ECLI:NL:RBROT:2023:9634

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 september 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
ROT 23/2428
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak gegrond verklaard

Op 25 september 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Eiser, een particulier, had beroep ingesteld tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente, waarin de waarde van zijn onroerende zaak was vastgesteld op € 596.000,- voor het belastingjaar 2022. Eiser was het niet eens met deze waarde en had bezwaar aangetekend, waarop de waarde door de verweerder was verlaagd naar € 565.000,-. Tijdens de zitting op 18 september 2023 heeft de verweerder de waarde verder verlaagd naar € 506.000,-, hetgeen overeenkwam met het bedrag dat eiser had voorgesteld. De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, aangezien de waarde tussen partijen niet meer in geschil was. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 2.266,-. Tevens is bepaald dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/2428

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 september 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: [naam gemachtigde 1] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [naam gemeente]

(gemachtigde: [naam gemachtigde 2] ).

Procesverloop

Bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (wet WOZ), gedagtekend 31 januari 2022, heeft verweerder de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] (hierna: de onroerende zaak) voor het belastingjaar 2022 vastgesteld op € 596.000,-.
Met het bestreden besluit van 28 februari 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij zijn besluit gebleven.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De waarde is verlaagd naar € 565.000,-.
Eiser heeft een aanvullend stuk ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 18 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

1. De onroerende zaak is een twee-onder-een-kapwoning uit 2003, gelegen in de buurt Nesselande. Het perceel heeft een oppervlakte van 251 m² en de gebruiksoppervlakte is 133 m².
2. Ter zitting heeft verweerder de waarde op de waardepeildatum 1 januari 2021 verder verlaagd naar € 506.000,-. Nu verweerder de waarde heeft verlaagd tot het door eiser voorgestane bedrag is het beroep gegrond.
3. Nu het beroep gegrond is en de waarde tussen partijen niet meer in geschil is behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking meer.
4. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Ter zitting heeft verweerder verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland waarin de wegingsfactor 0,5 wordt toegepast in onder andere WOZ-zaken. [1] De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtbank Midden-Nederland hierin te volgen.
5. De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.266,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 296,- met wegingsfactor 1; 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- met wegingsfactor 1).

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond.
7. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- verlaagt de WOZ-waarde voor het belastingjaar 2022 naar € 506.000,-;
- bepaalt dat verweerder de betreffende aanslag onroerende zaakbelastingen in overeenstemming daarmee verlaagt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.266,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N. Boonstra, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Veth, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 september 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Den Haag waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Rb. Midden-Nederland 4 september 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:4481.