ECLI:NL:RBROT:2023:9598

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
C/10/643101 / HA ZA 22-655
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dekkingsgeschil inzake schade aan windturbines door productiefouten in rotorbladen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 september 2023 uitspraak gedaan in een dekkingsgeschil tussen de besloten vennootschap Lagerwey Group B.V. en twee verzekeraars. Lagerwey, een bedrijf dat windturbines ontwerpt, had een Machineschadeverzekering afgesloten bij de gedaagden, die schade aan de windturbines claimde als gevolg van productiefouten in de rotorbladen die door een derde partij waren geleverd. De verzekeraars weigerden dekking te bieden, met als argument dat de schade niet plotseling en onvoorzien was, en dat deze onder de uitsluitingsgronden van de polis viel. Lagerwey stelde dat de schade wel degelijk onder de dekking viel, omdat deze het gevolg was van plotselinge en onvoorziene materiële beschadiging van de verzekerde objecten.

De rechtbank oordeelde dat de schade tot en met 16 september 2016 onder de verzekeringsovereenkomst gedekt was, omdat deze schade voortkwam uit productiefouten die plotseling en onvoorzien waren. De rechtbank verwierp echter de argumenten van Lagerwey voor schade na deze datum, omdat deze niet langer als onvoorzien konden worden beschouwd. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere uitlating door partijen over de schadevaststelling, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om de schade in onderling overleg vast te stellen of door experts te laten vaststellen. De beslissing over de verdere procedure is aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/643101 / HA ZA 22-655
Vonnis van 20 september 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LAGERWEY GROUP B.V.,
gevestigd te Barneveld,
eiseres,
advocaat mr. M.F.H. Broekman te 's-Gravenhage,
tegen
1. de buitenlandse vennootschap naar het recht van Luxemburg
[gedaagde 1], handelend onder de naam [handelsnaam],
gevestigd te Luxemburg (Luxemburg) en kantoorhoudende te Rotterdam,
2. de buitenlandse vennootschap naar het recht van België
[gedaagde 2],
gevestigd te Brussel (België), mede kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagden,
advocaat mr. P.R. van der Vorst te Rotterdam.
Eiseres zal hierna Lagerwey genoemd worden. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk Verzekeraars en afzonderlijk respectievelijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 2 augustus 2022, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de akte overlegging producties t.b.v. mondelinge behandeling op 30 maart 2023, van Lagerwey;
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 30 maart 2023;
  • de spreekaantekeningen namens Lagerwey;
  • de spreekaantekeningen namens Verzekeraars.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Lagerwey ontwerpt windturbines en bijbehorende technische oplossingen.
2.2.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn verzekeraars.
2.3.
Lagerwey heeft met Verzekeraars een Machineschadeverzekering en machineschadebedrijfsverzekering met polisnummer [polisnummer] gesloten (hierna: de verzekering), waaraan [gedaagde 1] voor 60% deel nam en [gedaagde 2] voor 40%. Op deze verzekeringsovereenkomsten zijn, voor zover hier van belang, van toepassing: de polisvoorwaarden machineschadeverzekering, de polisvoorwaarden machineschadebedrijfsverzekering en aanhangsel 6 bij de beide verzekeringen (hierna aangeduid als: de Garantieclausule).
2.4.
In de polisvoorwaarden machineschadeverzekering (hierna: de poliswaarden) is onder meer bepaald:
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
1.1.
Bereddingskosten
Kosten en op geld waardeerbare opofferingen verbonden aan maatregelen, die door of namens verzekerde worden getroffen en redelijkerwijs geboden zijn om onmiddellijk dreigend gevaar van schade af te wenden of om schade als gevolg van verwezenlijking van het risico te beperken.
(...)
1.8
Materiële schade
Een fysieke aantasting, die zich openbaart in een blijvende verandering van vorm en/of structuur (...).
(...)
