ECLI:NL:RBROT:2023:9679

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
10/033894-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie met strafmotivering en bewijswaardering

Op 12 oktober 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1981, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 56 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De straf is conform het voorarrest en houdt rekening met strafmatige omstandigheden, waaronder de brede media-aandacht die de verdachte in verband bracht met zware georganiseerde misdaad.

De zaak kwam aan het licht na een doorzoeking van het bedrijfspand van de verdachte, waar een vuurwapen en munitie werden aangetroffen. De verdediging voerde aan dat de doorzoeking onrechtmatig was, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de verdenking van witwassen, wat de doorzoeking rechtvaardigde. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging en concludeerde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor het tenlastegelegde.

De rechtbank overwoog dat het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens een ernstig strafbaar feit is dat een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt. De verdachte had verklaard dat het vuurwapen was aangeschaft uit veiligheidsoverwegingen na een geweldsincident, maar de rechtbank oordeelde dat dit geen rechtvaardiging bood voor het bezit van een vuurwapen. De strafoplegging is mede gebaseerd op de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij rekening is gehouden met de negatieve media-aandacht en de reputatieschade voor het bedrijf van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/033894-23
Datum uitspraak: 12 oktober 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1981,
ingeschreven op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
raadslieden mrs. M.M.A.J. Goris en T.P. van der Eerden, advocaten te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 september 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie op de terechtzitting van 3 juli 2023 is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. T. Lucas en S. Sondermeijer hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De doorzoeking van het bedrijfspand van de verdachte was onrechtmatig, omdat er geen redelijk vermoeden van schuld aan witwassen bestond. De Exclu-berichten en de observaties van 12 december 2022 en 15 december 2022 bij het bedrijfspand van [bedrijf01] B.V. (hierna [bedrijf01] ) vormen daarvoor onvoldoende basis. Bovendien heeft de doorzoeking plaatsgevonden onder leiding van de hulpofficier van justitie, terwijl van dringende noodzakelijkheid geen sprake was en de officier van justitie zelf bij een juiste belangenafweging niet zou zijn overgegaan tot doorzoeking.
Beide verzuimen leveren een onherstelbaar vormverzuim op als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna Sv). Hierdoor heeft de verdachte als medebestuurder van [bedrijf01] en -eigenaar van het pand nadeel geleden. Dit dient te leiden tot uitsluiting van het door de doorzoeking verkregen bewijsmateriaal waardoor onvoldoende bewijs resteert voor een het tenlastegelegde voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie.
4.1.2.
Beoordeling
Uit de onderschepte correspondentie van de medeverdachte [medeverdachte01] (op dat moment reeds verdacht van grootschalige handel in verdovende middelen in het onderzoek Malika) via de versleutelde berichtendienst Exclu lijkt te volgen dat een groot bedrag aan contant geld, verdeeld over vier transporten, zou worden opgehaald in Enschede. Door de medeverdachte die het dossier aanwijst als [medeverdachte01] , wordt in dit verband het bedrijfsadres van [bedrijf01] genoemd als overdrachtslocatie. Naar het oordeel van de rechtbank geeft de onderschepte berichtenwisseling op dat moment voldoende grond voor de (redelijke) verdenking dat één of meer personen binnen [bedrijf01] zich schuldig zouden hebben gemaakt aan het medeplegen van witwassen van één of meer grote contante geldbedragen. De officier van justitie kon dus in redelijkheid beslissen tot de doorzoeking van het pand van [bedrijf01] . Dat onderzoek was op dat moment niet gericht tegen deze verdachte, maar zag op de opsporing van witwassen van grote geldbedragen in relatie tot (hard)drugshandel.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de hulpofficier van justitie vooraf toestemming heeft gegeven voor de doorzoeking in het bedrijfspand van [bedrijf01] op de ‘actiedag’ van 3 februari 2023. De officier van justitie was tijdens de doorzoeking op afstand aanwezig en stond telefonisch in verbinding met de hulpofficier van justitie en -eventueel via hem- de (overige) verbalisanten ter plaatse. Er vonden op dat moment op meerdere locaties doorzoekingen plaats en de officier van justitie kon niet tegelijkertijd op al deze locaties fysiek aanwezig zijn, zodat er een dringende noodzakelijkheid was voor de hulpofficier van justitie voor de doorzoeking als bedoeld in artikel 96c, tweede lid, Sv. De hier gevolgde werkwijze is bovendien een gebruikelijke, zo weet de rechtbank ambtshalve uit eerdere grootschalige onderzoeken.
De rechtbank komt tot het oordeel dat er geen sprake is van vormverzuimen in het vooronderzoek en zal het tijdens de doorzoeking in het kantoor van de verdachte aangetroffen vuurwapen en munitie gebruiken als bewijs. Op grond van de bewijsmiddelen in het dossier acht de rechtbank wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor het tenlastegelegde voorhanden hebben van het vuurwapen en de munitie.
4.1.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen. Bewezen is het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij, op 3 februari 2023, te Enschede, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Glock, kaliber 9 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, voorhanden heeft gehad.
2
hij, op 3 februari 2023, te Enschede, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten twee kogelpatronen van het kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Strafmotivering

