ECLI:NL:RBROT:2023:9685

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
71/063501-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor gewoontewitwassen van geldtransacties van in totaal € 3.125.000,-

Op 13 oktober 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in China en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden voor het medeplegen van gewoontewitwassen van geldtransacties ter waarde van in totaal € 3.125.000,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten grote contante geldbedragen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en omgezet, terwijl hij wist dat deze bedragen afkomstig waren uit enig misdrijf. De rechtbank heeft in haar oordeel zwaar laten meewegen dat de verdachte een coördinerende rol vervulde in de geldtransacties en dat de handelingen van de verdachte en zijn medeverdachten een gevaar vormden voor de integriteit van het financiële verkeer. De rechtbank heeft de verdediging verworpen, die vrijspraak bepleitte op basis van het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank concludeert dat de verdachte onvoldoende tegenwicht heeft geboden tegen de verdenking van witwassen en dat de legale herkomst van de geldbedragen met voldoende zekerheid kan worden uitgesloten. De verdachte heeft geen geloofwaardige verklaring gegeven over de herkomst van het geld, wat heeft geleid tot de veroordeling voor het medeplegen van gewoontewitwassen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 71/063501-22
Datum uitspraak: 13 oktober 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (China),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [woonplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] ,
raadsman mr. D.M. Penn, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 september 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd op de terechtzitting van 5 juli 2023. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. Goedgebuure heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van de voorwerpen op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggeven voorwerpen. De lijst is als bijlage III aan dit vonnis gehecht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van het onder 1 tot en 3 tenlastegelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Feit 1:
De verdachte heeft ontkend dat hij de gebruiker was van het telefoonnummer + [telefoonnummer01] en het dossier bevat hiervoor onvoldoende bewijs. Dat telefoonnummer, dat in de mobiele telefoon van de medeverdachte [medeverdachte01] in haar Signal-account was opgeslagen onder het Signal-account ‘ [naam account01] ’(het Chinese teken voor ‘ [naam01] ’), hierna ‘ [naam01] ’, kan niet aan de verdachte worden toegeschreven. De chatberichten die met dat telefoonnummer zijn gestuurd kunnen niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Van de verdachte kan niet worden verlangd dat hij een verklaring aflegt over de herkomst van de in de chats genoemde geldbedragen.
Feiten 2 en 3:
Kort samengevat biedt het dossier geen bewijs dat de contante geldbedragen een criminele herkomst hebben en dat de verdachte opzet heeft gehad op witwassen. De verdachte heeft op een gebruikelijk eenvoudige en goedkope wijze euro’s op Chinese bankrekeningen laten storten.
De verdachte heeft op 30 augustus 2023 verklaard dat de tenlastegelegde contante geldbedragen afkomstig waren van Chinese restauranthouders en uit de handel van mondkapjes. De verdachte heeft dan ook een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd over de herkomst van die contante gelden en zijn onderzoeksplicht reikt niet zover dat hij dient te bewijzen dat deze gelden niet van enig misdrijf afkomstig zijn. De politie en het Openbaar Ministerie (hierna het OM) hebben verzuimd om door te vragen van welke restauranthouders de contante geldbedragen afkomstig waren en ook verzuimd de medeverdachten [medeverdachte02] en [medeverdachte03] opnieuw te horen om die verklaring te verifiëren
Uit de verklaring van de verdachte hoeft voorts niet noodzakelijk de conclusie te volgen dat de in het dossier toegeschreven waarde-indicatie van ‘één stuk’ gelijk is aan € 10.000,-. De waarde hiervan hing af van de context van het gesprek. In totaal is hooguit een contant geldbedrag van tussen € 200.000,- en € 300.000,- overgedragen.
De verdachte heeft geen contante geldbedragen overgedragen aan [medeverdachte03] , maar heeft haar geld ter waarde van 200.000,- á 300.000,- renminbi’s geleend ter financiering van haar ‘Daigou handel’ voor Chinese afnemers van luxe goederen in China (feit 3). Dit bedrag heeft de verdachte op zijn beurt weer van andere personen moeten lenen.
4.1.2.
Beoordeling
Ten aanzien van de Identificatie van de gebruiker telefoonnummer [telefoonnummer01]
In het chatgesprek tussen de medeverdachte [medeverdachte01] en ‘ [naam01] ’ op 1 juli 2021 om 15:08 uur heeft ‘ [naam01] ’ het volgende spraakbericht gestuurd aan [medeverdachte01] : “Ik denk dat ik nog 15 minuten onderweg ben, 15-20 minuten”. De stem van de verdachte werd door een ervaren Chinese Tolk herkend in dit spraakbericht, omdat de tolk die stem in dit bericht eerder gehoord had bij telefoonnummer [telefoonnummer02] in een tapgesprek bij [medeverdachte01] .
