ECLI:NL:RBROT:2023:9691

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
FT EA 23/692 en FT EA 23/693
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot het toewijzen van een dwangakkoord. Verzoekster, die in financiële problemen verkeert, heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waaronder de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RvO). RvO heeft geweigerd in te stemmen met deze regeling, omdat zij van mening is dat verzoekster onjuiste informatie heeft verstrekt, wat heeft geleid tot onterecht ontvangen subsidies. Verzoekster heeft echter verklaard dat zij onder druk van haar moeder heeft gehandeld en dat zij inmiddels afstand heeft genomen van haar moeder. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers afgewogen tegen die van RvO. De rechtbank oordeelt dat de aangeboden regeling, die is gebaseerd op de afloscapaciteit van verzoekster, redelijk is en dat de meerderheid van de schuldeisers ermee heeft ingestemd. De rechtbank heeft RvO bevolen in te stemmen met de schuldregeling en heeft de kosten van de procedure voor RvO vastgesteld op nihil. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat de minnelijke regeling een gunstiger resultaat zal opleveren voor de schuldeisers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummers: [nummer01] – [nummer02]
uitspraakdatum: 20 september 2023
in de zaak van:
[verzoekster01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 17 juli 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, in behandeling bij GGN Mastering Credit, (hierna: RvO);
die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Mr. J.A. Wesdijk heeft namens RvO voorafgaand aan de zitting een verweerschrift toegezonden en hierin laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
Ter zitting van 11 september 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • [naam01] , werkzaam bij Kredietbank Rotterdam en waarnemend voor [naam02] (hierna: schuldhulpverlening);
  • [naam03] , werkzaam bij Pameijer (hierna: begeleiding).
Op 12 september 2023 heeft schuldhulpverlening op verzoek van de rechtbank nog aanvullende informatie verstrekt.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift zeven schuldeisers, waarvan twee preferente en vijf concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 53.322,24 van verzoekster te vorderen.
Verzoekster heeft bij brief van 23 mei 2023 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 35,80% aan de preferente schuldeisers en 17,90% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling betreft een prognose aanbod, gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoekster heeft op basis van haar dienstbetrekking. Verzoekster werkt zesendertig à veertig uur per week in de zorg op basis van oproepcontracten bij twee verschillende werkgevers. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Het aanbod heeft een maximale duur van zesendertig maanden. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan. Daarnaast ontvangt verzoekster begeleiding vanuit Pameijer.
Na de zitting heeft schuldhulpverlening aanvullende informatie verstrekt over het aanbod. Bevestigd is dat het om een prognose aanbod gaat. De uitbetaling aan de schuldeisers zal worden gedaan door het Jongeren Perspectief Fonds (hierna: JPF). Ieder jaar wordt een heronderzoek gedaan naar de exacte afdracht.
Zes schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. RvO stemt hier niet mee in. Zij heeft twee concurrente vorderingen, één van € 11.185,14 en één van € 5.911,28, tezamen € 17.096,42 op verzoekster, welke 32,1% van de totale schuldenlast belopen.

3.Het verweer

RvO verzoekt om afwijzing van het verzoek, wegens de ontstaansgeschiedenis van haar vordering. RvO stelt dat verzoekster onjuiste informatie heeft verstrekt, waardoor zij onterecht subsidie heeft ontvangen. Daarnaast wijst RvO op het feit dat verzoekster een jonge vrouw is van 26 jaar, die mogelijk in de toekomst meer zal gaan verdienen, waardoor de afloscapaciteit stijgt. Ook dient volgens RvO het aanzienlijke belang van RvO mee te wegen, nu haar vorderingen 32,1% van het totaal vormen.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van RvO bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of RvO in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
RvO stelt dat haar vordering is ontstaan doordat verzoekster onjuiste informatie heeft verstrekt. Verzoekster heeft verklaard ten tijde van het ontstaan van de schuld onder druk te zijn gezet door haar moeder en gedwongen te zijn geweest een bedrijf van haar moeder op haar naam te zetten en een beroep te doen op de coronasteunmaatregelen. Het grootste gedeelte van de subsidie is door haar moeder en een vriend van haar moeder gebruikt. Verzoekster heeft slechts een deel gekregen. Nu heeft zij bewust afstand genomen van haar moeder door op haarzelf te gaan wonen en afstandelijk te zijn in haar contacten met haar moeder. Verzoekster erkent dat het verstrekken van onjuiste informatie en het uitgeven van de onterecht ontvangen subsidie fout was. Mede gelet op de jonge leeftijd van verzoekster, haar schuldbewustheid en saneringsgezinde houding ziet de rechtbank geen reden om de belangenafweging reeds hierom in het nadeel van verzoekster uit te laten vallen.
In het kader van de belangenafweging is verder van belang dat een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk zes van de zeven schuldeisers, met de aangeboden regeling akkoord is gegaan. Daar staat tegenover dat de vorderingen van RvO een aanzienlijk aandeel vormen in de totale schuldenlast van 32,1%.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster fulltime werkzaam is in de zorg. Dat betekent dat verzoekster reeds voldoet aan de in de schuldsaneringsregeling bestaande werkverplichting voor 36 uur per week. Een stijging van het inkomen zal leiden tot een hogere afdracht voor de schuldeisers. Jaarlijks zal een herkeuring plaatsvinden om de afloscapaciteit vast te stellen en JPF zal de uitkering aan de schuldeisers doen.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekster het maximale ten behoeve van haar schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoekster zit in budgetbeheer. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. De Faillissementswet is bovendien met ingang van 1 juli 2023 gewijzigd. De termijn van de wettelijke schuldsaneringsregeling bedraagt met ingang van 1 juli 2023 achttien maanden. De onderhavige minnelijke regeling is gebaseerd op een afloscapaciteit over zesendertig maanden. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van RvO, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om RvO te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
RvO zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt RvO om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt RvO in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van L.M. Heinis, griffier, in het openbaar uitgesproken op 20 september 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.