ECLI:NL:RBROT:2023:9694

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
FT RK 22-78
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de schuldsaneringsregeling na faillissement met problemen in postbezorging

In deze zaak heeft verzoeker op 17 april 2023 een verzoekschrift ingediend tot opheffing van zijn faillissement, uitgesproken op 22 maart 2022, en tegelijkertijd de toepassing van de schuldsaneringsregeling verzocht. Tijdens de zitting op 25 augustus 2023 zijn verzoeker, zijn begeleider en de curator gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker niet op de hoogte was van de mogelijkheid om een verzoek tot schuldsanering in te dienen, omdat hij de oproepbrief van de rechtbank niet had ontvangen door problemen met de postbezorging. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het niet indienen van het verzoek niet aan verzoeker kan worden toegerekend, waardoor hij ontvankelijk is in zijn verzoek.

De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat er geen redenen zijn om het verzoek tot opheffing van het faillissement en de toepassing van de schuldsaneringsregeling af te wijzen. Verzoeker had slechts kort een onderneming en heeft zich snel gerealiseerd dat hij niet verder kon. De rechtbank heeft geoordeeld dat het ontbreken van een goede administratie in deze specifieke situatie geen belemmering vormt voor toelating tot de schuldsaneringsregeling. Het verzoek is toegewezen, en de rechtbank heeft het salaris van de curator en de verschotten vastgesteld.

