ECLI:NL:RBROT:2023:9687

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
FT EA 23/255 en FT EA 23/256
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldregeling met meerdere schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot het toewijzen van een dwangakkoord. Verzoeker, die te maken heeft met vijftien schuldeisers, heeft een schuldregeling aangeboden waarbij hij 4,34% aan de preferente schuldeisers en 2,17% aan de concurrente schuldeisers zou betalen. De totale schuldenlast bedroeg € 43.072,41. Van de vijftien schuldeisers stemden veertien in met de regeling, maar ABN AMRO weigerde. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de aangeboden regeling goed gedocumenteerd was en dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord ging. De rechtbank oordeelde dat de belangen van verzoeker en de instemmende schuldeisers zwaarder wegen dan die van ABN AMRO, die slechts een klein percentage van de totale schuldenlast vertegenwoordigde. De rechtbank heeft ABN AMRO bevolen in te stemmen met de schuldregeling en de kosten van de procedure op nihil vastgesteld, aangezien verzoeker niet door een advocaat was bijgestaan. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de dwangregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummers: [nummer01] – [nummer02]
uitspraakdatum: 20 september 2023
in de zaak van:
[verzoeker01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 15 maart 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een twee schuldeisers, te weten:
  • KPN, in behandeling bij Vesting Finance Incasso B.V. (hierna: Vesting Finance);
  • ABN AMRO Bank N.V. (hierna: ABN AMRO);
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Vesting Finance heeft namens KPN voorafgaande aan de zitting, bij brief van 12 juni 2023, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
ABN AMRO heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift toegezonden. Voorts is zij niet ter zitting verschenen.
Ter zitting van 11 september 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer [naam01] , werkzaam bij Stroomopwaarts (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw D. Verhoeven en mevrouw P. Bogarde, beiden werkzaam bij Stichting Veritas (hierna: beschermingsbewindvoering),
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift vijftien schuldeisers, waarvan één preferente en veertien concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 43.513,67 van verzoeker te vorderen.
Verzoeker heeft bij brief van 9 september 2022 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 4,34% aan de preferente schuldeisers en 2,17% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. De totale schuldenlast bedroeg ten tijde van het aanbod € 43.072,41.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling, gebaseerd op de NVVK-norm, voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Uit de rapportage Arbeidsdeskundig Advies Participatiewet van 4 mei 2023 blijkt verzoeker nu niet in staat is om te werken, maar dat de verwachting is dat de situatie zal verbeteren. Wanneer verzoeker voldoende stabiel is, kan hij onder begeleiding een begin maken met werken. Schuldhulpverlening zal elk jaar een controle uitvoeren om te beoordelen of het uitkeringspercentage bijgesteld moet worden wegens stijgende inkomsten. Het aangeboden akkoord heeft een maximale duur van 36 maanden. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn beschermingsbewindvoerder voldaan.
Veertien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. ABN AMRO stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 884,76 op verzoeker, welke 2,03% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In haar verweerschrift heeft ABN AMRO te kennen gegeven dat het aanbod onvoldoende gedocumenteerd en niet het maximaal haalbare is. In de aanbodbrief ontbrak een toelichting over de ontstaansgeschiedenis van de schulden, de moraliteit, het toekomstperspectief en de uitgave en inkomsten van verzoeker. Ook na het stellen van aanvullende vragen, heeft ABN AMRO geen informatie gekregen. Door de gebrekkige documentatie, is het niet duidelijk of het aanbod het maximaal haalbare betreft.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van ABN AMRO bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of ABN AMRO in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk veertien van de vijftien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Stroomopwaarts. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd. Weliswaar bevatte het aanbod aan ABN AMRO geen specifieke informatie over verzoeker, zoals zij terecht opmerkt, maar gelet op hetgeen overigens uit het dossier blijkt, leidt dit niet tot een andere belangenafweging. Daarbij is van belang dat gelet op de stukken in het dossier, waaronder de medische rapportages, de rechtbank van oordeel is dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoeker het maximale ten behoeve van zijn schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Schuldhulpverlening zal jaarlijks een hercontrole uitvoeren om de afdrachtcapaciteit vast te stellen. Verzoeker heeft beschermingsbewind. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt dan ook niet in de rede. Daar komt nog bij dat de vordering van ABN AMRO met 2,03% een relatief gering aandeel vormt in de totale schuldenlast.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. De Faillissementswet is bovendien met ingang van 1 juli 2023 gewijzigd. De termijn van de wettelijke schuldsaneringsregeling bedraagt met ingang van 1 juli 2023 achttien maanden. De onderhavige minnelijke regeling is gebaseerd op een afloscapaciteit over zesendertig maanden. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van ABN AMRO, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om ABN AMRO te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
ABN AMRO zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt ABN AMRO om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt ABN AMRO in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van L.M. Heinis, griffier, in het openbaar uitgesproken op 20 september 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.