ECLI:NL:RBROT:2023:9664

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
ROT 22/2896
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake WIA/IVA-uitkering en duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 12 oktober 2023, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het UWV behandeld. Het UWV had op 2 augustus 2021 de loongerelateerde WGA-uitkering van werknemer beëindigd en een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid op 80 tot 100% was vastgesteld. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. S.A. Coster, heeft bezwaar gemaakt tegen het UWV-besluit van 12 mei 2022, waarin het UWV zijn standpunt handhaafde. De rechtbank heeft op 25 september 2023 de zaak behandeld, waarbij ook werknemer als derde partij aanwezig was.

De rechtbank concludeert dat de motivering van het UWV onvoldoende is toegespitst op de individuele situatie van werknemer. Er is onvoldoende rekening gehouden met de specifieke medische omstandigheden van werknemer, zoals de noodzaak van hulp bij dagelijkse levensverrichtingen en de impact van zijn aandoeningen op zijn arbeidsvermogen. De rechtbank oordeelt dat het UWV een aanvullende motivering moet geven over de verwachte verbetering van de belastbaarheid van werknemer, en stelt een termijn van zes weken voor herstel van het besluit. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, waarbij ook de proceskosten en het griffierecht nog niet zijn behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2896

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], gevestigd in [vestigingsplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. S.A. Coster),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: [naam 1]).
Aan dit geding heeft verder deelgenomen:
[naam 2], te [plaatsnaam] (hierna: werknemer), derde partij.
(gemachtigde: [naam 3]).

Inleiding

Het UWV heeft met het besluit van 2 augustus 2021 (het primaire besluit) de loongerelateerde WGA [1] -uitkering van werknemer op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) beëindigd, en hem een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid gelijk gebleven is op 80 tot 100%.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze tussenuitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 12 mei 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B).
Werknemer heeft verklaard als derde partij aan het geding te willen deelnemen. Hij heeft toestemming gegeven om medische gegevens te delen met zijn werkgever, eiseres.
Werknemer heeft schriftelijk gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 25 september 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van het UWV en de begeleider van werknemer.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Werknemer heeft voor het laatst gewerkt als opmeter bij eiseres voor gemiddeld 40,39 uur per week. Op 12 oktober 2017 heeft werknemer zich ziekgemeld voor dit werk. Het UWV heeft werknemer na afloop van de wachttijd een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 80 tot 100%.
2. Hierna heeft het UWV het primaire besluit genomen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De werknemer heeft kort na het primaire besluit een melding gemaakt van verslechtering van zijn gezondheid. Het UWV heeft een medisch onderzoek verricht.
3. Eiseres heeft gereageerd op het medisch onderzoek. Het UWV heeft opnieuw medisch onderzoek en ook arbeidskundig onderzoek verricht. Hierna heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt het UWV

4. Het UWV vindt dat werknemer op 10 oktober 2021 volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is en daarom geen recht heeft op een IVA [2] -uitkering.
5. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 26 april 2022. De duurzame beperkingen zijn opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 26 april 2022.
6. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 12 mei 2022
.