De verdachte heeft verklaard op de zitting dat dit nummer eindigend op [nummer01] zijn telefoonnummer is, en dat hij altijd zelf achter het stuur zit als hij reist met zijn auto.
De verbalisanten zagen tijdens hun observatie op 1 juli 2021 om 15:27 uur op de Fascinatio Boulevard te Capelle aan den IJssel een op geparkeerde blauwe Toyota Auris, kenteken [kentekennummer01] . Dit kenteken stond op naam van de verdachte. Gezien werd dat de verdachte in gesprek was met de medeverdachte [medeverdachte04] , de man van [medeverdachte01] , die de verdachte een donkerkleurige tas overhandigde.
De rechtbank komt op grond van de bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien tot het oordeel dat de verdachte de gebruiker was van het telefoonnummer + [telefoonnummer01] en dat hij Signal-account ‘ [naam01] ’ was in de telefoon van de medeverdachte [medeverdachte01] , zodat de chatberichten van dat Signal-account aan hem kunnen worden toegeschreven.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 (witwassen)
Toetsingskader:
Voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid a en eerste lid b en 420ter van het Wetboek van Strafrecht (hierna Sr) opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel dient vast te staan dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf" kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, bewezen worden geacht, wanneer het, uitgaande van de vastgestelde feiten en omstandigheden, niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het OM feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat dit het geval is, wordt van de verdachte verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft waaruit volgt dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Van de verdachte wordt niet gevraagd dat hij aannemelijk maakt dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte een dergelijke verklaring geeft en hiermee tegenwicht heeft gegeven aan het vermoeden van een criminele herkomst, ligt het op de weg van het OM om nader onderzoek te doen naar de herkomst van het voorwerp zoals die uit de verklaring van de verdachte blijkt. Wanneer na dit onderzoek een legale herkomst met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten, staat vast dat het voorwerp een criminele herkomst heeft.
Geen direct bewijs voor een gronddelict:
Er is geen bewijs voor een concreet gronddelict dat de bron vormt voor de in de tenlastelegging opgenomen vermogensbestanddelen.
Vermoeden van witwassen:
Uit het dossier en de tenlastelegging dient daarom beoordeeld te worden of er sprake is van een vermoeden van witwassen.
Op grond van het dossier is gebleken dat het gaat om stelselmatig en frequent overdragen van contante geldbedragen van aanzienlijke omvang (telkens veelvouden van € 10.000) die buiten het formele geldcircuit hebben plaatsvonden gedurende een periode van ongeveer twee jaar.
De rechtbank is van oordeel dat de overdracht van deze contante geldoverdrachten hebben plaatsgevonden onder omstandigheden die voldoen aan de witwastypologieën. Dit zijn algemeen objectieve kenmerken van witwassen, die verkregen zijn door jarenlange ervaring in onderzoeken van internationale opsporing en bestrijding van witwassen. De typologieën vormen een sterke aanwijzing dat het gaat om opbrengsten uit criminele activiteiten. De rechtbank heeft in het bijzonder acht geslagen op de volgende elementen:
- Er is geen legale economische verklaring voor de wijze van aanbieden, overdragen, vervoer en omwisselen van grote contante geldbedragen.
- Deze bedragen zijn niet terug te vinden in officiële boeken en kunnen niet in verband worden gebracht met legale, reguliere handelsactiviteiten.
- Het contant omwisselen in een witwascyclus wordt vaak gedaan ter onderbreking van de
‘papertrail’.
- Het fysiek vervoeren van grote bedragen in contanten brengt aanzienlijke veiligheidsrisico’s met zich mee en is hoogst ongebruikelijk als het geld op legale wijze zou zijn verkregen.
- Het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld in diverse valuta.
