In deze zaak heeft verzoeker op 24 juli 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) en artikel 287b, eerste lid, Fw, met het verzoek om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 30 augustus 2023 bepaald. Verzoeker is echter niet verschenen op de zitting, ondanks een behoorlijke oproeping. Tijdens de zitting zijn er verklaringen afgelegd door schuldhulpverlening en de verweerster, Havensteder. De schuldhulpverlening heeft aangegeven dat verzoeker ernstige psychische klachten heeft en hulp nodig heeft. Er is een huurachterstand van zeven maanden, maar de schuldhulpverlening heeft ook aangegeven dat er een voorschot op de Participatiewet-uitkering is verleend en dat de huur over augustus 2023 is voldaan.
De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie zoals vereist in artikel 287b, tweede lid, Fw. Aangezien verzoeker een kopie van het vonnis tot ontruiming heeft overgelegd, oordeelt de rechtbank dat er inderdaad sprake is van een bedreigende situatie. De rechtbank weegt de belangen van verzoeker, die in de huurwoning wil blijven, tegen die van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren. De rechtbank concludeert dat de belangen van verzoeker zwaarder wegen, vooral omdat er stappen zijn ondernomen voor beschermingsbewind en de huur voor september 2023 is voldaan.
De rechtbank heeft daarom de tenuitvoerlegging van het vonnis tot ontruiming opgeschort voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de lopende huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. Dit vonnis is uitgesproken door mr. B.J. Tideman op 15 september 2023.