Verzoeker heeft verzocht om verkorting van de looptijd van de schuldsaneringsregeling met een jaar, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat dit niet gerechtvaardigd is gezien de omstandigheden. De ingangsdatum van de regeling is vastgesteld op de datum van het vonnis, en de termijn van de regeling is vastgesteld op achttien maanden, eindigend op 1 maart 2025. De rechtbank heeft ook de benoeming van de rechter-commissaris en de bewindvoerder geregeld, en de curator is belast met het beheer van de boedel.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling na faillissement
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 1 september 2023
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker,
curator: mr. R. van Dongen.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 17 april 2023 een verzoekschrift ingediend tot opheffing van zijn op
22 maart 2022 uitgesproken faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Ter zitting van 25 augustus 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • [verzoeker], verzoeker;
  • mevrouw R.S.C. Buldeo Rai, begeleider en budgetbeheerder van verzoeker;
  • de heer mr. R. Van Dongen, curator.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Ontvankelijkheid verzoek
Alvorens tot inhoudelijke behandeling van het verzoekschrift over te gaan, dient de vraag te worden beantwoord of verzoeker een beroep op artikel 15b, eerste lid van de Faillissementswet (hierna: Fw) toekomt. De voorwaarde die de wet in artikel 15b, eerste lid, Fw stelt, is dat, wanneer een verzoeker niet op eigen aangifte maar op rekest failliet is verklaard, wordt vastgesteld dat redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de gefailleerde wegens hem toe te rekenen omstandigheden binnen de termijn als bedoeld in artikel 3, eerste lid, Fw geen verzoekschrift tot het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling heeft ingediend.
Ter zitting is gebleken dat verzoeker geen besef had van de optie en de noodzaak om hangende het verzoekschrift tot faillietverklaring een verzoek tot toelating tot de schuldsanering in te dienen. De oproepbrief van de rechtbank met deze uitleg heeft verzoeker niet ontvangen vanwege problemen met de postbezorging. Dat blijkt ook uit de stukken in het faillissementsdossier. Er speelde in die periode veel in het persoonlijke leven van verzoeker, waardoor hij ook niet bij de behandeling van het verzoekschrift aanwezig is geweest. Gelet op voornoemde oordeelt de rechtbank dat het destijds niet indienen van een verzoek tot toepassing schuldsaneringsregeling, verzoeker niet is toe te rekenen. Daarmee is voldaan aan de vereiste van artikel 15b lid 1 Fw).
De curator heeft voorts vastgesteld dat een akkoord binnen het faillissement niet tot de mogelijkheden behoort.
Verzoeker is daarom ontvankelijk in zijn verzoek.
Toelating tot de Wsnp
De rechtbank oordeelt dat er geen, althans onvoldoende, grond is gebleken voor afwijzing van het verzoek tot opheffing van het op 22 maart 2022 uitgesproken faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank acht hierbij relevant dat verzoeker slechts kort een onderneming heeft gedreven en zich vrij snel heeft gerealiseerd dat hij niet op de goede weg was en beter kon stoppen. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een wending ten goede zodat het feit dat verzoeker in de korte periode dat hij een onderneming dreef, geen goede administratie gevoerd, in dit geval geen belemmering is voor toelating tot de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank zal het verzoek daarom toewijzen en het salaris van de curator en de verschotten vaststellen.
Duur Wsnp
Door verzoeker is – met verwijzing naar de per 1 juli 2023 ingetreden wetswijzigingen inzake de wettelijke schuldsaneringsregeling – verzocht om verkorting van de looptijd met één jaar. De rechtbank begrijpt dit als een verzoek om de ingangsdatum van de looptijd van de schuldsaneringsregeling vast te stellen op 1 september 2022.
Artikel 349a lid 1 Fw luidt per 1 juli 2023:
De termijn van de schuldsaneringsregeling bedraagt anderhalf jaar, te rekenen van de dag van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling, die dag daaronder begrepen, dan wel van de dag waarop de eerste aflossing is gedaan in het kader van de buitengerechtelijke schuldregeling als bedoeld in artikel 285, eerste lid, onder f, indien die dag eerder is gelegen. (…)
Een eerdere ingangsdatum is mogelijk bij correcte aflossing in de buitengerechtelijke schuldregeling.
De wetgever heeft zich niet uitgelaten over de vraag hoe moet worden aangekeken tegen aflossingen die geschieden gedurende de looptijd van een aan de schuldsaneringsregeling voorafgaand faillissement. Beide trajecten kunnen een buitengerechtelijke schuldregeling tot stand brengen en een verklaring van de curator dat er geen akkoord kan worden bereikt, kan worden gelijkgesteld met de verklaring van een schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 285 lid 1, aanhef en onder f, Fw. Het voorafgaande faillissement is anders dan het schuldhulpverleningstraject dat door de gemeente wordt uitgevoerd, echter niet slechts gericht op het treffen van een schuldregeling. De curator in het faillissement houdt zich bezig met het beheer en de vereffening van de vermogensbestanddelen van gefailleerde, en heeft ook nog andere wettelijke taken. De kosten van een faillissement zijn vaak ook aanmerkelijk hoger. Naar het oordeel van de rechtbank is dit een factor die dient te worden betrokken bij de vraag of het gerechtvaardigd is dat de Wsnp na een voorafgaand faillissement wordt verkort (door het vaststellen van een eerdere ingangsdatum danwel verkorting van de looptijd).
In dit concrete geval heeft verzoeker weliswaar gedurende een periode van zestien maanden fulltime gewerkt en een bedrag van €10.989,54 afgedragen aan inkomen boven het vrij te laten bedrag; na uitkering van het salaris van de curator en de verschotten resteert een boedelsaldo van nihil. Concreet betekent dit dus, dat er niet gespaard is ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers. De faillissementskosten houden in dit geval ook mede verband met het feit dat de werkzaamheden van de curator werden bemoeilijkt door het ontbreken van administratie. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het niet gerechtvaardigd ten opzichte van de gezamenlijke schuldeisers dat de regeling bij voorbaat wordt verkort, danwel er een eerdere ingangsdatum wordt vastgesteld.
De rechtbank stelt daarom de ingangsdatum van de looptijd van de wettelijke regeling vast op de datum van dit vonnis.

3.De beslissing

De rechtbank:
- heft het faillissement van verzoeker op;
- stelt het salaris van de curator en de verschotten definitief vast op € 11.632,04 (exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting) en brengt dit bedrag ten laste van schuldenaar;
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker],geboren op [geboortedatum] te Curaҫao (Nederlandse Antillen),
wonende te [adres], [woonplaats],
[naam bedrijf]
Gevestigd te [adres], [woonplaats]
- stelt de termijn van de regeling vast op achttien maanden, te rekenen vanaf de datum van dit vonnis, waardoor deze termijn eindigt op 1 maart 2025;
- benoemt in de schuldsaneringsregeling van schuldenaar tot rechter-commissaris
mr. B.A. Cnossen;
- en stelt aan tot bewindvoerder B. van Huessen,
postadres: [postadres]
;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/19e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan schuldenaar gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.E. Prenger, rechter, en in aanwezigheid van
L.M. Heinis LLB, griffier, in het openbaar uitgesproken op 1 september 2023.