Artikel 3 Omschrijving van de dekking
3.1
Omvang van de dekking
Verzekerd wordt, met terzijdestelling van art. 7:951 BW (eigen gebrek), het zakelijk belang tegen schade als gevolg van plotselinge en onvoorziene materiële beschadiging van de verzekerde gevaarsobjecten, ongeacht op welke wijze of door welke oorzaak ontstaan, alsmede tegen schade als gevolg van verlies door diefstal van de verzekerde gevaarsobjecten.
(...)
3.2
Vergoeding boven het verzekerde bedrag
(...)
3.2.4
Deze verzekering dekt mede tot een maximum van 100% van het verzekerde bedrag de bereddingskosten.
(...)
Artikel 4 Uitsluitingen
Van de verzekering is/zijn uitgesloten:
(...)
4.8
schade door voortdurende overbelasting van of experimenteren met verzekerde gevaarsobjecten, voor zover zij daarvoor niet gebouwd zijn.
Hieronder zal niet worden verstaan het perfectioneren, alsmede het wijzigen van de gevaarsobjecten, mits dit geschiedt in overleg met de fabrikant of leverancier alsmede verzekeraars en de door hun opgegeven normen niet worden overschreden.
(...)
4.1
schade verhaalbaar op grond van enig leverings-, verkoop-, garantie- of onderhoudscontract.
(...)
Artikel 6 Verplichtingen van Verzekerde
6.1
Verzekerde moet, voor zover redelijkerwijs mogelijk is, (...) alle wettelijke bepalingen en contractuele voorschriften in verband met het verzekerde gevaarsobject nakomen.
(…)
Artikel 7 Schade
(…)
7.2
Vaststelling van de schade
7.2.1
De schade wordt vastgesteld:
- in onderling overleg, of
- door een gezamenlijk benoemde expert, of
- door twee experts, waarvan verzekerde en verzekeraars er ieder één benoemen.
7.3
Benoeming experts
7.3.1
Als uitsluitend bewijs van de grootte van de schade geldt een taxatie die is gemaakt door een gezamenlijk te benoemen expert of door twee experts, waarvan verzekerde en verzekeraars er ieder één benoemen;
In het laatste geval benoemen beide experts vóór de aanvang van hun werkzaamheden samen een derde expert. Bij gebrek aan overeenstemming stelt deze, na beide experts gehoord of behoorlijk opgeroepen te hebben, de omvang van de schade vast overeenkomstig de poliscondities en binnen de grenzen van de beide taxaties. De experts hebben het recht zich, afzonderlijk of gezamenlijk, door deskundigen te laten bijstaan
7.3.2
Benoeming van expert(s) en aanvaarding van de opdracht moeten blijken uit een door verzekerde en expert(s) te ondertekenen akte, waarvan het model door de Coöperatieve Vereniging Nederlandse Assurantie Beurs B.A. is gedeponeerd ter griffie van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam.
7.3.3
Indien enige benoeming door nalatigheid of door gebrek aan overeenstemming niet tot stand komt, zal een benoeming op verzoek van de meest gerede partij door de Voorzitter van de Kamer van Koophandel te Amsterdam of Rotterdam gedaan voor beide partijen bindend zijn.
De partij van wie dit verzoek uitgaat zal daarvan aan de wederpartij kennis geven.
7.3.4
Medewerking aan de omschreven gang van zaken houdt voor verzekeraars geen erkenning van vergoedingsplicht in.
2.5.
In de Garantieclausule is, voor zover van belang, opgenomen:
Garantie van fabrikanten en/of leveranciers
Uitdrukkelijk wordt bepaald dat schade aan onderdelen die verhaalbaar is op fabrieks- cq. leveranciersgarantie van derden van deze verzekering is uitgesloten.
Dientengevolge is verzekerde verplicht om verkregen garantie in stand te houden en de verzekeraars ervan in kennis te stellen indien de garantie wordt gewijzigd in welk opzicht dan ook. (...)
2.6.
