ECLI:NL:RBROT:2023:9605

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
83-296762-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valsheid in geschrift en verduistering in het kader van coronasteunmaatregelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van valsheid in geschrift en verduistering. De verdachte had valse aanvragen ingediend voor de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS) en de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL), waardoor onterecht geld werd overgemaakt naar hem en andere ondernemingen geen aanspraak konden maken op de tegemoetkomingen waar zij recht op hadden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de aanvragen had ingediend met gebruik van zijn DigiD-account, wat leidde tot de conclusie dat hij verantwoordelijk was voor de valsheid in geschrift. Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor het doen van een valse aangifte en het verduisteren van gehuurde DJ-sets. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 15 maanden op en wees vorderingen van benadeelde partijen toe, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan verschillende benadeelden. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het misbruik van gemeenschapsgeld, evenals de gevolgen voor de slachtoffers die daadwerkelijk recht hadden op de steun.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83-296762-20
Datum uitspraak: 3 oktober 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
raadsman mr. D. Nieuwenhuis, advocaat te Arnhem.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 september 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Altena heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde met uitzondering van de zinsneden “tezamen en in vereniging met een of meer ander(en) en/of alleen,” onder feit 2;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden;
  • gevangenneming van de verdachte.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Inleiding ten aanzien van feiten 1 en 2
In het voorjaar van 2020 kreeg Nederland te maken met een coronacrisis. De maatschappij werd als gevolg daarvan geconfronteerd met coronamaatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van het coronavirus (COVID-19). Deze maatregelen hadden veelal een negatief effect op de omzet en daarmee op het bedrijfsresultaat van ondernemingen. Om de gedupeerden onder hen te helpen, heeft de overheid verschillende steunmaatregelen aangeboden, waaronder financiële ondersteuning op grond van de regelingen Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (hierna: TOGS) en Tegemoetkoming Vaste Lasten (hierna: TVL).
De TOGS bestond uit een eenmalige uitkering van € 4.000,- voor bedrijven in bepaalde sectoren met minder dan 250 werknemers die in de periode van 16 maart tot en met 15 juni 2020 minstens € 4.000,- aan vaste lasten hadden en tevens een omzetverlies leden van minimaal datzelfde bedrag. De TVL kon onder bepaalde voorwaarden voor de periode vanaf 1 juni 2020 worden aangevraagd, telkens voor een periode van drie maanden. Eén van voorwaarden was dat de onderneming meer dan 30% omzetverlies leed door de coronacrisis.
4.1.2.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van feit 1 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de valsheid van de documenten, maar heeft zij aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat hij degene is die de aanvragen TOGS heeft ingevuld en ingediend. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte de enige was die toegang had tot zijn DigiD-account, er is geen verband tussen het IP-adres waarvandaan de aanvragen zijn ingediend en de verdachte, uit het dossier blijkt niet dat de verdachte de in de aanvragen genoemde telefoonnummers en e-mailadres gebruikte, en de aanvragen zijn niet feitelijk ondertekend.
Van feit 2 dient de verdachte ook te worden vrijgesproken. Het onbekend is of het de verdachte is, die voor de aanvragen TVL heeft ingelogd met DigiD of met eHerkenning. De betrokkenheid van de verdachte blijkt niet uit de IP-adressen die bij de aanvragen zijn gebruikt. Het bankrekeningnummer dat in de aanvraag is genoemd staat op naam van [bedrijf01] en niet op naam van de verdachte en niet kan worden vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij [bedrijf01]
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
Ten aanzien van feit 4 is aangevoerd dat de verduistering van een cinemacamera van [bedrijf02] niet kan worden bewezen, omdat er te veel twijfel is over het daderschap van de verdachte. De verduistering van een DJ-set met mengpaneel van [naam01] kan evenmin worden bewezen, omdat aangever de verdachte niet heeft herkend als de persoon op het identiteitsbewijs, het e-mailadres waarmee de aangever heeft gecorrespondeerd niet is te koppelen aan de verdachte en de verdachte niet is herkend op de camerabeelden. De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de verduistering van een DJ-set van [bedrijf03] en een draaitafel van [naam02] .
