Op 25 september 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Eiser, een particulier, had beroep ingesteld tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente, waarin de waarde van zijn onroerende zaak was vastgesteld op € 596.000,- voor het belastingjaar 2022. Eiser was het niet eens met deze waarde en had bezwaar aangetekend, waarop de waarde door de verweerder was verlaagd naar € 565.000,-. Tijdens de zitting op 18 september 2023 heeft de verweerder de waarde verder verlaagd naar € 506.000,-, hetgeen overeenkwam met het bedrag dat eiser had voorgesteld. De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, aangezien de waarde tussen partijen niet meer in geschil was. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 2.266,-. Tevens is bepaald dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.