Op 3 juni 2013 hebben Lagerwey Systems B.V., een dochteronderneming van Lagerwey, en Lianyungang Zhongfu Lianzhong Composites Group Co. Ltd. (hierna: LZ) een overeenkomst gesloten betreffende de productie en levering van in totaal negen windturbinebladen (drie sets, te weten: set 33, met rotorbladen: nrs. 100, 104 en 106, set 34, met rotorbladen: nrs. 101, 102 en 105 en set 35, met rotorbladen: nrs. 099, 103 en 107). Hierna zal kortweg gesproken worden van: de LZ-rotorbladen. Deze overeenkomst (hierna: Delivery Agreement) wordt beheerst door Duits recht. In de Delivery Agreement is onder meer bepaald:
§7 Warranties, Liability of LZ BLADES
7.1
LZ BLADES represents that all rotor blades are free of manufacturing defects, that components shall be manufactured in accordance with the drawings and other instructions contained in the specifications, and that all components shall be made of new materials and sub-components. (...)
(...)
7.3
Any claims in respect of the following defects are excluded:
(...)
• Defects caused by insufficient maintenance / inspection / handling by LAGERWEY or a third party entrusted by LAGERWEY with such maintenance or inspection;
(...)
• Defects caused by operation beyond the technical limits;
(…)
7.4
LAGERWEY must inspect the rotor blades within the Inspection Period. (...)
2.7.
De LZ-rotorbladen zijn in 2013 door LZ geproduceerd. Vervolgens zijn de bladensets gemonteerd op windturbines Pettumäen, Finland (set 33), Zeshoek 1, Lelystad (set 35) en Zeshoek 2, Lelystad (set 34).
2.8.
In de periode 2014 - 2016 zijn door verschillende onderhoudsbedrijven de windturbines periodiek geïnspecteerd en reparaties uitgevoerd.
2.9.
In juni 2016 is de windturbine Pettumäen door Global Blade Service B.V. (hierna: GBS) geïnspecteerd en gerepareerd. Van haar werkzaamheden heeft GBS in juni 2016 (per rotorblad) rapportages opgemaakt. De rapportage voor blad 100 (gelijkluidend voor blad 104 en 106) luidt onder meer:
Blade 100 is in bad condition, but the main damages are repaired to keep [th]e wind turbine running until further action is taken. We found a lot of production errors below the surface of the blades after removing coating and glass layers. Our specialist expect extension of the damage during operation and lifetime and they are not sure that after repair of the damages the cause is resolved. We advise to inspect and maintenance the blades regular[l]y to ensure a safe and good functioning of the wind turbine and to prevent big damages and to detect and repair erosion, lightning damages and small damages before they expand.
2.10.
Lagerwey heeft de rapportages van GBS in september 2016 ontvangen.
2.11.
Op 16 september 2016 heeft (de tussenpersoon van) Lagerwey een schademelding bij Verzekeraars ingediend.
2.12.
Per brief van 8 november 2016 heeft Lagerwey LZ aansprakelijk gesteld voor de schade die zij lijdt als gevolg van gebreken aan de LZ-rotorbladen.
2.13.
In opdracht van Verzekeraars is expertisebureau Lengkeek Expertises (hierna: Lengkeek) ingeschakeld om onderzoek te verrichten naar aanleiding van de schademelding. Lengkeek heeft op 23 december 2016 een rapport uitgebracht. Dit rapport luidt onder meer:
OORZAAK
De scheurvorming in de LZ 48.8-2.0 bladen van de beide turbines te Lelystad en de turbine te Teuva, Suomi (Finland) duiden op een lokale overbelasting van de bladstructuur. Door EWS en GBS aangetroffen mankementen in de opbouw van de bladen spelen hierin een voorname en inleidende rol.