4.1.3.
Vaststelling van de feiten ten aanzien van feit 1 en 2
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken de volgende feiten vast.
[bedrijf01] is sinds 6 april 2016 ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel op het adres [adres01] in [plaats01] . De enige bestuurder en aandeelhouder van [bedrijf01] is de verdachte.
Ten aanzien van feit 1 stelt de rechtbank de volgende feiten vast. Op 29 maart 2020 is namens [bedrijf01] een aanvraag TOGS gedaan, waarbij als contactpersoon en intermediair [naam03] en het burgerservicenummer van de verdachte is ingevuld. In het formulier is aangekruist dat de onderneming verwacht gedurende de periode van 16 maart 2020 tot en met 16 juni 2020 een omzetverlies te lijden van minimaal € 4.000,- en dat de onderneming verwacht in de periode van 16 maart 2020 tot en met 15 juni 2020 ten minste € 4.000,- aan vaste lasten te hebben.
Op 25 april 2020 is namens [bedrijf04] een aanvraag TOGS gedaan waarbij als intermediair [naam03] is ingevulden het burgerservicenummer van de verdachte en het bankrekeningnummer bij de ABN AMRO Bank eindigend -[nammer01] van [bedrijf01] is opgegeven.
Op 25 april 2020 is namens [bedrijf05] een aanvraag TOGS gedaan waarbij als contactpersoon [naam04] , als intermediair [naam03] en het burgerservicenummer van de verdachte is ingevuld. De bankrekening die wordt vermeld is een bankrekening bij ABN AMRO Bank eindigend op nummer - [nummer02] ten name van [naam04] .
Op 30 april 2020 is namens [bedrijf06] een aanvraag TOGS gedaan waarbij als contactpersoon [naam04] , als intermediair [naam03] en het burgerservicenummer van de verdachte is ingevuld. De bankrekening die wordt vermeld is een bankrekening met het nummer eindigend op - [nummer02] bij ABN AMRO Bank ten name van [naam04] .
Op 4 mei 2020 is namens [bedrijf07] een aanvraag TOGS gedaan waarbij als correspondentieadres het adres van [bedrijf01] is genoemd, als bankrekening en een bankrekeningnummer bij Bunq bank eindigend op - [nummer03] ten name van [naam04] is opgegeven, als contactpersoon [naam04] is vermeld, als intermediair [naam03] is opgegeven en het burgerservicenummer van de verdachte is ingevuld.
Op 19 mei 2020 is namens [naam festival01] een aanvraag TOGS gedaan waarbij als bankrekening een bankrekening bij Bunq bank met een nummer eindigend op - [nummer03] ten name van [naam04] is opgegeven, als contactpersoon [naam04] is vermeld, als intermediair [naam03] is opgegeven en het burgerservicenummer van de verdachte is ingevuld.
Op 8 juni 2020 is namens [naam festival02] een aanvraag TOGS gedaan waarbij als bankrekening een bankrekening bij ANB AMRO Bank met het nummer eindigend op - [nummer02] is vermeld, als contactpersoon [naam04] is genoemd, als intermediair [naam03] is opgegeven en het burgerservicenummer van de verdachte is ingevuld.
Bij alle hiervoor genoemde aanvragen is aangevinkt of verklaard dat de gegevens in de aanvraag correct zijn, dat de persoon die de aanvraag heeft ingediend bevoegd was om dat te doen en dat de gegevens op de aanvraag naar waarheid zijn ingevuld.
