In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door verzoekster, die te maken heeft met een aanzienlijke schuldenlast van € 98.625,42. Verzoekster heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waarbij zij 2,27% aan de preferente schuldeisers en 1,14% aan de concurrente schuldeisers heeft aangeboden. Tweeëntwintig van de vijfentwintig schuldeisers hebben ingestemd met deze regeling, maar DUWO en Witteburg hebben geweigerd. DUWO heeft een vordering van € 5.212,64 en Witteburg een vordering van € 8.003,96 op verzoekster. Beide schuldeisers hebben hun bezwaren geuit tegen de aangeboden regeling, waarbij zij stellen dat het aanbod niet in verhouding staat tot hun vorderingen en onvoldoende gedocumenteerd is.
De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en de instemmende schuldeisers afgewogen tegen die van DUWO en Witteburg. De rechtbank concludeert dat de aangeboden regeling, die is gebaseerd op de NVVK-norm en een looptijd van 36 maanden heeft, het uiterste is wat verzoekster kan bieden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van DUWO en Witteburg een gering aandeel vormen in de totale schuldenlast en dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord is gegaan met de regeling. Bovendien is de VTLB-berekening ter zitting hersteld en is de rechtbank van oordeel dat de regeling goed gedocumenteerd is.
De rechtbank heeft daarom het verzoek van verzoekster toegewezen en DUWO en Witteburg bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens zijn DUWO en Witteburg veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil. Het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is afgewezen, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.