Wat vindt eiseres

7. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat werknemer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. De rechterschouderklachten zijn na een operatie op 18 februari 2022 verbeterd. De pijn is minder, maar nog niet weg. Werknemer maakt in verband met de dwarslaesie veel gebruik van zijn armen, waarbij overbelasting op de loer ligt. Het UWV is hieraan voorbij gegaan. De linkerschouder van werknemer is geopereerd, maar het functioneren is nog altijd niet optimaal. Het UWV had dit als richtlijn kunnen nemen voor de rechterschouder. Omdat werknemer zijn armen in verband met de dwarslaesie veel meer belast dan een ander is er wel degelijk sprake van duurzame klachten in beide schouders. De armen zijn door de dwarslaesie sterker beperkt en zullen dit ook blijven. Ook is het UWV voorbijgegaan aan de spasmes, waarvoor de baclofenpomp onvoldoende uitkomst biedt.
8. Eiseres stelt verder dat,
(zo begrijpt de rechtbank)kijkend naar de duurzame beperkingen van werknemer, sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden op grond van artikel 2, vijfde lid onder c van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten: de betrokkene is voor het uitvoeren van activiteiten in het dagelijks leven dermate afhankelijk dat hij lichamelijk niet zelfredzaam is. Werknemer woonde met zijn ex-partner, tevens mantelzorger, die werknemer voortdurend hulp en verzorging verleende. Op de zitting heeft de begeleider van werknemer aangegeven dat werknemer sinds enkele maanden weer alleenstaand is en tweemaal per dag hulp krijgt van thuiszorg. Ook heeft hij huishoudelijke hulp. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een verklaring van werknemer en een verklaring van de ex-partner van werknemer overgelegd. Uit de verklaringen volgt dat de ex-partner van werknemer hem hielp bij verscheidene zaken, waaronder het aankleden, transfers, toiletgang, katheteriseren en de elektrostimulatie ter voorkoming van doorligwonden. Ook heeft eiseres een brief van een arts in opleiding tot bedrijfsarts in het geding gebracht.
9. Eiseres stelt tot slot dat de geduide functies niet geschikt zijn, omdat werknemer geen 40 uur per week werkzaamheden zou kunnen verrichten. Werknemer heeft constante zorg en hulp nodig. Werknemer is iedere ochtend doorgaans enkele uren bezig met het starten van de dag. Hij is niet in staat zich zelfstandig gereed te maken. Verder heeft hij ook soms hulp nodig bij het katheteriseren, wanneer het hem zelf niet lukt in verband met spasmes of een te volle blaas. Het kan van werknemer niet worden gevraagd hierbij een beroep te doen op collega’s of een werkgever. Ook is er niemand die de huid van werknemer kan controleren op plekken die gedesinfecteerd moeten worden.

Wat vindt werknemer

10. Werknemer vindt – kort samengevat – dat het UWV ten onrechte heeft geconcludeerd dat hij na herstel van de schouderoperatie geen hulp meer nodig zou hebben bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen. Het UWV is ten aanzien van de zelfkatheterisatie en het gebruik van Microlax niet uitgegaan van zijn specifieke situatie. Het gebruik van incontinentiemateriaal is niet aangeraden en is slecht voor de huid met het oog op decubitus. Bovendien is hij het oneens met het feit dat het UWV aangeeft dat hij weer zou kunnen werken.

Wat vindt de rechtbank

11. Om in aanmerking te komen voor een IVA-uitkering moet vast komen te staan dat werknemer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt, wanneer diegene als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Op grond van het derde lid van dit artikel wordt onder duurzaam ook verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
12. Indien herstel niet uitgesloten is, moet de verzekeringsarts beoordelen of er sprake is van een meer dan geringe kans op herstel op lange termijn. Als dit niet het geval is, dan is er alsnog sprake van duurzaamheid. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) moet deze beoordeling van de herstelkansen in het eerste jaar en later worden gedaan aan de hand van een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden. Indien herstel afhankelijk is van een (ingezette) medische behandeling, moet de verzekeringsarts onderbouwen wat het resultaat daarvan specifiek voor betrokkene betekent. Als de verzekeringsarts aanneemt dat er in het eerste jaar een geringe kans op herstel is, maar in de jaren daarna een meer dan geringe kans, dan moet hij dat concreet en toereikend onderbouwen.
13. Niet in geschil is dat er sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid. Het geschil gaat over de duurzaamheid van de beperkingen.
14. De vraag is of het UWV terecht stelt dat werknemer volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres en werknemer daartegen in hebben gebracht. Een belangrijk punt is dat het gaat om de medische situatie en de verwachte verbetering ten tijde van de datum in geding,
10 oktober 2021.