Ten aanzien van feit 2 stelt de rechtbank de volgende feiten vast. Op 12 september 2020 is namens [bedrijf01] een aanvraag TVL gedaan met als contactpersoon [naam03] . Er is ingevuld dat [bedrijf01] btw-aangifte per jaar doet, dat de omzet van [bedrijf01] in 2019 € 1.620.000,00 bedroeg en er is vermeld dat het formulier volledig en naar waarheid is ingevuld. Als bijlagen bij de aanvraag zijn een resultatenrekening over 2019 gevoegd, waarin voormelde omzet is vermeld, en een huurovereenkomst bedrijfsruimte van [bedrijf01]
Op 16 december 2020 is namens [bedrijf01] een aanvraag TVL gedaan met als contactpersoon [naam03] . Er is ingevuld dat [bedrijf01] btw-aangifte per kwartaal doet, dat de omzet van [bedrijf01] in het vierde kwartaal van 2019 € 489.083,00 bedroeg en er is vermeld dat het formulier volledig en naar waarheid is ingevuld. Als bijlage bij de aanvraag is een winst- en verliesrekening over 2019 gevoegd, waarin voormelde omzet is vermeld.
Op 26 januari 2021 is namens [bedrijf01] een aanvraag TVL gedaan met als contactpersoon [naam03] . Er is ingevuld dat [bedrijf01] btw-aangifte per kwartaal doet, dat de omzet van [bedrijf01] in het vierde kwartaal van 2019 € 495.210,00 bedroeg en er is vermeld dat het formulier volledig en naar waarheid is ingevuld. Als bijlage is een aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2019 gevoegd.
4.1.4.
Beoordeling
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande en de inhoud van de bewijsmiddelen vast dat voormelde TOGS- en TVL-aanvragen vals zijn. Dit heeft op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kan zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Feit 1
De aanvragen TOGS zijn ingediend met gebruikmaking van het DigiD-account van de verdachte. DigiD is een persoonlijke inlogcode voorzien van een wachtwoord waarmee een persoon zich kan identificeren op websites van de overheid. In beginsel heeft alleen de persoon die hoort bij het DigiD-account de inloggegevens daarvan, omdat deze persoon dit account zelf dient aan te maken met gegevens waarover alleen die persoon beschikt, zoals het burgerservicenummer. Nu de TOGS-aanvragen zijn ingediend met het DigiD-account van de verdachte moet er in beginsel van worden uitgegaan dat hij de aanvragen heeft ingediend. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is het niet aannemelijk dat een ander dan de verdachte gebruik heeft gemaakt van de inloggegevens van zijn DigiD-account en daarbij voor het overmaken van de tegemoetkoming het bankrekeningnummer van (de onderneming van) de verdachte heeft ingevuld. De rechtbank neemt hierbij ook in aanmerking dat vijf aanvragen zijn verstuurd vanaf het IP-adres dat via (het woonadres van) zijn moeder aan de verdachte kan worden gekoppeld. Daarnaast is het BSN van verdachte bij elke aanvraag ingevuld en ook daarover beschikt in beginsel alleen de persoon van wie het nummer is. De verdediging heeft ook niets aangevoerd waaruit is gebleken dat anderen dan de verdachte beschikten over het BSN van verdachte.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte de valse TOGS-aanvragen heeft gedaan. De verweren van de verdediging worden verworpen.
Feit 2
Uit de verklaring van getuige [getuige01] blijkt dat voor het aanvragen van TVL is vereist dat wordt ingelogd met DigiD of eHerkenning. Bij inloggen met DigiD moet in dit geval het nummer van Kamer van Koophandel (hierna: KvK) worden ingevuld door de aanvrager en wordt getoetst of de aanvrager volgens de KvK de bestuurder is van de onderneming.
Ook voor dit geldt dat in beginsel geldt dat alleen de persoon van wie de inloggegevens van de DigiD zijn daarover beschikt. Vergelijkbaar geldt dat de bestuurder van een rechtspersoon beschikt over de eHerkenning inloggegevens. De verdachte is de enige wettelijk vertegenwoordiger van [bedrijf01] De verdediging heeft niets aangevoerd waaruit zou blijken dat anderen over de inloggegevens van het DigiD-account van verdachte of de inloggegevens van de eHerkenning van [bedrijf01] beschikten. Daarom gaat de rechtbank er in beide gevallen van uit dat uitsluitend de verdachte van de inloggegevens gebruik kon maken. Ook hier neemt de rechtbank in aanmerking dat een van de aanvragen is verstuurd vanaf het IP-adres dat via (het woonadres van) zijn moeder aan de verdachte kan worden gekoppeld. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte de valse TVL-aanvragen heeft gedaan. De verweren van de verdediging worden verworpen.
