ECLI:NL:RBROT:2023:9604

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
FT EA 23/308 en FT EA 23/309
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldregeling met meerdere schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door verzoekster, die te maken heeft met een aanzienlijke schuldenlast van € 98.625,42. Verzoekster heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waarbij zij 2,27% aan de preferente schuldeisers en 1,14% aan de concurrente schuldeisers heeft aangeboden. Tweeëntwintig van de vijfentwintig schuldeisers hebben ingestemd met deze regeling, maar DUWO en Witteburg hebben geweigerd. DUWO heeft een vordering van € 5.212,64 en Witteburg een vordering van € 8.003,96 op verzoekster. Beide schuldeisers hebben hun bezwaren geuit tegen de aangeboden regeling, waarbij zij stellen dat het aanbod niet in verhouding staat tot hun vorderingen en onvoldoende gedocumenteerd is.

De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en de instemmende schuldeisers afgewogen tegen die van DUWO en Witteburg. De rechtbank concludeert dat de aangeboden regeling, die is gebaseerd op de NVVK-norm en een looptijd van 36 maanden heeft, het uiterste is wat verzoekster kan bieden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van DUWO en Witteburg een gering aandeel vormen in de totale schuldenlast en dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord is gegaan met de regeling. Bovendien is de VTLB-berekening ter zitting hersteld en is de rechtbank van oordeel dat de regeling goed gedocumenteerd is.

De rechtbank heeft daarom het verzoek van verzoekster toegewezen en DUWO en Witteburg bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens zijn DUWO en Witteburg veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil. Het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is afgewezen, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummers: [nummer01] – [nummer02]
uitspraakdatum: 20 juli 2023
in de zaak van:
[verzoekster01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 27 maart 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een tweetal schuldeisers, te weten:
  • Stichting DUWO, in behandeling bij Lawpoint Gerechtsdeurwaarders (hierna: DUWO);
  • Witteburg Lease B.V., in behandeling bij All Claims (hierna: Witteburg);
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Lawpoint Gerechtsdeurwaarders heeft namens DUWO voorafgaand aan de zitting een verweerschrift toegezonden. Hierin staat vermeld dat DUWO, noch haar gemachtigde, bij de mondelinge behandeling aanwezig zullen zijn.
Ter zitting van 12 juli 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw [naam01] en mevrouw [naam02] , beiden werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • de heer [naam03] , werkzaam bij All Claims, namens Witteburg,
Ter zitting heeft verzoekster een actuele versie van de VTLB-berekening overgelegd aan de rechtbank en de advocaat van Witteburg.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift vijfentwintig schuldeisers, waarvan drie preferente schuldeisers met vier vorderingen en tweeëntwintig concurrente schuldeisers met drieëntwintig. Deze schuldeisers hebben thans in totaal een bedrag van € 98.625,42 van verzoekster te vorderen.
Verzoekster heeft bij brief van 8 december 2022 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 2,27 % aan de preferente schuldeisers en 1,14 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. De totale schuldenlast bedroeg ten tijde van het aanbod € 99.305,71.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm en heeft een looptijd van 36 maanden. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoekster heeft op basis van haar dienstbetrekking. Verzoekster werkt momenteel 32 uur per week. Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij bovendien bezig is met solliciteren naar een fulltime baan waar zij meer inkomen zal vergaren. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen.
Ter zitting heeft schuldhulpverlening verklaard dat elk jaar een toets moment voor het af te dragen budget wordt ingelast. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster is een samenwonende vrouw en moeder van twee minderjarige kinderen. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan.
Tweeëntwintig schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. DUWO stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 5.212,64 op verzoekster, welke 5,3 % van de totale schuldenlast beloopt. Ook Witteburg stemt niet in. Zij heeft een vordering van
€ 8.003,96 op verzoekster, welke 8,1 % van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

Witteburg
In de contacten met schuldhulpverlening heeft Witteburg te kennen gegeven het aangeboden bedrag te laag te vinden. Het aanbod zou niet in verhouding staan met de totale schuldvordering.
Ter zitting heeft de advocaat van Witteburg gesteld dat de gezamenlijke inkomsten van verzoekster en haar partner rond de € 5.500,- netto bedragen en dat de daarop gebaseerde afloscapaciteit van 1,144 % minimaal is. De vordering van Witteburg ziet op de huur van een auto. De advocaat stelt dat Witteburg naast inkomstenverlies door onbetaalde huurpenningen ook schadeposten heeft ontstaan uit ophaalkosten en bekeuringen veroorzaakt door verzoekster en gemaakte advocaatkosten. In de visie van Witteburg is het aanbod onvoldoende gedocumenteerd en staat het niet in verhouding tot de vordering van Witteburg.
DUWO
In haar verweerschrift heeft DUWO zich op het standpunt gesteld dat de aangeboden regeling niet goed is gedocumenteerd en dat deze onvoldoende financieel transparant is. In de visie van DUWO heeft verzoekster voorts niet het maximaal haalbare aangeboden. De aangeboden regeling is immers gebaseerd op een inmiddels achterhaalde inkomenssituatie, nu verzoekster een nieuwe baan heeft en het salaris daardoor is toegenomen. Daarnaast wijst DUWO op het punt dat de woonlasten niet gedeeld lijken te zijn met de partner van verzoekster in de VTLB-berekening en dat dit een nadeel oplevert voor de schuldeisers.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft DUWO geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van DUWO en Witteburg bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of DUWO en Witteburg in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van DUWO een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 5,3 %. De vordering van Witteburg vormt tevens een gering aandeel, te weten 8,1 % van de totale schuldenlast.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk drieëntwintig van de vijfentwintig schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
De Faillissementswet is bovendien met ingang van 1 juli 2023 gewijzigd. De termijn van de wettelijke schuldsaneringsregeling bedraagt met ingang van 1 juli 2023 achttien maanden. De onderhavige minnelijke regeling is gebaseerd op een afloscapaciteit over zesendertig maanden. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het onderhavige akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat het aanbod een prognose voorstel is, dus indien de afdrachtcapaciteit stijgt, zal de boedelafdracht toenemen. Dat het aanbod gebaseerd is op een lager inkomen van een eerdere baan van verzoekster, zal dus niet ten nadele van de schuldeisers uitpakken. Nu verzoekster meer verdient, zal zij juist meer kunnen afdragen ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers.
Aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekster het maximale ten behoeve van haar schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Daarbij is ter zitting door schuldhulpverlening verklaard dat jaarlijks toetsing van de afdrachtcapaciteit zal plaatsvinden. Verzoekster zit in budgetbeheer. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
De stelling van DUWO dat de VTLB-berekening niet correct is, is hersteld ter zitting door een nieuw ingediende VTLB-berekening met het huidige inkomen daarin verwerkt. Dat de woonlasten in de VTLB-berekening niet zijn gedeeld met de inwonende partner is onjuist. De VTLB-calculator deelt woonlasten (niet zichtbaar) automatisch met de partner. De rechtbank acht de ingediende berekening correct.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van DUWO en Witteburg, die geweigerd hebben in te stemmen.
Het verzoek om DUWO en Witteburg te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
DUWO en Witteburg zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt DUWO en Witteburg om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt DUWO en Witteburg in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van L.M. Heinis, griffier, in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2023. [1]
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.