ECLI:NL:RBROT:2023:9678

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
10/335491-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van in- en uitvoer van grote hoeveelheden cocaïne en ketamine met procesafspraken

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 oktober 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1966, die ten laste was gelegd het medeplegen van de in- en uitvoer van 4 transporten van in totaal 160 kilo cocaïne en een transport van 250 kilo ketamine. De verdachte was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.M. Penn. Tijdens de zittingen op 6 april, 3 juli en 14 september 2023 is het bewijs onderzocht, waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij de criminele activiteiten. De officieren van justitie, mrs. T. Lucas en S. Sondermeijer, hebben gevorderd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten en een gevangenisstraf van 30 maanden. De rechtbank heeft de procesafspraken tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging gevolgd, wat resulteerde in een veroordeling tot de gevorderde straf. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de maatschappelijke impact van de drugshandel in haar overwegingen meegenomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige misdrijven die een inbreuk vormen op de internationale rechtsorde en de volksgezondheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgelegde straf van 30 maanden onvoorwaardelijk en passend is, met aftrek van voorarrest. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/335491-22
Datum uitspraak: 12 oktober 2023
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1966,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [woonplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] ,
raadsman mr. D.M. Penn, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 april 2023, 3 juli 2023 en 14 september 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering (hierna Sv) op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Procesafspraken

Het Openbaar Ministerie (hierna het OM) en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman hebben een overeenkomst gesloten waarbij procesafspraken zijn gemaakt over de afdoening van de strafzaak. De procesafspraken vervallen indien de rechtbank deze niet volgt. De rechtbank is niet betrokken geweest bij (de totstandkoming van) de procesafspraken.
De procesafspraken houden - voor zover relevant - het volgende in:
Het OM zal:
- uitgaan van de in de procesafspraken opgenomen tenlastelegging en kwalificatie;
- een onvoorwaardelijke gevangenisstaf van 30 maanden met aftrek van voorarrest eisen;
- het beslag opheffen op de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen, behoudens de hierna te noemen auto waarvan de verdachte afstand doet en behoudens gegevensdragers, voor zover die noodzakelijk zijn voor de waarheidsvinding;
- geen ontnemingsvordering ter zake van de onderhavige feiten tegen de verdachte aanhangig maken gelet op de eerdere bepaling aangaande afstand van het beslag.
De verdachte:
- dient geen onderzoekswensen in;
- voert geen bewijsverweren en trekt al ingediende onderzoekswensen in;
- doet afstand van de personenauto van het merk Citroën, kenteken [kenteken01] , kleur grijs;
- zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf onttrekken.
Zowel het OM als de verdediging hebben te kennen gegeven dat zij afzien van hoger beroep indien strafoplegging door de rechtbank overeenkomstig de overeenkomst plaatsvindt.

