4.1.1.Standpunt verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van het onder 1 tot en 3 tenlastegelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Feit 1:
De verdachte heeft ontkend dat hij de gebruiker was van het telefoonnummer + [telefoonnummer01] en het dossier bevat hiervoor onvoldoende bewijs. Dat telefoonnummer, dat in de mobiele telefoon van de medeverdachte [medeverdachte01] in haar Signal-account was opgeslagen onder het Signal-account ‘ [naam account01] ’(het Chinese teken voor ‘ [naam01] ’), hierna ‘ [naam01] ’, kan niet aan de verdachte worden toegeschreven. De chatberichten die met dat telefoonnummer zijn gestuurd kunnen niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Van de verdachte kan niet worden verlangd dat hij een verklaring aflegt over de herkomst van de in de chats genoemde geldbedragen.
Feiten 2 en 3:
Kort samengevat biedt het dossier geen bewijs dat de contante geldbedragen een criminele herkomst hebben en dat de verdachte opzet heeft gehad op witwassen. De verdachte heeft op een gebruikelijk eenvoudige en goedkope wijze euro’s op Chinese bankrekeningen laten storten.
De verdachte heeft op 30 augustus 2023 verklaard dat de tenlastegelegde contante geldbedragen afkomstig waren van Chinese restauranthouders en uit de handel van mondkapjes. De verdachte heeft dan ook een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd over de herkomst van die contante gelden en zijn onderzoeksplicht reikt niet zover dat hij dient te bewijzen dat deze gelden niet van enig misdrijf afkomstig zijn. De politie en het Openbaar Ministerie (hierna het OM) hebben verzuimd om door te vragen van welke restauranthouders de contante geldbedragen afkomstig waren en ook verzuimd de medeverdachten [medeverdachte02] en [medeverdachte03] opnieuw te horen om die verklaring te verifiëren
Uit de verklaring van de verdachte hoeft voorts niet noodzakelijk de conclusie te volgen dat de in het dossier toegeschreven waarde-indicatie van ‘één stuk’ gelijk is aan € 10.000,-. De waarde hiervan hing af van de context van het gesprek. In totaal is hooguit een contant geldbedrag van tussen € 200.000,- en € 300.000,- overgedragen.
De verdachte heeft geen contante geldbedragen overgedragen aan [medeverdachte03] , maar heeft haar geld ter waarde van 200.000,- á 300.000,- renminbi’s geleend ter financiering van haar ‘Daigou handel’ voor Chinese afnemers van luxe goederen in China (feit 3). Dit bedrag heeft de verdachte op zijn beurt weer van andere personen moeten lenen.
4.1.2.Beoordeling
Ten aanzien van de Identificatie van de gebruiker telefoonnummer [telefoonnummer01]
In het chatgesprek tussen de medeverdachte [medeverdachte01] en ‘ [naam01] ’ op 1 juli 2021 om 15:08 uur heeft ‘ [naam01] ’ het volgende spraakbericht gestuurd aan [medeverdachte01] : “Ik denk dat ik nog 15 minuten onderweg ben, 15-20 minuten”. De stem van de verdachte werd door een ervaren Chinese Tolk herkend in dit spraakbericht, omdat de tolk die stem in dit bericht eerder gehoord had bij telefoonnummer [telefoonnummer02] in een tapgesprek bij [medeverdachte01] .
De verdachte heeft verklaard op de zitting dat dit nummer eindigend op [nummer01] zijn telefoonnummer is, en dat hij altijd zelf achter het stuur zit als hij reist met zijn auto.
De verbalisanten zagen tijdens hun observatie op 1 juli 2021 om 15:27 uur op de Fascinatio Boulevard te Capelle aan den IJssel een op geparkeerde blauwe Toyota Auris, kenteken [kentekennummer01] . Dit kenteken stond op naam van de verdachte. Gezien werd dat de verdachte in gesprek was met de medeverdachte [medeverdachte04] , de man van [medeverdachte01] , die de verdachte een donkerkleurige tas overhandigde.