Of er sprake is van een structurele overbelasting door foutieve dimensionering van de bladen in relatie tot de heersende windcondities (windklasse) is vooralsnog niet duidelijk. Overigens verbaast het ons dat LZ aangeeft dat de LZ 48.8 bladen geschikt zijn voor een nominaal aerodynamisch vermogen van 2,0 MW, terwijl verzekerde deze op een turbine met een capaciteit van 2,5 - 3,0 MW toepast. Nu behoeft dit op zich niet direct een probleem te zijn, een blad kan immers niet meer windenergie in vermogen omzetten dan de aerodynamica toelaat. Een en ander zolang de toegestane maximale toerentallen niet worden overschreden en de turbine bij de maximale windbelasting op tijd wordt uitgeschakeld.
De aangetroffen mankementen in de bladopbouw zijn vanaf de productie aanwezig geweest
en waren verzekerde, ten minste gedeeltelijk, voor montage van de bladen en inbedrijfstelling van de turbines bekend. De mankementen duiden wat ons betreft op ernstige fouten die zijn gemaakt tijdens de productie van de bladen. Bij deze tekortkomingen moet onder meer worden gedacht aan:
• Een foute inleg van materialen in de mal, waardoor de balsahout- en schuimlagen tot in
de lijmrand zijn geraakt. Dit verlaagt de constructieve sterkte ter plaatse.
• Een onvoldoende uitwerken van luchtbellen voor uitharding van het laminaat, waardoor
niet de benodigde laminaatsterkte wordt verkregen.
• Het niet volledig verwijderen van de peel ply voor samenvoeging van beide schaaldelen.
Omdat peel ply juist wordt gemaakt om eenvoudig te kunnen worden losgetrokken, leidt
dit tot verzwakkingen in het laminaat.
• Een niet correct samenvoegen van de schaaldelen of sluiten van de mal, waardoor te
grote en lokaal niet volledig gesloten lijmnaden zijn ontstaan tussen de bladschalen
onderling en tussen de bladschalen en het shear web.
• Een onvoldoende voorbewerken van het aluminium met een primer, waardoor de lijmlaag
loslaat.
2.14.
Lagerwey heeft expertisebureau Context B.V. (hierna: Context) opdracht gegeven onderzoek te doen naar het schadevoorval. Context heeft op 27 januari 2017 een rapport uitgebracht. Dit rapport luidt onder meer:
Investigation into Cause and preliminary conclusions
As stated earlier, we have not done a physical inspection of the blades on site. We have studied the above-mentioned reports. Based on this study we come to the following findings.
The nature and extend of the damages are similar in all nine blades. All blades have multiple cracks, cavities and delaminated areas. The direct cause of the cracks and delaminations are unknown, but can be e.g. heavy wind, impact of birds etc. However, it is clear that faulty workmanship is the root cause of these damages. For instance, the remains of peel ply found between the different glass fibre layers substantiate this conclusion. Also cavities in the laminate substantiates are evidence of faulty workmanship.
Another relevant potential cause for the cracking is an overload of the blades. This has to be
scrutinised in detail. An overload can occur under `normal' conditions if the structure of the
blades is designed and/or manufactured incorrectly. Therefore a blade can suffer damages
under normal (wind) conditions, if the blade is designed or manufactured to withstand only
light winds. The statements found in the reports, that the cracks were caused by an overload, need clarification and further investigation, to be able to come to the correct conclusions regarding the cause of the damages.
2.15.
Lagerwey heeft de firma Cornis verzocht een telescoopinspectie uit te voeren aan de windturbines Zeshoek 1 en 2. Cornis heeft in haar rapporten van februari 2017 aangegeven dat onder andere beschadigingen van de
leading edgeen scheuren in de
trailing edgezijn geconstateerd. Cornis hanteert de volgende vijf categorieën beschadigingen:
Grijs: "Other. Cosmetic. No repair required."
Geel: "Slight damage. Minor defects: repair is recommended within 6-12 months."
Oranje: "Substantial damage. Medium Defect: repair recommended within 3-6 months or before icing conditions."
Rood: "Serious damage. Major damage. Prompt repair recommended."
Paars: "Critical damage. Very serious damage. The turbine should be stopped. Immediate intervention suggested to prevent further damages to blade, turbine, or surrounding
area."
