ECLI:NL:RBROT:2023:9710

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
10311387 CV EXPL 23-3553
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering aannemer wegens niet overeengekomen meerwerk en eenzijdige beëindiging van de opdracht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de eiseres, Rioolgroep Zuidwest B.V., en de gedaagde, [gedaagde01]. De eiseres vorderde betaling van een factuur van € 823,28, die bestond uit een oorspronkelijk factuurbedrag van € 710,88, incassokosten en rente. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat de werkzaamheden niet waren uitgevoerd conform de overeenkomst. De kantonrechter oordeelde dat er weliswaar een aannemingsovereenkomst was gesloten, maar dat de eiseres de overeengekomen werkzaamheden niet had uitgevoerd. De werkzaamheden die door de eiseres zijn verricht, werden niet als meerwerk erkend, omdat er geen voorafgaande overeenstemming was over deze extra werkzaamheden. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde niet verplicht was om te betalen voor de gefactureerde bedragen, omdat de eiseres de overeenkomst eenzijdig had beëindigd zonder het werk te voltooien. De eiseres werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die door de kantonrechter op € 250,- werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in aannemingsovereenkomsten en de gevolgen van eenzijdige beëindiging van de overeenkomst zonder uitvoering van het werk.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10311387 CV EXPL 23-3553
datum uitspraak: 6 oktober 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Rioolgroep Zuidwest B.V.,
vestigingsplaats: Tholen,
eiseres,
gemachtigden: DC & LS B.V. en [gemachtigde01] ,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Rioolgroep’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 24 januari 2023, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van Rioolgroep van 19 juli 2023, met een bijlage;
  • de mail van Roolgroep van 28 juli 2023, met een bijlage.
1.2.
Op 26 juli 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Namens Rioolgroep zijn [naam01] en [gemachtigde01] verschenen. [gedaagde01] was zelf aanwezig.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[gedaagde01] is eigenaar van een woning in Rotterdam. Rioolgroep heeft daar op
13 juni 2022 werkzaamheden verricht. Zij heeft daarvoor een factuur d.d. 21 juni 2022 van € 710,88 aan [gedaagde01] gestuurd. [gedaagde01] heeft die factuur, ondanks aanmaningen, niet betaald. Rioolgroep eist dat [gedaagde01] wordt veroordeeld om € 823,28 aan haar te betalen, met rente en proceskosten. Het bedrag van € 823,28 bestaat uit het factuurbedrag van € 710,88, € 106,63 aan incassokosten, en € 5,77 aan rente berekend tot en met 23 november 2022.
2.2.
[gedaagde01] is het niet eens met de eisen. Hij stelt dat er sprake was van een overeenkomst tussen de partijen, maar dat de gefactureerde werkzaamheden daarbuiten vallen en door Rioolgroep zonder overleg zijn uitgevoerd. Hij vindt dat hij daarom niets hoeft te betalen.
2.3.
De kantonrechter wijst de eisen van Rioolgroep af. In dit vonnis wordt dit toegelicht.
Rioolgroep en [gedaagde01] hebben een aannemingsovereenkomst gesloten
2.4.
[gedaagde01] heeft bij Rioolgroep een offerte gevraagd voor het uitvoeren van diverse rioleringswerkzaamheden. Het gaat onder andere om het leggen van pvc-buizen, het dichtmaken van een put in de kruipruimte en het maken van een aansluiting op het riool. Rioolgroep heeft vervolgens op basis van foto’s die [gedaagde01] heeft gemaild een offerte opgemaakt. [gedaagde01] heeft in reactie daarop laten weten dat hij graag een afspraak wil maken voor het verrichten van de werkzaamheden. De kantonrechter is het met [gedaagde01] eens dat die mail moet worden gezien als een aanvaarding van het aanbod. Er is dus sprake van een overeenkomst tussen partijen (artikel 6:217 BW). Meer specifiek gaat het om een overeenkomst tot aanneming van werk, aangezien Rioolgroep tegen een vastgestelde prijs een werk van stoffelijke aard tot stand zou brengen (artikel 7:750 BW).
De aannemingsovereenkomst is niet uitgevoerd
2.5.
Op basis van de overeenkomst zou Rioolgroep op 13 juni 2022 rioleringswerkzaamheden uitvoeren in, onder en om de woning. De partijen zijn het erover eens dat Rioolgroep het overeengekomen werk van stoffelijke aard niet tot stand heeft gebracht. Rioolgroep heeft namelijk alleen een gat gegraven voor de woning en dit gat weer dichtgegooid. Volgens Rioolgroep stond er water in de kruipruimte en heeft zij het gat gegraven in de stoep om te zien of het water zou weglopen. Dit was volgens haar niet het geval. Zij stelt dat zij daarna wel de kruipruimte in is gegaan, maar dat dit door aanwezig ongedierte en schimmels niet werkbaar bleek en dat zij daarom is vertrokken.
De factuur ziet deels op meerwerk en deels op overeengekomen kostenposten
2.6.
Rioolgroep heeft kort na 13 juni 2022 een factuur gestuurd. De kantonrechter begrijpt uit die factuur dat Rioolgroep kosten in rekening brengt voor een ‘klicmelding’, de aanvraag van een graafvergunning, voorrijkosten en het graven en het dichten van het gat. Rioolgroep heeft herhaaldelijk expliciet gesteld dat de gefactureerde werkzaamheden moeten worden gezien als meerwerk. De kantonrechter gaat ervan uit dat Rioolgroep daarmee de graafwerkzaamheden bedoelt. De klicmelding en de aanvraag van de graafvergunning staan namelijk expliciet ook op de offerte die [gedaagde01] geaccordeerd heeft. Ook de voorrijkosten moeten geacht worden te zijn inbegrepen in de oorspronkelijke overeenkomst. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde01] zowel voor de gefactureerde door Rioolgroep als meerwerk bedoelde graafwerkzaamheden als de overeengekomen kostenposten niet hoeft te betalen. Dat wordt hierna voor beide onderdelen van de factuur toegelicht.
