)oog, althans in/tegen het hoofd, van die [slachtoffer01] te
gooien/steken/slaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 december 2020 te Rotterdam
[slachtoffer01] heeft mishandeld
door (met) een deel van een halter, althans een scherp en/of puntig voorwerp
in/tegen het (rechter)oog, althans in/tegen het hoofd, van die [slachtoffer01] te
gooien/steken/slaan,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten verlies van het (rechter)oog, danwel
(blijvend) oogletsel ten gevolge heeft gehad.