Feit 3
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Aangezien de verdediging geen verweer heeft gevoerd met betrekking tot dit feit, wordt het op grond van de bewijsmiddelen en zonder nadere motivering bewezen verklaard.
Feit 4
Anders dan de officier van justitie en met de verdediging acht de rechtbank het eerste gedachtestreepje onder feit 4, de verduistering van een gehuurde cinemacamera van [bedrijf02], niet bewezen. De aangever [aangever01] , werkzaam bij [bedrijf02], beschikte over een kopie van een paspoort op naam van de verdachte en een KvK-inschrijving van [bedrijf01] De rechtbank oordeelt dat het overhandigde uittreksel van de KvK niet zonder meer als bewijs kan worden aangemerkt, omdat dit door een ieder kan worden opgevraagd bij de KvK. Verder heeft de aangever in zijn verhoor bij de politie niet verklaard dat de huurder dezelfde persoon was als degene die op het paspoort staat en heeft de aangever in het verhoor bij de rechter-commissaris verklaard dat hij alleen een generieke omschrijving van de verdachte kan geven. De overgelegde stills van de camerabeelden zijn te onduidelijk om de verdachte daarop te kunnen herkennen. Nu het dossier daartoe geen andere bewijsmiddelen bevat, kan de rechtbank niet zonder redelijke twijfel vaststellen dat de verdachte degene is die de cinemacamera heeft gehuurd om die vervolgens niet meer te retourneren. De verdachte zal daarom van deze verduistering (het eerste gedachtestreepje onder feit 4) worden vrijgesproken.
De rechtbank acht, met de officier van justitie en anders dan de verdediging, het tweede gedachtestreepje onder feit 4 wettig en overtuigend bewezen. Dit betreft de verduistering van een DJ-set van [naam01] . Uit de aangifte en het verhoor van de aangever bij de rechter-commissaris blijkt dat aangever een kopie van het legitimatiebewijs van de verdachte heeft ontvangen via [website01] . Daarnaast is het bankrekeningnummer, waarmee de huur van de DJ-set is betaald, gecontroleerd door [website01] . De tenaamstelling van het bankrekeningnummer en het legitimatiebewijs van de verdachte komen dus overeen. Deze verduistering kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen.
Met de officier van justitie acht de rechtbank de verduistering van een DJ-set van Pioneer met flight case van [bedrijf03] en een draaitafel van Pioneer van [naam02] wettig en overtuigend bewezen op grond van de bewijsmiddelen. Nu de verdediging geen verweer heeft gevoerd ten aanzien van deze feiten, worden deze zonder bewijsoverweging bewezenverklaard.
4.1.5.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, met uitzondering van de verduistering van een cinemacamera van [bedrijf02] De verdachte wordt van die verduistering vrijgesproken. Nu uit het dossier niet is gebleken dat sprake was van medeplegen, zal de verdachte daarvan ten aanzien van de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten eveneens worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij in de periode van 29 maart 2020 tot en met 8 juni 2020 in Nederland,
meermalen, geschriften die bestemd
waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
aanvragen Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren
Covid-19 (TOGS), te weten:
a. a) een aanvraag TOGS namens [bedrijf01] d.d. 29-03-2020 (DOC-002-01, p.
439-440) en
b) een aanvraag TOGS namens [bedrijf04] d.d. 25-04-2020 (DOC-003-01, p.
445-447) d.d. 25-04-2020
en
c) een aanvraag TOGS namens [bedrijf05] d.d. 25-04-2020
(DOC-004-01 p. 451-53) en
d) een aanvraag TOGS namens [bedrijf06] d.d. 30-04-2020
(DOC-006-01, p. 462-465) en
e) een aanvraag TOGS namens [bedrijf07] d.d. 04-05-2020 en
f) een aanvraag TOGS namens [naam festival01] d.d. 19-05-2020 (DOC-013-01, p.