Uit de inhoud van de chat- en tapgesprekken tussen de verdachte en medeverdachten [medeverdachte02] en [medeverdachte03] blijkt dat zij onderling versluierd hebben gecommuniceerd ten aanzien van de ten laste gelegde geldtransacties. Zo werd de omvang van elke geldtransactie aangeduid als ‘stuks’en de overdrachtslocaties als ‘Moestuin’ of als ‘make up artikelen’. De aanbieders van contante geldbedragen bleven onbekend en de fysieke overdracht van het contante geld in tassen gebeurde op straat voor het verdere vervoer ervan in personenauto’s. Bij de overdracht van contant geld van en aan onbekenden werden tokens gebruikt. De contante geldbedragen in euro’s zijn omgewisseld in renminbi’s tegen een vooraf bepaalde koers en zijn in renminbi’s in kleinere bedragen gestort op Chinese verschillende bankrekeningen. De verdachte en de medeverdachten [medeverdachte02] en [medeverdachte03] verwerkten elke transactie administratief enkel voor henzelf in hun telefoon. Zij hielden onderling een rekening-courantverhouding van deze transacties bij; voor derden werd er geen zichtbare administratie gevoerd.
De bovengenoemde handelswijze van de verdachte en de bovengenoemde medeverdachten bij de geldtransacties zijn gelet op het ongebruikelijke en verhullende karakter niet in verband te brengen met legaal verdiend geld en regulier internationaal betalingsverkeer met China.
Voorts is over de herkomst van de contante geldbedragen niets bekend en beschikte de verdachte niet over een legaal inkomen en vermogen voor het verrichten van dergelijke grote contante geldtransacties uit hoofde van zijn bedrijf of beroep.
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien is er een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen van een aanzienlijk geldbedrag van in totaal ongeveer € 3.100.000,-. Gelet hierop mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van de tenlastegelegde geldbedragen.
Geen geloofwaardige, concrete en verifieerbare verklaring over de herkomst van het geld:
De verdachte heeft pas in het vierde verhoor bij de politie op 30 augustus 2023 in het algemeen verklaard dat de geldbedragen afkomstig waren van restauranthouders, uit de handel van mondkapjes en dat hij als tussenpersoon voor andere personen bemiddelde in een groepsapp van WeChat. De verdachte heeft geen namen genoemd van die restauranthouders, restaurants, personen en WeChat-accounts en daarom kon deze verklaring niet worden geverifieerd. De medeverdachten [medeverdachte02] en [medeverdachte03] hebben evenmin namen genoemd of andere aanknopingspunten gegeven voor een nader onderzoek. Bij deze stand van zaken hoeft van het OM niet te worden verwacht dat het nader onderzoek doet naar de, door de verdachte gestelde, alternatieve herkomst van het geld.
Bespreking:Het bovenstaande brengt met zich mee dat de verdachte onvoldoende tegenwicht heeft geboden tegen de verdenking van witwassen. De legale herkomst van de ten laste gelegde geldbedragen kan met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten. Er is dan ook geen andere conclusie mogelijk dan dat de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen onmiddellijk of middellijk afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De verdediging heeft aangevoerd dat de omvang van ‘één stuk’ varieerde naar de context van een specifiek gesprek of geval. Dat met de term ‘één stuk’ in de chat- en chatgesprekken een bedrag van € 10.000,- wordt bedoeld, volgt echter uit de verstuurde berekeningen na elke geldoverdracht voor de verwerking hiervan in de bovengenoemde rekening-courantverhouding. Hieruit blijkt dat de grondslag voor het aantal ‘stuks’ bij het omwisselen van euro’s in renminbi’s telkens € 10.000 was tegen een vooraf afgesproken koers.
De rechtbank acht niet aannemelijk dat de verdachte aan de medeverdachte [medeverdachte03] geld heeft geleend voor haar ‘Daigou handel’, gelet op voornoemde modus operandi bij deze geldoverdrachten en de verwerking ervan in hun onderlinge rekening-courantverhouding. Hieruit blijkt dat in totaal geldoverdracht met een waarde van € 1.850.325,- heeft plaatsgevonden.
De verdachte heeft opzet gehad op het witwassen gelet op de verhullende werkwijze en de stelselmatige en intensieve betrokkenheid bij de tenlastegelegde contante geldoverdrachten.
De verdachte onderhield intensief en nauw contact met de medeverdachten [medeverdachte01] , [medeverdachte02] en [medeverdachte03] in de keten van de ten laste gelegde overdracht van contante geldbedragen en vervulde een zodanige substantieel coördinerende rol daarin dat er sprake was van medeplegen.
Bovendien heeft het witwassen een zodanige omvang en stelselmatigheid gedurende een periode van twee jaar gehad dat de verdachte van dit witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank komt op grond van de bewijsmiddelen tot het oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor het primair onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde witwassen.