De rechtbank komt op grond van de bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien tot het oordeel dat de verdachte de gebruiker was van het telefoonnummer + [telefoonnummer01] en dat hij Signal-account ‘ [naam01] ’ was in de telefoon van de medeverdachte [medeverdachte01] , zodat de chatberichten van dat Signal-account aan hem kunnen worden toegeschreven.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 (witwassen)
Toetsingskader:
Voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid a en eerste lid b en 420ter van het Wetboek van Strafrecht (hierna Sr) opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel dient vast te staan dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf" kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, bewezen worden geacht, wanneer het, uitgaande van de vastgestelde feiten en omstandigheden, niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het OM feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat dit het geval is, wordt van de verdachte verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft waaruit volgt dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Van de verdachte wordt niet gevraagd dat hij aannemelijk maakt dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte een dergelijke verklaring geeft en hiermee tegenwicht heeft gegeven aan het vermoeden van een criminele herkomst, ligt het op de weg van het OM om nader onderzoek te doen naar de herkomst van het voorwerp zoals die uit de verklaring van de verdachte blijkt. Wanneer na dit onderzoek een legale herkomst met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten, staat vast dat het voorwerp een criminele herkomst heeft.
Geen direct bewijs voor een gronddelict:
Er is geen bewijs voor een concreet gronddelict dat de bron vormt voor de in de tenlastelegging opgenomen vermogensbestanddelen.
Vermoeden van witwassen:
Uit het dossier en de tenlastelegging dient daarom beoordeeld te worden of er sprake is van een vermoeden van witwassen.
Op grond van het dossier is gebleken dat het gaat om stelselmatig en frequent overdragen van contante geldbedragen van aanzienlijke omvang (telkens veelvouden van € 10.000) die buiten het formele geldcircuit hebben plaatsvonden gedurende een periode van ongeveer twee jaar.
De rechtbank is van oordeel dat de overdracht van deze contante geldoverdrachten hebben plaatsgevonden onder omstandigheden die voldoen aan de witwastypologieën. Dit zijn algemeen objectieve kenmerken van witwassen, die verkregen zijn door jarenlange ervaring in onderzoeken van internationale opsporing en bestrijding van witwassen. De typologieën vormen een sterke aanwijzing dat het gaat om opbrengsten uit criminele activiteiten. De rechtbank heeft in het bijzonder acht geslagen op de volgende elementen:
- Er is geen legale economische verklaring voor de wijze van aanbieden, overdragen, vervoer en omwisselen van grote contante geldbedragen.
- Deze bedragen zijn niet terug te vinden in officiële boeken en kunnen niet in verband worden gebracht met legale, reguliere handelsactiviteiten.
- Het contant omwisselen in een witwascyclus wordt vaak gedaan ter onderbreking van de
‘papertrail’.
- Het fysiek vervoeren van grote bedragen in contanten brengt aanzienlijke veiligheidsrisico’s met zich mee en is hoogst ongebruikelijk als het geld op legale wijze zou zijn verkregen.
- Het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld in diverse valuta.
Uit de inhoud van de chat- en tapgesprekken tussen de verdachte en medeverdachten [medeverdachte02] en [medeverdachte03] blijkt dat zij onderling versluierd hebben gecommuniceerd ten aanzien van de ten laste gelegde geldtransacties. Zo werd de omvang van elke geldtransactie aangeduid als ‘stuks’en de overdrachtslocaties als ‘Moestuin’ of als ‘make up artikelen’. De aanbieders van contante geldbedragen bleven onbekend en de fysieke overdracht van het contante geld in tassen gebeurde op straat voor het verdere vervoer ervan in personenauto’s. Bij de overdracht van contant geld van en aan onbekenden werden tokens gebruikt. De contante geldbedragen in euro’s zijn omgewisseld in renminbi’s tegen een vooraf bepaalde koers en zijn in renminbi’s in kleinere bedragen gestort op Chinese verschillende bankrekeningen. De verdachte en de medeverdachten [medeverdachte02] en [medeverdachte03] verwerkten elke transactie administratief enkel voor henzelf in hun telefoon. Zij hielden onderling een rekening-courantverhouding van deze transacties bij; voor derden werd er geen zichtbare administratie gevoerd.