504-506) en
g) een aanvraag TOGS namens [naam festival02] d.d. 08-06-2020 (DOC-014-01, p.
510-512)
valselijk heeft opgemaakt door
op voornoemde aanvraag ad a) op naam van [bedrijf01]
aan te vinken dat in de periode van 16-03-2020 tot en met 16-06-2020
- verwacht wordt dat tenminste € 4.000 euro aan omzetverlies zal lijden als gevolg
van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19 en
- verwacht dat hij minimaal 4000 euro aan vaste lasten heeft en
te verklaren dat de gegevens in voornoemde aanvraag correct en naar waarheid
ingevuld zijn en
op voornoemde aanvragen ad b tot en met g)
- Als contactpersoon en intermediair verdachte op de aanvragen te vermelden en
- een bankrekeningnummer op de aanvraag te vermelden die niet overeenkomt met
het bankrekeningnummer van het bedrijf waarvoor de aanvraag wordt gedaan
en
- aan te vinken dat de gegevens in de aanvraag correct zijn en
- te verklaren op de aanvragen dat verdachte bevoegd was om de aanvraag te
ondertekenen en
- te verklaren op de aanvragen dat de gegevens naar waarheid zijn ingevuld,
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken;
2
hij in de periode van 12 september 2020 tot en met 26 januari 2021 in Nederland,
meermalen,
geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig
feit te dienen, te weten
een of meerdere aanvragen Tegemoetkoming Vaste Lasten, te weten
a. a) een aanvraag TVL op naam van [bedrijf01] d.d. 12-09-2020 (DOC-023-01, p.
541-545 en
b)een aanvraag TVL op naam van [bedrijf01] d.d. 16-12-2020 (DOC-023-05, p.
569-573) en
c) een aanvraag TVL op naam van [bedrijf01] d.d. 26-01-2021 (DOC-023-09, p.
580-584)
valselijk heeft opgemaakt door
op en bij voornoemde aanvragen
- een onjuiste omzet te vermelden en
- te vermelden dat [bedrijf01] btw aangifte doet per jaar of per
kwartaal en
- te vermelden dat het formulier volledig en naar waarheid is ingevuld en
- valse bijlagen (huurovereenkomst en valse OB aangifte) mee te sturen,
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken;
3
hij op 9 september 2020 in Nederland,
aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit is gepleegd,
door via internet opzettelijk en in strijd met de waarheid aangifte te doen van
diefstal van zijn telefoon (iPhone 11 pro), inhoudende dat hij op 9 september 2020 om 14:00 uur in de trein van Amsterdam Bijlmer richting Schiphol is gezakkenrold,
wetende dat dat strafbare feit niet is gepleegd;
4
hij in de periode van 19 oktober 2020 tot en met 30 november 2020 te
Amsterdam,
opzettelijk
- Eén DJ Set met mengpaneel van Pioneer in flight case, toebehorende aan [naam01] en
- Een DJ set van Pioneer met flight case,
toebehorende aan [bedrijf03] en
- Een draaitafel van Pioneer, toebehorende aan [naam02] ,
welke goederen verdachte anders dan door misdrijf
onder zich had, te weten
als huurder ,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
feit 2:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
feit 3:
aangifte doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is;
feit 4:
verduistering, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Verdachte heeft zich ten eerste schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte. Nadat er regelingen van kracht waren geworden om ondernemers die getroffen waren door de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19 tegemoet te komen, heeft verdachte een flink aantal valse aanvragen gedaan om coronasteun te verkrijgen. Verdachte heeft op geraffineerde wijze misbruik gemaakt van gemeenschapsgeld dat bedoeld was als noodmaatregel voor gedupeerde ondernemers. Het effect daarvan was in sommige gevallen dat de ondernemers die daadwerkelijk aanspraak hadden op die steun hun aanvraag afgewezen zagen omdat deze al, onder valse naam aan de verdachte was toegewezen. Daarnaast heeft hij het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer moet kunnen worden gesteld dat dergelijke documenten naar waarheid worden ingevuld op ernstige wijze beschaamd. Verdachte heeft zich bij het plegen van voormelde feiten kennelijk slechts laten leiden door gemakkelijk geldelijk gewin, zonder zich te bekommeren om de maatschappelijke gevolgen van zijn handelen.