4.1.3.
Conclusie
Het verweer strekkende vrijspraak wordt verworpen. Bewezen is het onder 1 tot en met 3 primair ten laste gelegde.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij, in de periode van 5 maart 2021 tot en met 7 juli 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging
met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, hierin bestaande dat hij, verdachte en/of zijn mede daders,
- op 15 maart 2021 geldbedragen van € 105.000,- en € 95.000,-
- op 4 april 2021 geldbedragen van € 140.000,- en € 50.000,-
- op 19 april 2021 geldbedragen van € 50.000,-, € 60.0000,- en/of € 110.000, -,
- op 3 juni 2021 een geldbedrag(en) van € 110.000,-,
- op 1 juli 2021 een geldbedrag van € 150.000,-,
- op 6 juli 2021 een geldbedrag van € 60.000,-
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededaders wisten dat de hiervoor genoemde geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
2.
hij, in de periode van 1 maart 2022 tot en met 15 maart in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte contante geldbedragen), te weten
€ 70.000,- op 21 mei 2022 en
€ 93.000,- op 24 juni 2022 en
€ 50.000,- op 29 juni 2022 en
€ (30.000,- op 25 juli 21)22 en
€ 60.000,- op 11 september 2022 en
€ 30.000- op 7 maart 2023,
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet , terwijl hij wist dat deze contante geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
3.
hij in de periode van 1 april 2022 tot en niet 27 februari 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging
met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben verdachte
[verdachte01]en zijn medeverdachte [medeverdachte03] en/of anderen (telkens) (grote contante geldbedragen, € 1.850.325,-, verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, terwijl verdachte [verdachte01] en zijn medeverdachte [medeverdachte03] en/of anderen, wisten dat de hiervoor genoemde geldbedragen - onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
het medeplegen van het van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
2.
het medeplegen van het van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
3.
het medeplegen van het van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Strafmotivering

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten en/of omstandigheden waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende twee jaar samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van in totaal een geldbedrag van € 3.153.325,- (Feit 1: € 940.000 + feit 2 € 363.000 + feit 3 € 1.850.325). Daarbij werden grote contante geldbedragen in Euro’s buiten de reguliere financiële markten en systemen en buiten het zicht van toezichthouders om verplaatst naar Chinese bankrekeningen. De verdachte had hierin een zodanig coördinerende rol dat hij de spreekwoordelijke spin in het web was.
Witwassen van een dergelijk groot geldbedrag is een ernstig misdrijf en is onlosmakelijk verbonden met andere zeer ernstige vormen van (georganiseerde) criminaliteit, zoals fraude en drugshandel waardoor de criminele inkomsten verhuld in het legale betalingsverkeer worden gebracht. Dit is een gevaar voor de integriteit van het financiële en economische verkeer. Bovendien worden deze inkomsten daarmee aan het zicht van justitie onttrokken.
De verdachte was met zijn handelen enkel gericht op eigen winstbejag en heeft zich niet bekommerd om de bovengenoemde schadelijke gevolgen hiervan. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 september 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft acht geslagen op het over de verdachte opgemaakte rapport van Reclassering Nederland, gedateerd op 28 september 2023.
7.4.
Strafoplegging
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een substantiële onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en de Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken bij de categorie fraude.
De rechtbank komt alles afwegende tot een lagere gevangenisstraf dan geëist door de officier van justitie en acht de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.In beslag genomen voorwerpen

De in beslag genomen voorwerpen onder nummers 1 tot en met 30 op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggeven voorwerpen zullen verbeurd worden verklaard.
