ECLI:NL:RBROT:2023:9621

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 september 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
FT EA 23/797 en FT EA 23/798
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot huurachterstand en schuldsanering

In deze zaak heeft verzoeker op 14 augustus 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287b van de Faillissementswet, waarin hij vroeg om een voorlopige voorziening. Dit verzoek was gericht op het voorkomen van de ontruiming van zijn huurwoning, die was uitgesproken in een eerder vonnis van 20 juni 2023. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 11 september 2023 gehouden, waarbij de verweerster, Aegon Levensverzekering N.V., niet ter zitting verscheen. Verzoeker heeft verklaard dat zijn huurachterstand is ontstaan door een tijdelijke inkomensterugval, maar dat zijn huidige inkomen uit eigen onderneming stabiel is. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien de verweerster had aangekondigd de woning te ontruimen. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker, die in de huurwoning wil blijven wonen en een minnelijk schuldhulpverleningstraject wil doorlopen, zwaarder laten wegen dan die van de verweerster. De voorlopige voorziening is toegewezen voor de duur van zes maanden, met voorwaarden voor de verzochte voorziening. Verzoeker is niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan in de toekomst een nieuw verzoek indienen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer01] – [nummer02]
uitspraakdatum: 18 september 2023
[verzoeker01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 14 augustus 2023, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 15 augustus 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 11 september 2023.
Ter zitting van 11 september 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mr. D.A. IJpelaar, kantoorgenoot van de advocaat van verzoeker mr. J. Pearson (hierna: advocaat).
Aegon Levensverzekering N.V., gevestigd te Den Haag (hierna: verweerster) is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 20 juni 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat de huurachterstand is ontstaan door een tijdelijke inkomensterugval. Het huidige inkomen bedraagt € 5.000,00 netto per maand en is afkomstig uit de eigen onderneming van verzoeker. Verzoeker heeft verklaard dat de onderneming momenteel goed loopt en dat het inkomen stabiel is. De kale huur bedraagt € 1.713,00.
De advocaat heeft ter zitting verklaard dat schuldhulpverlening budgetbeheer zal opstarten en een aanbod aan de schuldeisers zal doen. De intake bij schuldhulpverlening staat gepland voor donderdag 14 september 2023.
Uit het dossier blijkt dat de huur voor de maand augustus 2023 op 14 augustus 2023 is betaald. Tijdens de zitting heeft de advocaat het betalingsbewijs voor de huur voor de maand september 2023 laten zien. Deze overschrijving is op 31 augustus 2023 gedaan.

3.Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft verweerster geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunt schriftelijk dan wel ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 20 juni 2023 tot ontruiming van zijn woonruimte en een kopie van het exploot van 24 juli 2023 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 17 augustus 2023 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 20 juni 2023 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoeker stelt een inkomen uit eigen onderneming van € 5.000,00 netto per maand te hebben. Gelet op hetgeen ter zitting is besproken, ziet de rechtbank geen reden om hieraan te twijfelen. Deze inkomsten zijn voldoende om de kale huur – zijnde een bedrag van € 1.713,00 – te kunnen betalen. Daarnaast zal verzoeker budgetbeheer krijgen en is de huur voor de maanden augustus en september 2023 reeds voldaan. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 20 juni 2023 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan de [adres01] , [postcode01] te [woonplaats01] , voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat de schuldhulpverlener die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van L.M. Heinis, griffier, in het openbaar uitgesproken op 18 september 2023.