Cornis duidt de beschadigingen aan de LZ-rotorbladen in haar rapporten aan met de kleuren/categorieën Geel en Oranje.
2.16.
Lagerwey heeft vervolgens de LZ-rotorbladen van de windturbines gehaald en opgeslagen en besloten de LZ-rotorbladen te laten vervangen.
2.17.
Per brief van 11 mei 2017 heeft LZ aansprakelijkheid afgewezen.
2.18.
Per e-mail van 6 juni 2017 heeft [gedaagde 1] namens Verzekeraars aan Lagerwey bericht dat de schade van dekking onder de polis was uitgesloten. In deze brief staat, voor zover van belang:
Gelet op de mogelijke schadeoorzaken zien wij voor de polis – kortgezegd- geen rol weggelegd. Schade die op de fabrikant verhaalbaar is, is immers van dekking uitgesloten. Daarnaast dekt de polis geen schade die het gevolg is van overbelasting. Wij menen kortom dat de polis geen dekking biedt, onverschillig of vast komt te staan of de oorzaak van de schade is gerelateerd aan overbelasting dan wel het productieproces.
(…)
Voor het overige behouden wij ons jegens verzekerde het recht voor nadere verweren te voeren. Zo sluiten wij niet uit dat het feit dat verzekerde inmiddels van een andere fabrikant bladen heeft betrokken, de verhaalspositie jegens LZ niet ten goede is gekomen. Dat kan ook voor de polis relevantie hebben.
2.19.
Per brief van 23 augustus 2017 heeft (de tussenpersoon van) Lagerwey tegen deze dekkingsweigering bezwaar gemaakt.
2.20.
Per brief van 7 maart 2018 heeft Lagerwey LZ verzocht, conform artikel 7.8 van de Delivery Agreement, mee te werken aan het benoemen van onafhankelijk deskundige. Lagerwey en LZ hebben gezamenlijk besloten TÜV Nord te benoemen als onafhankelijk deskundige om een bindend advies uit te brengen. TÜV Nord heeft op 3 april 2019 een rapport uitgebracht. Dit rapport luidt onder meer:

4.Summary and Conclusion

(…)The large number of rotor blade damages within the operational period of three to four
years, as well as the number of affected rotor blades required a comprehensive analysis
of the operation of the three WTG and the damages identified during the multiple
inspections and repair services. To ensure a systematic and complete approach, all
possible causes for rotor blade damages within the life cycle have been considered and
all findings have been assigned and classified in Table 1. Overall, more than 100
documents and additional SCADA records have been examined. The findings have been
discussed with specialists of TÜV NORD (inspection, load assessment, control and safety
systems, rotor blades, site assessment).
Since different failures can have different causes, three groups of damages have been
defined;
 traverse cracks on the trailing edge,
 erosion of leading edge /flaking of coating at blade tips
 other structural damages like delamination, holes and gaps.
Based on 15 inspection reports from different companies (see Table 1), it can be
assumed, that the root causes for the traverse cracks on trailing edge are several
production errors of the rotor blades, mainly due to wrong closing moulds or not enough
adhesive. Furthermore, contributing factors have been found in the mismatch of
specifications, respectively the operating of two WTG with significant higher power than
specified, the use of Vortex Generators and operating in low temperature condition
(Pettumaen). Some pictures indicate an insufficient transport or lifting of the rotor blades
but no direct evidence for this could be found in the documentation.
Based on 8 inspection reports (see Table 1), it can be assumed, that the cause for erosion
at the leading edge and the blade tips is an insufficient protection of the rotor blades.
There was no environmental specification and therefore LZ delivered the blades without
a suitable erosion protection. TÜV NORD assumes that the general coating should be
sufficient for a normal /typical site with no extreme environmental conditions (as it is the
case in the Netherlands) and therefore classified this point into a manufacturing error.
However, no legal judgement is made by TÜV NORD regarding the question if this was
Lagerweys or LZs responsibility to clarify in the specification.
