In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot het toewijzen van een dwangakkoord. Verzoeker, die te maken heeft met vijftien schuldeisers, heeft een schuldregeling aangeboden waarbij hij 4,34% aan de preferente schuldeisers en 2,17% aan de concurrente schuldeisers zou betalen. De totale schuldenlast bedroeg € 43.072,41. Van de vijftien schuldeisers stemden veertien in met de regeling, maar ABN AMRO weigerde. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de aangeboden regeling goed gedocumenteerd was en dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord ging. De rechtbank oordeelde dat de belangen van verzoeker en de instemmende schuldeisers zwaarder wegen dan die van ABN AMRO, die slechts een klein percentage van de totale schuldenlast vertegenwoordigde. De rechtbank heeft ABN AMRO bevolen in te stemmen met de schuldregeling en de kosten van de procedure op nihil vastgesteld, aangezien verzoeker niet door een advocaat was bijgestaan. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de dwangregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.