Medische grondslag van het bestreden besluit

15. De rechtbank is van oordeel dat de huidige motivering van het UWV onvoldoende is toegespitst op de individuele situatie van werknemer. De rechtbank zal dat uitleggen.
16. De rechtbank kan uit de rapporten van de verzekeringsarts B&B niet opmaken dat er rekening is gehouden met de feiten en omstandigheden van werknemer voor wat betreft zijn beperkingen door katheterisatie en het gebruik van Microlax voor het op gang brengen van de ontlasting.
17. De verzekeringsarts B&B stelt in het rapport van 19 augustus 2022 dat zelfkatheterisatie met enige ervaring niet langer duurt dan een regulier toiletbezoek. Met het gebruik van Microlax duurt het gewoonlijk vijf tot twintig minuten voordat de ontlasting optreedt. De verzekeringsarts B&B verwijst hierbij naar een folder van het ziekenhuis Bernhoven en een internetpagina. Voor de incontinentie kan werknemer gebruik maken van incontinentiemateriaal. Na de verwachte verbetering van de schouderklachten zal werknemer geen hulp nodig hebben bij katheteriseren, ontlasten of wisselen van incontinentiemateriaal. In het rapport van 30 juni 2023 vult de verzekeringsarts B&B aan dat werknemer psychische behandeling kan volgen in verband met dysregulatie en angstklachten bij de zelfkatheterisatie. Verder zorgt goed incontinentiemateriaal ervoor dat het oppervlakte droog blijft, waardoor het niet aanvoelt als vuil.
18. De rechtbank merkt op dat het beeld zoals de werknemer en zijn ex-partner dat in de verklaringen en reactie van 18 maart 2023 hebben geschetst niet overeenkomt met de algemene informatie van het ziekenhuis Bernhoven en een internetpagina zoals aangehaald door de verzekeringsarts B&B. De rechtbank vindt ten aanzien van het gebruik van Microlax aanvullend van belang dat de begeleider van werknemer op de zitting heeft aangegeven dat werknemer na inname van Microlax niet in de gelegenheid is om arbeid te verrichten, in afwachting van het op gang komen van de ontlasting. De rechtbank ziet in het dossier geen aanleiding om aan te nemen dat voor de situatie rond datum in geding niet van deze informatie kan worden uitgegaan. De algemene (openbare) informatie zoals aangehaald door de verzekeringsarts B&B vindt de rechtbank dan ook onvoldoende om het standpunt van de verzekeringsarts B&B te dragen. Dit is geen concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden van het individuele geval van werknemer. Onduidelijk is daardoor hoe en waarom alle tijd die gemoeid is met werknemers stoelgang zou moeten of kunnen passen in zijn arbeidsomvang. Daarmee is ook onduidelijk of er voor de concrete situatie van werknemer niet alsnog een (duurzame) urenbeperking moet worden aangenomen en welke gevolgen deze eventueel heeft voor de duurzaamheid van de (volledige) arbeidsongeschiktheid van werknemer.
19. Voor het gebruik van incontinentiemateriaal heeft de verzekeringsarts B&B onvoldoende inzichtelijk gemaakt waarom dit toelaatbaar is, ondanks het risico op decubitus. De revalidatiearts schrijft in de brief van 24 maart 2022 dat werknemer een verhoogde kans op decubitus heeft. Uit de motivering van de verzekeringsarts B&B is niet af te leiden dat dit is meegewogen. De enkele stelling dat bij goed incontinentiemateriaal het oppervlakte droog blijft, geeft geen blijk van dat de verhoogde kans op decubitus deugdelijk is meegewogen. Verder verzoekt de rechtbank het UWV om inzicht te geven in mogelijke psychische aspecten van het dragen van incontinentiemateriaal, en het doorwerken met de wetenschap (of het vermoeden) dat er ontlasting dan wel urine in het absorptiemateriaal zit.

Conclusie

20. Dit betekent dat het bestreden besluit berust op een ondeugdelijke motivering, waardoor er sprake is van strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
21. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a, van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet daarvoor in dit geval aanleiding. Om het gebrek te herstellen is een aanvullende motivering door de verzekeringsarts B&B over de verwachte verbetering van de belastbaarheid nodig, zoals door de rechtbank uiteengezet in overwegingen 18 en 19.
22. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen op
zes wekenna de datum van verzending van deze tussenuitspraak. Herstel kan met een aanvullende motivering, of als dat nodig is, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
23. Het UWV moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen
twee wekenna de datum van verzending van deze tussenuitspraak, meedelen aan de rechtbank of het gebruikt maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het UWV gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen
vier wekente reageren op de herstelpoging van het UWV. De rechtbank zal na de reacties van de partijen nagaan of een zitting nodig of gewenst is, of dat direct een einduitspraak op het beroep kan worden gedaan.
24. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
25. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dit betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het UWV op binnen twee weken na de datum van verzending van deze tussenuitspraak de rechtbank mee te delen of het gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het UWV in de gelegenheid om binnen zes weken na de datum van verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze tussenuitspraak is gedaan op 12 oktober 2023 door mr. M. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
griffier
rechter
De tussenuitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.WGA: Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.
2.IVA: Inkomensverzekering volledig en duurzaam arbeidsongeschikten.