Based on 4 inspection reports (see Table 1), it can be assumed, that the root cause for
other structural damages of the rotor blades are again a production faults with no other
contributing factors.
Although it is difficult to quantify the influence of non-specified operation without
calculating the loads, the overall picture of the study indicates the poor production quality of the rotor blades as being the root cause of the damages. An additional load assessment is recommended to prove this result.
2.21.
Per brief van 11 juni 2019 heeft Lagerwey, met verwijzing naar het rapport van TÜV Nord, LZ verzocht de schade die zij lijdt als gevolg van de gebreken aan de rotorbladen te vergoeden.
2.22.
Per brief van 19 juli 2019 heeft LZ aangegeven niet over te zullen gaan tot vergoeding van de schade van Lagerwey.
2.23.
Lagerwey heeft, mede met het oog op het verlopen van de (verlengde) verjaringstermijn per eind juni 2020, aan Kather Augenstein Rechtanwälte een procesadvies gevraagd over de mogelijkheden om LZ in Duitsland in een procedure te betrekken. Het procesadvies d.d. 2 juni 2020 luidt onder meer:
VIII Conclusion
145 Overall, the chances of claiming the costs for the own replacement of the rotor against LZ through a litigation are as likely as not, according to our current state of knowledge. In our opinion, the chances are better that there is a claim for partial refund of the purchase price. The exact amount cannot be quantified at present.
146 (...) An enforcement of the final decision is possible, but would have to be carried out in China. The enforcement itself can again take years and its success is not foreseeable.
147 As a result, litigation is possible, but in our opinion probably not economical.
2.24.
Lagerwey is geen gerechtelijke procedure tegen LZ gestart.
2.25.
Naar aanleiding van een brief van de advocaat van Lagerwey van 5 juni 2020 hebben Lagerwey en Verzekeraars op 17 juni 2020 overleg gevoerd over de verdere afhandeling van de schademelding van Lagerwey. Daar hebben Verzekeraars toegezegd schriftelijk te zullen reageren op de brief van 5 juni 2020.
2.26.
Per brief van 20 oktober 2020 heeft de advocaat van Verzekeraars aangegeven dat het standpunt dat de polis geen dekking biedt voor de schade van Lagerwey wordt gehandhaafd.

3.Het geschil

3.1.
De vordering van Lagerwey luidt - zakelijk weergegeven - om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat Verzekeraars gehouden zijn om de schade van Lagerwey als gevolg van de slechte kwaliteit van de LZ-rotorbladen te vergoeden; en
II. Verzekeraars ieder voor hun aandeel zoals is aangegeven in de polis te veroordelen tot vergoeding van de schade van Lagerwey als gevolg van de slechte kwaliteit van de LZ-rotorbladen, in totaal zijnde € 1.843.295,81, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2017, althans 6 juni 2017, althans de dag van dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening; en
III. Verzekeraars ieder voor hun aandeel zoals is aangegeven in de polis te veroordelen tot betaling aan Lagerwey van de buitengerechtelijke kosten van € 6.775,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening; en
IV. Verzekeraars hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
Ter onderbouwing van de vorderingen heeft Lagerwey het volgende gesteld:
3.2.1.
Lagerwey lijdt schade als gevolg van plotselinge en onvoorziene materiële beschadiging aan de de verzekerde gevaarsobjecten (windturbines). De productiefouten in de LZ-rotorbladen hebben geleid tot plotselinge en onvoorziene beschadiging van de windturbines door onder andere scheurvorming in de LZ-rotorbladen. De materiële schade van Lagerwey als gevolg van de beschadiging van de windturbines door scheurvorming is gedekt onder 3.1 van de polisvoorwaarden.
3.2.2.
Voor zover de schade van Lagerwey niet reeds vergoed dient te worden op basis van artikel 3.1 van de polisvoorwaarden, geldt dat Verzekeraars tot vergoeding dienen over te gaan op basis van artikel 3.2.4 van de polisvoorwaarden (bereddingskosten).
3.2.3.