Daarnaast heeft de verdachte een valse aangifte gedaan bij de politie. De valse aangifte heeft geleid tot verspilling van schaarse opsporingscapaciteit. De rechtbank vindt misleiding van de justitiële autoriteiten een ernstig feit.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering. Door zich voor te doen als bonafide huurder heeft verdachte de slachtoffers goederen afhandig gemaakt zonder daarvoor te betalen. Verdachte heeft ook hierbij slechts uit eigen financieel gewin gehandeld waarbij hij de slachtoffers ernstig heeft gedupeerd.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting geen openheid van zaken gegeven en geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag. Verdachte geeft hiermee geen blijk van inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank houdt in het nadeel van de verdachte rekening met een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 juli 2023. Daaruit blijkt dat de verdachte eerder al verschillende keren voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld, onder meer tot gevangenisstraffen van aanmerkelijke duur, laatst op 28 februari 2018 tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten en op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
De officier van justitie heeft verzocht om de gevangenneming van de verdachte te bevelen, maar de rechtbank ziet daarvoor geen grond. De vordering tot gevangenneming zal om die reden worden afgewezen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij hebben zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] (hierna: [benadeelde partij01] ) ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit en [benadeelde partij02] , [benadeelde partij03] , [benadeelde partij04] en [benadeelde partij05] ter zake van het onder 4 ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij [benadeelde partij01] vordert een vergoeding van € 8.000,- aan materiële schade. De benadeelde partij [benadeelde partij02] vordert een vergoeding van € 1.501,- aan materiële schade. De benadeelde partij [benadeelde partij03] vordert een vergoeding van € 1.611,30 aan materiële schade. De benadeelde partij [benadeelde partij04] vordert een vergoeding van € 2.879,04 aan materiële schade. De benadeelde partij [benadeelde partij05] vordert een vergoeding van € 18.898,- aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van de vorderingen van [benadeelde partij03] , [benadeelde partij04] , [benadeelde partij05] en [benadeelde partij01] . De officier van justitie vordert de toewijzing van een bedrag van € 1.200,- van de vordering van [benadeelde partij02] en voor het overige de niet-ontvankelijkheid van deze benadeelde partij.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt om [benadeelde partij05] , [benadeelde partij02] en [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk in hun vorderingen te verklaren en verzoekt een deel van de vordering van [benadeelde partij03] , namelijk € 1.232,30, af te wijzen. Voor het overige is de vordering van [benadeelde partij03] voldoende onderbouwd. Dat geldt ook voor de vordering van [naam02] .
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij [benadeelde partij05] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verduistering van goederen van Het [bedrijf02] niet bewezen is verklaard.
Nu de benadeelde partij [benadeelde partij05] niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal hij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij01] en [benadeelde partij04] zullen worden toegewezen, omdat de benadeelde partijen door de respectievelijk onder feit 1 en onder feit 4 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdediging niet is weersproken
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij01] en [benadeelde partij04] zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De benadeelde partijen [benadeelde partij01] en [benadeelde partij04] hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag van [benadeelde partij01] vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 14 april 2020 over een bedrag van € 4.000,- (de tegemoetkoming voor [bedrijf01]), en vanaf 28 april 2020 over een bedrag van € 4.000,- (de tegemoetkoming voor [bedrijf05]). De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag van [benadeelde partij04] vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 24 oktober 2020.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij02] zal worden toegewezen. De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de bepleite vrijspraak, maar heeft de vordering niet inhoudelijk weersproken. De officier van justitie heeft gevorderd dat € 1.200,- dient te worden toegewezen en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat de dagwaarde van de DJ-set lager is vanwege afschrijvingen. Door het onder 4 bewezen verklaarde strafbare feit is de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade toegebracht. De rechtbank acht de gehele vordering, waartegen geen inhoudelijk verweer is gevoerd, toewijsbaar.
