ECLI:NL:RBROT:2023:9689

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
FT EA 23/492 en FT EA 23/493
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldregeling met een weigerende schuldeiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord. Verzoekster, die in financiële problemen verkeert, heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, maar de Gemeente Capelle a.d. IJssel, vertegenwoordigd door de Gemeenschappelijke regeling IJsselgemeenten, weigerde in te stemmen met deze regeling. Verzoekster heeft dertien schuldeisers, waarvan twee preferente en elf concurrente, met een totale vordering van € 87.110,42. De aangeboden regeling voorziet in een betaling van 5,11% aan de preferente en 2,55% aan de concurrente schuldeisers. De rechtbank heeft vastgesteld dat twaalf van de dertien schuldeisers akkoord zijn gegaan met de regeling, maar IJsselgemeenten heeft geweigerd, onder verwijzing naar een schending van de inlichtingenplicht door verzoekster en haar partner, die een boete hebben gekregen voor het niet melden van inkomsten uit arbeid terwijl zij een bijstandsuitkering ontvingen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de belangen van verzoekster en de andere schuldeisers zwaarder wegen dan die van IJsselgemeenten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoekster kan bieden en dat de afwijzing door IJsselgemeenten niet redelijk is. Daarom heeft de rechtbank IJsselgemeenten bevolen in te stemmen met de schuldregeling en de kosten van de procedure aan IJsselgemeenten opgelegd, begroot op nihil. Het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat de minnelijke regeling een beter resultaat zal opleveren voor de schuldeisers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummers: [nummer01] – [nummer02]
uitspraakdatum: 20 september 2023
in de zaak van:
[verzoekster01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 12 mei 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- Gemeente Capelle a.d. IJssel, vertegenwoordigt door Gemeenschappelijke regeling IJsselgemeenten (hierna: IJsselgemeenten);
die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 11 september 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • [naam01] , partner van verzoekster (hierna: partner);
  • [naam02] , werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • [naam03] , namens IJsselgemeenten.
De uitspraak is bepaald op heden.
Na afloop van de zitting heeft schuldhulpverlening bevestigd dat IJsselgemeenten de enige weigerende schuldeiser is in deze procedure, nu dit voor de rechtbank niet duidelijk was.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift dertien schuldeisers, waarvan twee preferente en elf concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 87.110,42 van verzoekster te vorderen.
Verzoekster heeft bij brief van 27 oktober 2022 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 5,11% aan de preferente schuldeisers en 2,55% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. Verzoekster begint binnenkort met een baan in de zorg, waar zij vanwege haar gezondheid start met zes uur per week. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden door haar budgetbeheerder voldaan. Daarnaast woont verzoekster met partner en kind sinds kort in een zelfstandige woning met begeleiding.
Twaalf schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. IJsselgemeenten stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 20.340,69 op verzoekster, welke 23,4% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

Ter zitting heeft IJsselgemeenten aangegeven dat de ontstaansgeschiedenis van de vordering haar weerhoudt van instemming. Verzoekster en partner hebben de inlichtingenplicht geschonden, omdat zij niet hebben aangegeven inkomsten uit arbeid te verdienen, terwijl zij een bijstandsuitkering ontvingen. Volgens IJsselgemeenten was sprake van opzet en heeft verzoekster en zijn partner daarom, naast een terugvordering van de uitkering, een boete opgelegd op 22 juni 2017. Ter zitting heeft IJsselgemeenten bevestigd dat de boete reeds afbetaald is.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van IJsselgemeenten bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of IJsselgemeenten in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt vast dat de vordering van IJsselgemeenten een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 23,4%. Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk twaalf van de dertien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster zich inzet om toe te treden tot de arbeidsmarkt, ondanks haar medische situatie.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekster het maximale ten behoeve van haar schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoekster zit in budgetbeheer. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede. Daarnaast beschikt verzoekster momenteel over een stabiele woonsituatie en wordt zij met haar partner daarin verder begeleid.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. De Faillissementswet is bovendien met ingang van 1 juli 2023 gewijzigd. De termijn van de wettelijke schuldsaneringsregeling bedraagt met ingang van 1 juli 2023 achttien maanden. De onderhavige minnelijke regeling is gebaseerd op een afloscapaciteit over zesendertig maanden. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van IJsselgemeenten, die geweigerd heeft in te stemmen. De ontstaansgeschiedenis van de schuld maakt dit niet anders. Daarbij neemt de rechtbank ook in overweging dat de boete reeds is afbetaald door het loonbeslag op het loon van de partner van verzoekster.
Het verzoek om IJsselgemeenten te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
IJsselgemeenten zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt IJsselgemeenten om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt IJsselgemeenten in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van L.M. Heinis, griffier, in het openbaar uitgesproken op 20 september 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.