De bovengenoemde handelswijze van de verdachte en de bovengenoemde medeverdachten bij de geldtransacties zijn gelet op het ongebruikelijke en verhullende karakter niet in verband te brengen met legaal verdiend geld en regulier internationaal betalingsverkeer met China.
Voorts is over de herkomst van de contante geldbedragen niets bekend en beschikte de verdachte niet over een legaal inkomen en vermogen voor het verrichten van dergelijke grote contante geldtransacties uit hoofde van zijn bedrijf of beroep.
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien is er een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen van een aanzienlijk geldbedrag van in totaal ongeveer € 3.100.000,-. Gelet hierop mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van de tenlastegelegde geldbedragen.
Geen geloofwaardige, concrete en verifieerbare verklaring over de herkomst van het geld:
De verdachte heeft pas in het vierde verhoor bij de politie op 30 augustus 2023 in het algemeen verklaard dat de geldbedragen afkomstig waren van restauranthouders, uit de handel van mondkapjes en dat hij als tussenpersoon voor andere personen bemiddelde in een groepsapp van WeChat. De verdachte heeft geen namen genoemd van die restauranthouders, restaurants, personen en WeChat-accounts en daarom kon deze verklaring niet worden geverifieerd. De medeverdachten [medeverdachte02] en [medeverdachte03] hebben evenmin namen genoemd of andere aanknopingspunten gegeven voor een nader onderzoek. Bij deze stand van zaken hoeft van het OM niet te worden verwacht dat het nader onderzoek doet naar de, door de verdachte gestelde, alternatieve herkomst van het geld.
Bespreking:Het bovenstaande brengt met zich mee dat de verdachte onvoldoende tegenwicht heeft geboden tegen de verdenking van witwassen. De legale herkomst van de ten laste gelegde geldbedragen kan met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten. Er is dan ook geen andere conclusie mogelijk dan dat de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen onmiddellijk of middellijk afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De verdediging heeft aangevoerd dat de omvang van ‘één stuk’ varieerde naar de context van een specifiek gesprek of geval. Dat met de term ‘één stuk’ in de chat- en chatgesprekken een bedrag van € 10.000,- wordt bedoeld, volgt echter uit de verstuurde berekeningen na elke geldoverdracht voor de verwerking hiervan in de bovengenoemde rekening-courantverhouding. Hieruit blijkt dat de grondslag voor het aantal ‘stuks’ bij het omwisselen van euro’s in renminbi’s telkens € 10.000 was tegen een vooraf afgesproken koers.
De rechtbank acht niet aannemelijk dat de verdachte aan de medeverdachte [medeverdachte03] geld heeft geleend voor haar ‘Daigou handel’, gelet op voornoemde modus operandi bij deze geldoverdrachten en de verwerking ervan in hun onderlinge rekening-courantverhouding. Hieruit blijkt dat in totaal geldoverdracht met een waarde van € 1.850.325,- heeft plaatsgevonden.
De verdachte heeft opzet gehad op het witwassen gelet op de verhullende werkwijze en de stelselmatige en intensieve betrokkenheid bij de tenlastegelegde contante geldoverdrachten.
De verdachte onderhield intensief en nauw contact met de medeverdachten [medeverdachte01] , [medeverdachte02] en [medeverdachte03] in de keten van de ten laste gelegde overdracht van contante geldbedragen en vervulde een zodanige substantieel coördinerende rol daarin dat er sprake was van medeplegen.
Bovendien heeft het witwassen een zodanige omvang en stelselmatigheid gedurende een periode van twee jaar gehad dat de verdachte van dit witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank komt op grond van de bewijsmiddelen tot het oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor het primair onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde witwassen.