ECLI:NL:RBROT:2023:9606

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
FT EA 23/622 / FT EA 23/623 / FT EA 23/625 / FT EA 23/626
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot huurachterstand en ontruiming

In deze zaak hebben verzoekers op 30 juni 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 12 juli 2023 bepaald. Tijdens de zitting zijn verzoekers en hun advocaat gehoord, evenals de vertegenwoordigers van verweerder. Verzoekers vroegen om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat het vonnis van 7 december 2022 tot ontruiming van hun huurwoning ten uitvoer zou worden gelegd. Verzoekster verklaarde dat de huurachterstand was ontstaan door dubbele woonlasten en dat er momenteel geen dubbele lasten meer zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een bedreigende situatie is, aangezien er een ontruimingsvonnis was en verweerder had aangekondigd tot ontruiming over te gaan. De rechtbank heeft de belangen van verzoekers, die in de huurwoning willen blijven wonen, afgewogen tegen de belangen van verweerder, die het vonnis tot ontruiming wilde uitvoeren. Gezien het gezamenlijke inkomen van verzoekers en de betaling van de huur voor juli en augustus 2023, heeft de rechtbank geoordeeld dat de lopende termijnen kunnen worden voldaan. De rechtbank heeft de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met voorwaarden, en heeft verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer01] – [nummer02] en
[nummer03] – [nummer04]
uitspraakdatum: 28 juli 2023
[verzoekster01]
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoekster.
en
[verzoeker01]
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoekers hebben op 30 juni 2023, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van de rechtbank van 30 juni 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 12 juli 2023.
Ter zitting van 12 juli 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer mr. B. el Ouath, werkzaam bij Advocatenkantoor El Joghrafi, advocaat van verzoekers (hierna: advocaat);
  • mevrouw [naam01] en mevrouw [naam02] namens verweerder [verweerder01] , wonende te [woonplaats02] ; (hierna: verweerder)
  • de heer [naam03] , werkzaam bij Wouters Gerechtsdeurwaarder & Incasso’s namens verweerder, (hierna: verweerder).
Op verzoek van de rechtbank heeft de advocaat namens verzoekers op 24 juli 2023 betalingsbewijzen overgelegd van de maanden juli en augustus 2023.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerder te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 7 december 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekers ten uitvoer te leggen.
Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat het ontstaan van de huurachterstand is gelegen in het hebben van dubbele woonlasten. Een van de twee woningen moest verkocht worden, maar dit werd vertraagd doordat de ex-partner van verzoekster beslag had gelegd op het huis en daarmee de verkoop gedurende vier jaar frustreerde. Daarnaast heeft verzoekster verklaard ook kosten voor haar ouders op zich te hebben genomen. Voorts heeft de advocaat verklaard dat er momenteel geen dubbele woonlasten meer zijn.
Verzoekers wonen samen met de vier minderjarige kinderen van verzoekster uit een eerdere relatie. Ter zitting heeft de advocaat verklaard dat de kinderen momenteel onder toezicht gesteld zijn.
Verzoekster heeft ter zitting verklaard de datum van een gepasseerde notariële akte te hebben aangepast, voordat zij de akte aan verweerder heeft doorgestuurd. Verzoekster heeft ter zitting erkent dat zij door zo te handelen een fout heeft begaan.
Voorts heeft de advocaat ter zitting verklaard dat een spoedverzoek is ingediend ter onderbewindstelling van beide verzoekers.
Verzoekster heeft verklaard dat zij en verzoeker beiden een vast contract hebben. Verzoekers hebben een gezamenlijk inkomen van rond de € 5.900,00 per maand. De huur bedraagt € 1.194,46 per maand.
Ter zitting kwam naar voren dat de lopende huur nog niet betaald was. De rechter heeft ter zitting verzoekers in overweging gegeven dit alsnog tijdig te doen voor de maand augustus 2023 en daarbij ook de maand juli 2023 te voldoen. Uit de nagekomen stukken blijkt dat verzoekers de huur voor de maand juli op 22 juli 2023 hebben voldaan en de huur voor de maand augustus op 24 juli 2023.

3.Het verweer

Verweerder heeft ter zitting aangegeven geen vertrouwen te hebben dat de lopende huur betaald zal worden door verzoekers. Verweerder geeft daar drie argumenten voor.
Ten eerste, de kwestie loopt al sinds 2020 en sindsdien is er geen verbetering geweest ten aanzien van het inlopen van de achterstand. Nu ter zitting gebleken is dat verzoekers een bestedingsruimte van tussen de € 3.000,00 en € 4.000,00 hebben, vindt verweerder het des te onbegrijpelijker dat er een achterstand is ontstaan en de lopende huur niet is betaald.
Ten tweede, stelt verweerder dat hij aan het lijntje is gehouden, doordat verzoekster meermaals betalingen in het vooruitzicht stelde, die niet doorkwamen. Verweerder geeft daarbij aan dat het aanpassen van de datum op de notariële akte ook het vertrouwen heeft beschadigd.
Ten derde verklaart verweerder de huurachterstand van meer dan € 7.000,00 dermate hoog te vinden dat hij geen reden ziet voor een moratorium. Verweerder verzoekt dan ook tot afwijzing van het verzoek.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekers een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 7 december 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekers en een kopie van het exploot van 19 juni 2023 hebben overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerder op 4 juli 2023 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekers, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekers enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerder, anderzijds.
Het belang van verzoekers bestaat erin dat zij in de huurwoning kunnen blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekers kan worden doorlopen.
Het belang van verweerder bestaat erin dat hij het vonnis van 7 december 2022 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoekers hebben een gezamenlijk inkomen van rond de € 5.900,00 per maand, dit is ruim voldoende om de maandelijkse huur van
€ 1.194,46 te voldoen. De huur voor de maanden juli en augustus 2023 is voldaan. Daarnaast wordt met bewind gestart. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekers zwaarder te wegen dan het belang van verweerder.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerder in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zullen verzoekers gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kunnen verzoekers te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 7 december 2022 op verzoek van verweerder uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekers gelegen [adres01] , [postcode01] te [woonplaats01] , voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekers de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van L.M. Heinis, griffier, in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2023.