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten en omstandigheden waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in een koffertje een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Dit koffertje lag in een kastje in zijn kantoor in het bedrijfspand van [bedrijf01] . De verdachte heeft verklaard dat het vuurwapen na een geweldsincident uit veiligheidsoogpunt is aangeschaft door een voormalig werknemer van [bedrijf01] . Hoewel het gevoel van onveiligheid na een geweldsincident voorstelbaar is, vormt het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens met bijbehorende munitie daar niet de oplossing voor. Het is een ernstig strafbaar feit en leidt tot een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. In de praktijk leidt vuurwapenbezit meer dan eens helaas tot vuurwapengebruik, waarbij dodelijke slachtoffers kunnen vallen. Het bezit van een vuurwapen en munitie is ontoelaatbaar en dient streng te worden bestraft.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 september 2023 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.4.
Strafoplegging
De verdediging heeft een rechterlijk pardon bepleit in verband met het opgelopen trauma bij de verdachte door een eerdere overval. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat bij bepaling van de straf rekening dient te worden gehouden met de aanhoudende negatieve media-aandacht in Twente voor de inval en de verdenking van witwassen. Dit heeft geleid tot reputatieschade, zowel zakelijk als privé, en tot aanzienlijke financiële consequenties voor [bedrijf01] . Daarnaast is bij de doorzoeking grote materiële schade aan het pand toegebracht.
De rechtbank ziet gelet op de ernst van de normschending geen ruimte voor het toepassen van een rechterlijk pardon.
Op het moment van aanhouding van de verdachte bestond er een stevige verdenking tegen hem voor het witwassen van geldbedragen. De verdachte heeft er toen voor gekozen te wachten met het afleggen van een (schriftelijke) verklaring tot de pro formazitting van 6 april 2023 om deze verdenking te weerleggen, dan wel te nuanceren. De rechtbank houdt rekening met het feit dat de verdachte nadien niet langer is vervolgd voor witwassen en zal de negatieve impact van de media-aandacht voor de (aanvankelijke) verdenking in strafmatigende zin meewegen.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van de LOVS, die beogen een zekere gelijkheid in straftoemeting te bevorderen. De rechtbank is alles overwegend van oordeel dat de verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis. De rechtbank zal dus een gevangenisstraf opleggen waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het ondergane voorarrest. Daarnaast acht de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel op zijn plaats. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er voor om te zorgen dat de verdachte niet opnieuw strafbare feiten zal plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen waarvan 56 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
56 (zesenvijftig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. M. Timmerman en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 12 oktober 2023
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, op of omstreeks 3 februari 2023, te Enschede,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een pistool, van het merk Glock, kaliber 9mm,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool,
voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
2
hij, op of omstreeks 3 februari 2023, te Enschede,
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie,
te weten twee kogelpatronen van het kaliber 9mm,
voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)