ECLI:NL:RBROT:2023:9620

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
FT EA 23/633 en FT EA 23/634
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot huurachterstand en schuldsanering

In deze zaak heeft verzoekster op 30 juni 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287b van de Faillissementswet, waarin zij vroeg om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 19 juli 2023 gehouden. Verzoekster, die in financiële problemen verkeert, heeft verklaard dat zij sinds 1 juli 2023 weer werkt in de horeca en daarnaast inkomsten heeft uit haar eigen kappersbedrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster een bedreigende situatie ondervindt door een ontruimingsvonnis van 12 mei 2023. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die in haar huurwoning wil blijven wonen, zwaarder laten wegen dan die van de verhuurders, die het vonnis tot ontruiming willen uitvoeren. De rechtbank heeft de voorlopige voorziening toegewezen voor een periode van zes maanden, met voorwaarden dat de huur tijdig wordt voldaan en dat de schuldhulpverlening verslag uitbrengt. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer01] – [nummer02]
uitspraakdatum: 21 juli 2023
[verzoekster01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 30 juni 2023, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 30 juni 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 19 juli 2023.
Ter zitting van 19 juli 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw [naam01] , werkzaam bij Gemeente Voorne aan Zee (hierna: schuldhulpverlening);
  • de heer [naam02] , verweerder;
  • de heer [naam03] , werkzaam bij AGIN Timmermans Gerechtsdeurwaarders, gevestigd te Rotterdam, namens de heer [naam02] en mevrouw [naam04] (hierna: verweerders).
De heer [naam03] , werkzaam bij AGIN Timmermans Gerechtsdeurwaarders heeft namens verweerders voorafgaand aan de zitting aan de rechtbank een specificatie huurachterstand en het meldformulier schulddienstverlening van mevrouw [verzoekster01] d.d. 10 oktober 2022 overgelegd.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerders te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 12 mei 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen.
Schuldhulpverlening heeft ter zitting namens verzoekster verklaard dat zij mantelzorger voor haar moeder was en daardoor minder heeft kunnen werken. Daarnaast heeft verzoekster wisselende inkomsten gehad uit haar zelfstandige ondermening als kapster. Uit het verzoekschrift blijkt voorts dat er derdenbeslag is gelegd op de bankrekening van verzoekster. Deze factoren tezamen hebben ervoor gezorgd dat verzoekster in betalingsproblemen is komen te verkeren.
Daarnaast heeft schuldhulpverlening ter zitting verklaard dat verzoekster al in oktober 2022 contact had met schuldhulpverlening, maar dat dit contact verbroken was van oktober 2022 tot mei 2023. In mei 2023 is het contact herleefd en is opnieuw budgetbeheer ingesteld. Ook is door schuldhulpverlening woonurgentie aangevraagd, om, zodra dit verleend is, niet lang te hoeven wachten op een goedkopere woning. Verzoekster is alleenstaand en woont samen met haar negenjarige zoon.
Voorts heeft schuldhulpverlening verklaard dat verzoekster sinds 1 juli 2023 werkzaam is in de horeca voor 16 à 20 uur per week. Dit extra inkomen is nodig om evenwicht te gaan krijgen tussen inkomen en vaste lasten. De overige dagen is verzoekster werkzaam in haar zelfstandige onderneming als kapster. Verzoekster heeft een inkomen van rond de € 1.500,00 uit werk in de horeca en bijkomende verdiensten uit de eigen kappersonderneming. Daarnaast ontvangt verzoekster € 250,00 kinderalimentatie, € 353,00 huurtoeslag, € 155,00 zorgtoeslag en € 458,00 kindgebonden budget. De maandelijkse huur bedraagt per 1 juli 2023 € 964,05 (inclusief). Volgens schuldhulpverlening is het budget nu weer toereikend om de huur te voldoen.
Uit de voorafgaand aan de zitting overgelegde specificatie huurachterstand van verweerder, blijkt dat de maanden november 2022 tot en met april 2023 zijn betaald. Ter zitting is door schuldhulpverlening verklaard dat ook mei 2023 reeds is betaald. Verweerder heeft de betaling van mei 2023 ter zitting bevestigd. De maanden juni 2023 en juli 2023 zijn nog niet voldaan.

3.Het verweer

Verweerders hebben ter zitting verklaard geen vertrouwen te hebben dat verzoekster de betalingsverplichting zal nakomen. Verweerders verwijten verzoekster en schuldhulpverlening dat zij niet geïnformeerd zijn en geen contact hebben gelegd. Verweerders zijn sinds januari 2022 eigenaar van de verhuurde woning en ervaren sindsdien betalingsproblemen door verzoekster. Verweerders verzoeken om afwijzing van het verzoek. Indien het verzoek wel wordt toegewezen, verzoeken verweerders daar de voorwaarde aan te verbinden dat de lopende huur en de huur voor de maand juli 2023 uiterlijk 1 augustus 2023 wordt voldaan.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekster een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 12 mei 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster en een kopie van het exploot van 8 juni 2023 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 4 juli 2023 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekster enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerders, anderzijds.
Het belang van verzoekster bestaat erin dat zij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekster kan worden doorlopen.
Het belang van verweerders bestaat erin dat zij het vonnis van 12 mei 2023 ten uitvoer kunnen leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoekster heeft nu weer een stabiel inkomen uit arbeid, toeslagen en kinderalimentatie. Het inkomen zou voldoende moeten zijn om maandelijks de huur te kunnen voldoen. Daarnaast vormt budgetbeheer een waarborg dat de huur tijdig betaald zal worden. Ter zitting is door verzoekster en schuldhulpverlening toegezegd om verweerders nu beter, doorlopend, op de hoogte te houden van de ontwikkelingen. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekster zwaarder te wegen dan het belang van verweerders.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerders in het dictum nadere voorwaarden op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarden worden toegewezen. Nu op 30 juni al een voorlopig moratorium door deze rechtbank is gelast zal tevens als voorwaarde worden gesteld dat ook de maand juli (nog) zal worden voldaan.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoekster gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoekster te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 12 mei 2023 op verzoek van verweerders uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster gelegen aan de [adres01] , [postcode01] te [woonplaats01] , voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt als de huur over de maand juli 2023 is voldaan, met als uiterste betaaldatum 1 augustus 2023;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekster de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van L.M. Heinis, griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2023.