[gedaagde01] hoeft het meerwerk niet te betalen
2.7.
[gedaagde01] heeft aangevoerd dat Rioolgroep vooraf niet met hem heeft besproken dat zij de extra graafwerkzaamheden zou verrichten. Volgens hem heeft Rioolgroep pas achteraf contact opgenomen. Deze gang van zaken lijkt ook te volgen uit de e-mail van Rioolgroep van 28 juli 2022, waarin zij schreef: “
Zoals al gezegd is er in eerste instantie het rioolwater geconstateerd, vanuit het vloerluik. De monteurs hebben toen besloten om buiten wel open te graven, in de hoop dat het rioolwater weg zou stromen. Dit is dus een reden geweest om de graafwerkzaamheden te starten en was niet overbodig. Het rioolwater bleef echter in de kruipruimte. Toen hebben ze toch besloten de kruipruimte in te gaan. Daar zagen ze de ratten wegschieten en de enorme hoeveelheid schimmels. Vanuit kantoor is gezegd te stoppen. Hierover is telefonisch contact met u geweest.” Tegenover dit gemotiveerde verweer van [gedaagde01] heeft Rioolgroep onvoldoende onderbouwd wanneer het meerwerk met [gedaagde01] zou zijn overeengekomen. Zij heeft niet concreet gemaakt wanneer zij zou hebben gebeld met [gedaagde01] , wat zij [gedaagde01] toen heeft voorgesteld en wat de reactie van hem daarop was. Daarom staat niet vast dat meerwerk is overeengekomen. Omdat Rioolgroep de gefactureerde werkzaamheden niet heeft verricht op basis van een overeenkomst met [gedaagde01] , hoeft [gedaagde01] daar niet voor te betalen.
2.8.
Bovendien, zelfs als meerwerk zou zijn overeengekomen dan blijkt ook uit niets dat [gedaagde01] is gewezen op de noodzaak van prijsverhoging, of dat hij die noodzaak had moeten begrijpen. Ook om die reden kunnen de kosten voor meerwerk niet bij hem in rekening worden gebracht (artikel 7:755 BW).
2.9.
Door Rioolgroep zijn er geen andere grondslagen aangevoerd op basis waarvan [gedaagde01] zou moeten betalen voor de graafwerkzaamheden. Andere grondslagen zijn de kantonrechter ook niet gebleken. Kortom, voor deze werkzaamheden hoeft [gedaagde01] niet te betalen.
[gedaagde01] hoeft ook voor de overeengekomen kostenposten niet te betalen
2.10.
Rioolgroep brengt verder nog kosten in rekening voor de graafvergunning, de klicmelding en voorrijkosten. Deze kosten vallen onder de overeenkomst, toch oordeelt de kantonrechter dat [gedaagde01] deze kosten ook niet hoeft te betalen. Rioolgroep heeft namelijk eenzijdig besloten te stoppen met de werkzaamheden en de aannemingsovereenkomst niet meer voort te zetten. De wet biedt Rioolgroep deze mogelijkheid niet. Desalniettemin lijkt [gedaagde01] zich hierbij te hebben neergelegd, aangezien hij heeft aangevoerd dat het werk inmiddels door een andere aannemer is uitgevoerd. De kantonrechter oordeelt daarom dat de aannemingsovereenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd. Partijen hebben daarbij geen afspraken gemaakt over de financiële afwikkeling. Aangezien Rioolgroep [gedaagde01] voor een voldongen feit heeft gesteld door eenzijdig te kiezen voor beëindiging, zonder dat zij iets van het overeengekomen werk tot stand heeft gebracht, kunnen de gemaakte kosten naar redelijkheid en billijkheid niet voor rekening van [gedaagde01] worden gebracht (artikel 6:248 lid 1 BW).
Conclusie
2.11.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde01] het bedrag van € 710,88 niet hoeft te betalen. De eis om hem te veroordelen tot betaling daarvan wordt dus afgewezen. Alle andere eisen van Rioolgroep hangen hiermee samen en worden daarom ook afgewezen.
Rioolgroep moet de proceskosten betalen
2.12.
Rioolgroep krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). [gedaagde01] procedeert zelf. Hij heeft gesteld dat hij € 2.640,- aan inkomsten is misgelopen, omdat hij vier werkdagen heeft besteed aan het opstellen van zijn antwoord, maar dat heeft hij onvoldoende onderbouwd. Dat hiervoor vier werkdagen nodig waren blijkt uit niets, mede omdat zijn verweer ‘slechts’ uit vijf A4’tjes met bijlagen bestaat. Bovendien volgt nergens uit dat hij dit verweer tijdens werkdagen heeft geschreven en dat hij de genoemde inkomsten daardoor is misgelopen. De kantonrechter stelt zijn kosten, mede met het oog op het financiële belang van deze zaak, vast op € 250,- voor het bijwonen van de zitting en voor gemaakte print- en verzendkosten.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de eisen van Rioolgroep af;
3.2.
veroordeelt Rioolgroep in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag worden vastgesteld op € 250,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
33394