De voorwerpen behoren de verdachte toe. De verdachte had in de bewezenverklaarde periode geen legale bron van inkomsten in Nederland voor de aanschaf van de voorwerpen op voornoemde beslaglijst.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de bewezenverklaarde strafbare feiten met behulp van de voorwerpen onder de nummers 6 (de personenauto van het merk BMW) en 30 (simkaart) zijn begaan en/of voorbereid en dat de voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 5 (een geldbedrag van in totaal € 4.685,-), nummer 6 (de personenauto van het merk BMW) en de nummers 7 tot en met 29 (sierraden, sjaals, tassen, portemonnees en zonnebrillen) door middel van de bewezenverklaarde feiten zijn verkregen en die de verdachte kan aanwenden ten eigen bate.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de bewezenverklaarde strafbare feiten 1 tot en met 30.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Daum, voorzitter,
en mrs. A.J.P. van Essen en C.J.L. van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op 13 oktober 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Feit 1 (ZD) 01 witwassen geldoverdrachten 2021)
hij,
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 maart 2021
tot en met 7 juli 2021 te Den Haag, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging, althans alleen, van het plegen van witwassen
een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan
witwassen,
hierin bestaande dat hij, verdachte en/of zijn mede dader(s), een of
meerdere gro(o)t geldbedrag(en), althans
- op 15 maart 2021 (een) geldbedrag(en) van € 105.000,- en € 95.000,-
- op 4 april 2021 (een) geldbedrag(en) van € 140.000,- en € 50.000,-
- op 19 april 2021 (een) geldbedrag(en) van € 50.000,-, € 60.0000,- en/of
€ 110.000,-,
- op 3 juni 2021 (een) geldbedrag(en) van € 110.000,-,
- op 1 juli 2021 (een) geldbedrag(en) van € 150.000,-,
- op 6 juli 2021 een geldbedrag van € 60.000,-
althans enig geldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van
bovenomschreven geldbedrag(en) gebruik heeft
gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat de/het
hiervoor genoemde geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - (deels)
afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420ter lid 1
Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 maart 2021 tot en met 7 juli 2021, te Den Haag, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging, althans alleen, immers heeft/hebben hij,
verdachte, en/of zijn mededader (s) een of meerdere gro(o)t
geldbedrag(en), althans,
- op 15 maart 2021 (een) geldbedrag(en) van € 105.000,- en € 95.000,-
- op 4 april 2021 (een) geldbedrag(en) van € 140.000,- en € 50.000,-
- op 19 april 2021 (een) geldbedrag(en) van € 50.000,-, € 60.0000,- en/of
€ 110.000, -,
- op 3 juni 2021 (een) geldbedrag(en) van € 110.000,-,
- op 1 juli 2021 (een) geldbedrag(en) van € 150.000,-,
- op 6 juli 2021 een geldbedrag van € 60.000,-
(art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)
Feit 2 (ZD) 02 witwassen geldoverdrachten met de medeverdachte [medeverdachte02]
hij,
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2022
tot en met 15 maart 2023 te Tilburg en/of Den Haag, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft hij, verdachte (telkens) ) één of meerdere (grote)
(contant(e)) geldbedrag(en), te weten
€ 70.000,- op 21 mei 2022 en/of
€ 93.000,- op 24 juni 2022 en/of
€ 50.000,- op 29 juni 2022 en/of
€ (30.000,- op 25 juli 21)22 en /of
€ 60.000,- op 11 september 2022 en/of
€ 30.000- op 7 maart 2023,
althans een of meer grote contant(e) geldbedrag(en) verworven,
voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt.
terwijl hij wist dat deze contante geldbedragen - onmiddellijk of
middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(artikel 420ter Wetboek van Strafrecht, artikel 420 lid 1 ahf/onder b Wetboek van Strafrecht, artikel 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2022 tot en met 15 maart 2023 te Tilburg en/of Den Haag, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) één of meerdere (grote) (contant€ geldbedrag(en), te weten
€ 70.000,- op 21 mei 2022 en/of
€ 93.000,- op 24 juni 2022 en/of
€ 50.000,- op 29 juni 2022 en/of
€ 30.000,- op 25 juli 21)22 en /of
€ 60.000,- op 11 september 2022 en/of
€ 30.000- op 7 maart 2023,
althans, een of meer grote contant(e) geldbedrag(en) verworven,
voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt,
terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat deze contante
geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren
uit enig misdrijf;
(artikel 420quater Wetboek van Strafrecht)
Feit 3 (ZD) 03 witwassen Daigouhandel)
hij,
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2022
tot en niet 27 februari 2023, te Den Haag, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging, althans alleen, van het plegen van witwassen
een gewoonte heeft gemaakt,
immers/heeft hebben verdachte [verdachte01] en zijn medeverdachte [medeverdachte05]
[medeverdachte03] en/of andere(n) (telkens) één of meerdere (grote) (contant(e))
geldbedrag(en), althans
€ 1.850.325,-,
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet,
en/of daarvan gebruik gemaakt,
terwijl verdachte [verdachte01] en zijn medeverdachte [medeverdachte03] en/of
andere(n), wist(en) dat de/het hiervoor genoemde geldbedrag(en)
- onmiddellijk of middellijk- (deels) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420ter lid 1
Wetboek van Strafrecht)