De benadeelde partij [benadeelde partij02] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag van [benadeelde partij02] vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 31 oktober 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij02] zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij03] zal gedeeltelijk worden toegewezen en voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij is rechtstreeks materiële schade toegebracht met betrekking tot de DJ-set en omdat dit deel van de gevorderde schadevergoeding door de verdediging niet is weersproken, zal dit deel van de vordering worden toegewezen. De rechtbank acht een deel van de vordering betreffende de gederfde inkomsten à € 40,- per uur toewijsbaar. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op twee werkuren, dus op een bedrag van € 80,-. De gevorderde vergoeding van gederfde inkomsten van de verhuur van de verduisterde DJ-set bedragen € 762,30. De rechtbank zal dit deel van de vordering toewijzen als vergoeding van rechtstreeks geleden materiële schade die, gelet op de onderbouwing ervan, onvoldoende gemotiveerd is weersproken. De vordering wordt dus voor een bedrag van € 1.165,30 toegewezen en voor het overige wordt [benadeelde partij03] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij [benadeelde partij03] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 november 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij03] in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding van [benadeelde partij05] geen inhoudelijke beslissing genomen.
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij01] een schadevergoeding betalen van € 8.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij04] een schadevergoeding betalen van € 2.879,04, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij02] een schadevergoeding betalen van € 1.501,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij03] een schadevergoeding betalen van € 1.165,30, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 57, 188, 225 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
wijst af de vordering tot gevangenneming;
verklaart de benadeelde partij
[benadeelde partij05]niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij05] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
Rijksdienst voor Ondernemend Nederlandte betalen een bedrag van
€ 8.000,- (zegge: achtduizend euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 april 2020, zulks over € 4.000,-, en vanaf 28 april 2020, zulks over € 4.000,-, tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij Rijksdienst voor Ondernemend Nederland gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde partij04]te betalen een bedrag van
€ 2.879,04 (zegge: tweeduizend achthonderdnegenenzeventig euro en vier eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij04] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[benadeelde partij04]te betalen
€ 2.879,04(hoofdsom,
zegge: tweeduizend achthonderdnegenenzeventig euro en vier eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.879,04 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
38 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde partij02]te betalen een bedrag van
€ 1.501,- (zegge: duizend vijfhonderdeen euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 31 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij02] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[benadeelde partij02]te betalen
€ 1.501,-(hoofdsom,
zegge: duizend vijfhonderdeen euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.501,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
25 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde partij03]te betalen een bedrag van
€ 1.165,30 (zegge: duizend honderdvijfenzestig euro en dertig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij
[benadeelde partij03]niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij03] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[benadeelde partij03]te betalen
€ 1.165,30(hoofdsom,
zegge: duizend honderdvijfenzestig euro en dertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.165,30 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
21 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. A.S. Flikweert en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Fliert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 29 maart 2020 tot en met 8 juni 2020 te
's-Gravenhage en/of Amsterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en) en/of alleen,
meermalen, althans eenmaal, een of meerdere geschrift(en) dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
een of meerdere aanvragen Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren
Covid-19 (TOGS), te weten:
a. a) een aanvraag TOGS namens [bedrijf01] d.d. 29-03-2020 (DOC-002-01, p.
439-440) en/of
b) een aanvraag TOGS namens [bedrijf04] d.d. 25-04-2020 (DOC-003-01, p.
