ECLI:NL:RBROT:2023:9708

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
C/10/663297 / JE RK 23-1895
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van een gezinsconflict met zorgen over sociaal-emotionele ontwikkeling

Op 1 september 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De Raad verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, omdat er zorgen waren over hun sociaal-emotionele ontwikkeling. De ouders, [moeder] en [vader], zijn belast met het ouderlijk gezag en de kinderen wonen bij de moeder. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag zijn de kinderen, de ouders, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West aanwezig geweest.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door onveiligheid en onstabiliteit in de thuissituatie, mede door de conflicten tussen de ouders. Ondanks eerdere hulpverlening is de situatie niet verbeterd, wat heeft geleid tot de beslissing om de kinderen onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De kinderrechter benadrukt het belang van stabiliteit en duidelijke communicatie tussen de ouders in het belang van de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/663297 / JE RK 23-1895
Datum uitspraak: 1 september 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2011 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2015 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats] ,
[vader],
hierna te noemen: de vader, verblijvende in [verblijfplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 1 augustus 2023, binnengekomen bij de rechtbank op dezelfde datum.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 1 september 2023. Daarbij waren aanwezig:
- [voornaam minderjarige 1] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord;
  • de moeder;
  • de vader;
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam 1] ;
- twee vertegenwoordigsters van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, gevestigd te Dordrecht (hierna: de GI), mw. [naam 2] en [naam 3] .

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen bij hun moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De Raad wijzigt het verzoek ter zitting, in die zin dat de Raad verzoekt om [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, omdat de kinderen met de moeder zijn verhuisd.

4.Het standpunt van de Raad

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek ter zitting en licht het als volgt nader toe. Er zijn zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen. Dit komt mede doordat zij jarenlang blootgesteld zijn aan de ruzies en conflicten tussen de ouders. Als gevolg hiervan hebben zij onveiligheid en stress ervaren. De kinderen hebben kindeigen problematiek en bevinden zich in een loyaliteitsconflict. Hiervoor is in het vrijwillige kader hulpverlening ingezet, maar dit heeft de zorgen niet weggenomen mede omdat de ouders zich niet aan de veiligheidsafspraken hebben gehouden. Als gevolg hiervan hebben de kinderen geen onbelast contact met beide ouders. Het is daarom belangrijk dat er een jeugdbeschermer betrokken raakt die opkomt voor de belangen van de kinderen. De vader en de moeder moeten leren om samen de ouders te zijn van de kinderen en leren om samen te werken. De jeugdbeschermer kan bezien welke hulpverlening daarvoor nodig is en ook of de kinderen behoefte hebben aan individuele hulp en dat inzetten.

5.Het standpunt van de GI

5.1.
De GI kan zich vinden in het verzoek van de Raad en licht het volgende toe. Er is sprake van een gezin met een belaste voorgeschiedenis. Op dit moment is er hulpverlening gestart en gaande. Omdat de situatie en de kinderen kwetsbaar zijn is het belangrijk dat een jeugdbeschermer betrokken raakt en regie kan voeren.

6.Het standpunt van de moeder

6.1.
De moeder stemt in met het verzoek ter zitting en geeft aan dat het een moeilijk jaar is geweest. Ook doordat de kinderen vaak overstuur waren nadat zij bij de vader waren geweest. Het is belangrijk dat er rust komt voor de kinderen en dat zij met zowel de vader als de moeder goed contact hebben. Daarom is het belangrijk dat de vader hulp krijgt voor zijn verslavingsproblematiek.

7.Het standpunt van de vader

7.1.
De vader stemt in met het verzoek ter zitting en hij licht het volgende toe. Eerder had de vader een goede band met de kinderen, maar deze band is de afgelopen periode verslechterd. Dit komt mede doordat ten onrechte over de vader wordt gezegd dat hij een verslaving heeft en een zelfmoordpoging heeft gedaan. Daarnaast heeft de vader grote zorgen over de kinderen vanwege de nieuwe vriend van de moeder. Een goed onderzoek naar de thuissituatie is daarom noodzakelijk.

8.De beoordeling

8.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter overweegt daartoe het volgende.
8.2.
De kinderen worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd, omdat er sprake is van onveiligheid en onstabiliteit in de thuissituatie. Dit komt mede doordat de kinderen klem lijken te zitten tussen de ouders en doordat zij getuige zijn (geweest) van conflicten en (mogelijk fysieke) ruzies. Gebleken is dat de ouders niet in staat zijn om op een constructieve wijze met elkaar te communiceren. Als gevolg hiervan worden de kinderen belast met volwassenzaken en ervaren zij stress en spanning. Het is zorgelijk dat de kinderen geen onbelast contact kunnen hebben met beide ouders. Er zijn dan ook grote zorgen over de sociaal- en emotionele ontwikkeling van de kinderen.
8.3.
Het afgelopen jaar is er in het vrijwillige kader hulpverlening ingezet om stabiliteit en veiligheid te creëren voor de kinderen. Dit heeft echter onvoldoende tot een verbetering van de situatie geleid. Dit komt mede doordat de ouders zich niet aan de veiligheidsafspraken hebben gehouden. Dit is teleurstellend, omdat het allerbelangrijkste is dat het goed gaat met de kinderen. Zij hebben baat bij rust en duidelijkheid. Het is daarom noodzakelijk dat de ouders leren om op een constructieve wijze met elkaar te communiceren in het belang van de kinderen. Hiervoor zijn duidelijke afspraken nodig en is de inzet van passende hulpverlening noodzakelijk. Belangrijk is dat beide ouders meewerken en zich openstellen voor de hulpverlening. Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat er een jeugdbeschermer in het kader van een ondertoezichtstelling betrokken raakt die de regie voert en de benodigde hulpverlening inzet. De kinderrechter zal daarom, zoals verzocht en niet is weersproken, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar.

9.De beslissing

De kinderrechter:
9.1.
stelt [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, met ingang van 1 september 2023 tot 1 september 2024;
9.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2023 door mr. J.C.M. Persoon, kinderrechter, in aanwezigheid van V. Lankhaar als griffier, en op schrift gesteld op 7 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.