4.Standpunten van het OM en de verdediging

4.1.
Standpunt van het OM
De officieren van justitie mrs. T. Lucas en S. Sondermeijer hebben gevorderd:
- bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en voor de strafmaat de rechtbank verzocht de procesafspraken te volgen.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijsoverweging
De processen-verbaal van identificatie in het dossier maken duidelijk dat de betreffende telefoons ook daadwerkelijk zijn gebruikt door de medeverdachten [medeverdachte01] en [medeverdachte02] aan wie het betreffende toestel is gekoppeld.
Aan de medeverdachte [medeverdachte02] zijn de gebruikersnamen Encrochats-accounts [naam account01] en [naam account02] en het Sky-account [naam account03] gekoppeld.
Voor de medeverdachte [medeverdachte01] , met wie de verdachte heeft samengewerkt, betekent dit dat hij de gebruiker is van de Exclu-accounts [gebruikersnaam01] en [gebruikersnaam02] .
Aard en inhoud van de communicatie maken duidelijk dat dezelfde persoon steeds de gebruiker is geweest van het betreffende accounts. De gebruikers gaan er ook steeds vanuit dat wordt gecommuniceerd met de (vaste) gebruiker. Een en ander blijkt bovendien uit de wijze waarop wordt gecommuniceerd bij de overgang naar een nieuw account.
De inhoud van de communicatie als geheel laat de (totale) omvang zien van de strafbare feiten. In het geval van de medeverdachte [medeverdachte01] en de verdachte vindt de inhoud van de communicatie bevestiging in de waarnemingen tijdens observaties en de aanhouding in Engeland van een van de chauffeurs aan wie de medeverdachte [medeverdachte01] en de verdachte een hoeveelheid cocaïne hebben overgedragen. Ook het aandeel van de verdachten in die strafbare feiten is duidelijk geworden. De medeverdachten [medeverdachte02] en [medeverdachte01] zijn (na en los van elkaar) ten behoeve van een of meer derden de (feitelijke) regelaars die ook een deel van uitvoering voor hun rekening nemen. Daarnaast sturen zij -binnen door een of meer derden bepaalde kaders- het (verdere) vervoer, uitvoer en verdere overdracht aan, en betalen zij uitvoerenden de vergoedingen uit die zijn afgesproken. De verdachte [verdachte01] heeft met de medeverdachte [medeverdachte01] samengewerkt en is op deze wijze als medepleger betrokken geraakt bij een aantal transporten cocaïne naar Engeland.
De rechtbank verwijst verder naar de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in het bewijsmiddelenoverzicht van het OM.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen. De rechtbank zal een verkort vonnis wijzen, dat zal worden aangevuld met een bij dit vonnis te voegen bijlagen met daarin de inhoud van de bewijsmiddelen indien tegen dit vonnis een rechtsmiddel zal worden ingesteld.
5.2.
Bewezenverklaring
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten onder 1 tot en met 3 op die wijze begaan dat:
1.
hij, in de periode van 23 september 2022 tot en met 22 december 2022, te Rotterdam en/of elders in Nederland en/of in Aalst en/of België en/of het Verenigd Koninkrijk
, meermalentezamen en in vereniging met anderen opzettelijk
- binnen het grondgebied van Nederland, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, dan wel buiten het grondgebied van Nederlands, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet heeft gebracht en/of
- heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of
- aanwezig heeft gehad te weten,
- 60 kilogram in de periode van 5 tot en met 7 december 2022 en/of
- 30 kilogram in de periode van 8 tot en met 12 december 2022 en/of
- ongeveer 50 kilogram in de periode van 14 december 2022 tot en met 22 december 2023 materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst Ivan die wet.
2.
hij op 22 december 2022 tot en met 3 februari 2023, te Rotterdam en/of Schiedam en/of Steenbergen en/of Etten-Leur en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk
- binnen het grondgebied van Nederland, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, dan wel buiten het grondgebied van Nederland, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet heeft gebracht en/of
- heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of
- aanwezig heeft gehad,
een materiaal bevattende cocaïne, op 24 januari 2023 een hoeveelheid van ongeveer 20 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, van die wet.
3.
hij, op 24 januari 2023, te Rotterdam en/of Schiedam en/of Steenbergen en/of Etten-Leur en/of elders in Nederland, opzettelijk, tezamen in vereniging met anderen, zonder registratie een hoeveelheid van ongeveer 250 kilogram ketamine, een werkzame stof, heeft afgeleverd en/of uitgevoerd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2.
het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod,
en
het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod;
3.
het medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Strafmotivering