445-447) d.d. 25-04-2020
c) een aanvraag TOGS namens [bedrijf05] d.d. 25-04-2020
(DOC-004-01 p. 451-53) en/of
d) een aanvraag TOGS namens [bedrijf06] d.d. 30-04-2020
(DOC-006-01, p. 462-465) en/of
e) een aanvraag TOGS namens [bedrijf07] d.d. 04-05-2020 en/of
f) een aanvraag TOGS namens [naam festival01] d.d. 19-05-2020 (DOC-013-01, p.
504-506) en/of
g) een aanvraag TOGS namens [naam festival02] d.d. 08-06-2020 (DOC-014-01, p.
510-512)
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of vervalst door
op voornoemde aanvraag ad a) op naam van [bedrijf01]
aan te vinken dat in de periode van 16-03-2020 tot en met 16-06-2020
- verwacht wordt dat tenminste € 4.000 euro aan omzetverlies zal lijden als gevolg
van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19 en/of
- verwacht dat hij minimaal 4000 euro aan vaste lasten heeft en/of
te verklaren dat de gegevens in voornoemde aanvraag correct en naar waarheid
ingevuld zijn en/of
op voornoemde aanvragen ad b tot en met g)
- Als contactpersoon en/of intermediair verdachte en/of andere niet bevoegde of
bestaande personen op de aanvragen te vermelden en/of
- een bankrekeningnummer op de aanvraag te vermelden die niet overeenkomt met
het bankrekeningnummer van het bedrijf waarvoor de aanvraag wordt gedaan
en/of
- aan te vinken dat de gegevens in de aanvraag correct zijn en/of
- te verklaren op de aanvragen dat verdachte bevoegd was om de aanvraag te
ondertekenen en/of
- te verklaren op de aanvragen dat de gegevens naar waarheid zijn ingevuld,
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken;
2
hij in of omstreeks van 12 september 2020 tot en met 26 januari 2021 te
's-Gravenhage en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en) en/of alleen,
meermalen, althans eenmaal,
een of meerdere geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig
feit te dienen, te weten
een of meerdere aanvragen Tegemoetkoming Vaste Lasten, te weten
a. a) een aanvraag TVL op naam van [bedrijf01] d.d. 12-09-2020 (DOC-023-01, p.
541-545 en/of
b)een aanvraag TVL op naam van [bedrijf01] d.d. 16-12-2020 (DOC-023-05, p.
569-573) en/of
c) een aanvraag TVL op naam van [bedrijf01] d.d. 26-01-2021 (DOC-023-09, p.
580-584)
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of vervalst door
op en/of bij voornoemde aanvragen
- een onjuiste omzet te vermelden en/of
- te vermelden dat [bedrijf01]/ verdachte btw aangifte doet per jaar en/of per
kwartaal en/of
- te vermelden dat het formulier volledig en naar waarheid is ingevuld en/of
- valse bijlagen (huurovereenkomst en/of valse OB aangifte) mee te sturen,
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken;
( art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 9 september 2020 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
en/of elders in Nederland,
aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit is gepleegd,
door (via internet) opzettelijk en in strijd met de waarheid aangifte te doen van
diefstal van zijn, verdachtes telefoon (iphone 11 pro), inhoudende dat hij op 9
september 2020 om 14:00 uur in de trein van Amsterdam Bijlmer richting Schiphol
is gezakkenrold,
wetende dat dat strafbare feit niet is gepleegd;
4
hij in of omstreeks de periode van 19 oktober 2020 tot en met 30 november 2020 te
Amsterdam,
tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,
opzettelijk
- Een Cinemacamera met accessoires, in elk geval enige goederen,
geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf02], en/of
- Eén of meerdere DJ Sets met mengpaneel van Pioneer in flight case, in elk geval
enige goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij02] en/of
- Een DJ set van Pioneer met flight case, in elk geval enige goederen,
geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf03] en/of
- ( Een) draaitafel(s) van Pioneer, in elk geval enige goederen,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam02] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en welke goederen verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf
onder zich had, te weten
als huurder (namens of voor zijn bedrijf [bedrijf01] ),
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;