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Waardering procesafspraken
Tijdens de inhoudelijke behandeling zijn de gemaakte afspraken met de verdachte en zijn raadsman besproken. De verdachte heeft tijdens de terechtzitting ten aanzien van de procesafspraken verklaard dat hij de procesafspraken kent, weet waar hij aan begonnen is en de gevolgen hiervan begrijpt.
De rechtbank is op grond van de stukken en de bespreking van de procesafspraken op de openbare zitting tot de overtuiging gekomen dat de verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie, waarbij hij zich bewust is van de rechtsgevolgen van de procesafspraken, heeft besloten mee te werken aan het afdoeningsvoorstel inclusief de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. Voorts is de verdediging op de zitting in de gelegenheid gesteld al hetgeen naar voren te brengen wat zij daartoe dienstig acht.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een eerlijke en controleerbare rechtsgang en dat aldus (ook) wordt voldaan aan de eisen die artikel 6 EVRM stelt. De rechtbank heeft hierbij in het bijzonder gedacht aan het belang van de verdachte om zo spoedig mogelijk berecht te worden, mede afgezet tegen de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis verblijft, en het maatschappelijk belang bij een voortvarende afdoening van de zaak.
8.3.
Feiten en omstandigheden waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich met zijn mededaders schuldig gemaakt aan (verlengde) in- en uitvoer van vier transporten van in totaal 160 kilo cocaïne en een partij ketamine van 250 kilo via België naar het Verenigd Koninkrijk en het aanwezig hebben van deze hoeveelheid.
De verdachte had hierin een uitvoerende en ondergeschikte rol die beperkt was tot het
vervoeren en afleveren van bovengenoemde partijen met de medeverdachte [medeverdachte01] aan andere medeverdachten in de gehele criminele logistieke keten. De verdachte was verantwoordelijk voor beheer, verpakking, vervoer en export van de cocaïne en was aldus een wezenlijke en onmisbare schakel in de internationale handel van verdovende middelen.
De verdachte heeft met zijn handelen een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de internationale harddrugshandel, die zich (onder meer) manifesteert in ondermijning en door geweld gekenmerkte criminele netwerken, met bijbehorend verdienmodel. Met dit alles heeft hij er vooral voor gezorgd dat grote hoeveelheden cocaïne internationaal verspreid zijn. De bewezen verklaarde feiten zijn zeer ernstige misdrijven en zijn bovendien een ernstige inbreuk op de internationale rechtsorde.
Het is algemeen bekend dat cocaïne schadelijk is voor de volksgezondheid en bovendien verslavend. Daarnaast gaat de verspreiding van cocaïne vaak gepaard met (vele) andere vormen van (verwerving)criminaliteit, zoals door de gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan cocaïne.
De verdachte had geen vereiste registratie voor het aanwezig hebben en afleveren van ketamine. De geneesmiddelenwet beoogt de volksgezondheid te beschermen en de legale productieketen te beschermen. De verdachte heeft dit belemmerd door zijn handelen.
Gezien de hoeveelheid ketamine kan het niet anders zijn dan dat deze stof bestemd was om als recreatieve drugs verder te worden verhandeld. Ketamine wordt (mede) gebruikt als partydrug en is bij langdurig gebruik schadelijk voor de gezondheid.
De verdachte heeft zich louter laten leiden door financieel gewin zonder rekening te houden met voornoemde schadelijke gevolgen. Dit rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
8.4.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.4.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 september 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
8.4.2.
Rapportages
De rechtbank heeft acht geslagen op het door Reclassering Nederland over de verdachte opgemaakte reclasseringsrapport, gedateerd op 1 augustus 2023.
8.5.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een substantiële onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De in de procesafspraken overeengekomen gevangenisstraf van 30 maanden doet in voldoende mate recht aan de ernst van de misdrijven en is een redelijke straf in deze zaak voor deze verdachte. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal op de op te leggen gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officieren van justitie geëiste onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikel 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

10.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. M. Timmermans en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij, in of omstreeks de periode van 23 september 2022 tot en met 22
december 2022, te Rotterdam en/of elders in Nederland en/of in Aalst
en/of België en/of het Verenigd Koninkrijk,
meermaals, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk
- binnen het grondgebied van Nederland, als bedoeld in artikel 1 lid 4
van de Opiumwet, dan wel buiten het grondgebied van Nederlands, als
bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet heeft gebracht en/of
- heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of
- aanwezig heeft gehad
te weten,
- 60 kilogram in de periode van 5 tot en met 7 december 2022 en/of
- 30 kilogram in de periode van 8 tot en met 12 december 2022 en/of
- ongeveer 50 kilogram in de periode van 14 december 2022 tot en met
22 december 2023 en/of
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
(art 10 lid 3/4/5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A/B/C Opiumwet, art 47 lid 1
ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 22 december 2022 tot en met 3 februari 2023, te
Rotterdam en/of Schiedam en/of Steenbergen en/of Etten-Leur en/of
elders in Nederland,
meermaals, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk
- binnen het grondgebied van Nederland, als bedoeld in artikel 1 lid 4
van de Opiumwet, dan wel buiten het grondgebied van Nederland, als
bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet heeft gebracht en/of
- heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of
- aanwezig heeft gehad,
(telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
in ieder geval op of omstreeks 24 januari 2023 een hoeveelheid van
ongeveer 20 kilogram cocaïne,
(telkens) zijnde cocaïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst T, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel
3a van die wet;
(art 10 lid 3/4/5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A/B/C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij, op of omstreeks 24 januari 2023, te Rotterdam en/of Schiedam en/of
Steenbergen en/of Etten-Leur en/of elders in Nederland,
al dan niet opzettelijk,
tezamen in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, zonder
registratie een hoeveelheid van ongeveer 250 kilogram ketamine, althans
een grote hoeveelheid ketamine, in elk geval een werkzame stof, heeft
bereid en/of ingevoerd en/of afgeleverd en/of uitgevoerd en/of
verhandeld;
(art 38 lid 1 Geneesmiddelenwet)