Op grond van artikel 6:96 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) kan Lagerwey aanspraak maken op vergoeding van de door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten.
3.2.4.
Lagerwey heeft haar schade berekend op een bedrag van € 1.843.295,81.
3.3.
Het verweer van Verzekeraars strekt tot niet-ontvankelijk verklaren van Lagerwey, althans afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Lagerwey bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van dit geding en in de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.4.
Verzekeraars voeren de volgende verweren:
3.4.1.
Primair: er is geen sprake van plotselinge en onvoorziene materiële schade als bedoelde in artikel 3.1 van de polisvoorwaarden, zodat er geen dekking is onder de verzekering.
3.4.2.
Subsidiair, voor zover er dekking is onder de verzekering, is dekkingsuitsluiting van toepassing op grond van artikel 4.8 en 4.10 van de polisvoorwaarden en de Garantieclausule.
3.4.3.
Meer subsidiair: Lagerwey heeft haar in artikel 6.1 van de polisvoorwaarden neergelegde verplichting om de contractuele voorschriften in verband met het verzekerde gevaarsobject na te komen geschonden, zodat Verzekeraars op grond van artikel 7.9.1 van de polisvoorwaarden de schade-uitkering kunnen verminderen met de schade die zij daardoor lijden.
3.4.4.
Lagerwey heeft geen onder de verzekering gedekte bereddingskosten gemaakt.
3.4.5.
Uiterst subsidiair: de schade dient te worden vastgesteld aan het hand van de in de polisvoorwaarden voorgeschreven regeling. De omvang van de door Lagerwey gestelde schade wordt betwist.
3.4.6.
De buitengerechtelijke kosten kunnen niet bovenop de door Lagerwey gevorderde vergoeding voor door haar gemaakte (advocaat)kosten voor het vaststellen van aansprakelijkheid en schade worden gevorderd. Uitsluitend kan aanspraak worden gemaakt op een kostenbedrag dat is gematigd conform de staffel uit het besluit BIK.
3.4.7.
In artikel 7.7 van de polisvoorwaarden is een afwijkende regeling voor de wettelijke rente overeengekomen.
3.5.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht

4.1.
In artikel 15 van de polisvoorwaarden zijn partijen overeengekomen dat op de verzekering Nederlands recht van toepassing is en dat geschillen betreffende de verzekeringsovereenkomst aan de rechtbank Rotterdam (of Amsterdam) moeten worden voorgelegd. De rechtbank is dus bevoegd en Nederlands recht zal worden toegepast.
Vorderingsgerechtigdheid Lagerwey
4.2.
Op de mondelinge behandeling is gebleken dat Lagerwey haar vordering instelt voor zichzelf en namens Lagerwey Systems B.V. Verzekeraars hebben terzake geen nader verweer gevoerd, zodat de vorderingsgerechtigdheid van Lagerwey niet (meer) ter discussie staat.
Dekkingsgeschil
4.3.
Het geschil tussen partijen betreft de vraag of de schade van Lagerwey als gevolg van de beschadigingen van de LZ-rotorbladen onder de verzekeringsovereenkomst gedekt is. Op Lagerwey rusten stelplicht en bewijslast dat aan de dekkingsomschrijving is voldaan.
Rechtsverwerking
4.4.
Lagerwey voert aan dat Verzekeraars het recht hebben verwerkt een beroep te doen op het ontbreken van algehele dekking onder de polis om de volgende redenen. Na de schademelding hebben Verzekeraars zich beroepen op de uitsluitingsgrond van artikel 4.10 (r.o. 2.4) en zij hebben Lagerwey verzocht het garantietraject richting LZ in werking te zetten. Verzekeraars hebben zich vervolgens in hun e-mail van 6 juni 2017 ook beroepen op de uitsluitingsgrond van artikel 4.8 (r.o. 2.4). In deze e-mail hebben Verzekeraars de indruk gewekt hun verweer uitsluitend nog aan te zullen vullen met de stelling dat het feit dat Lagerwey inmiddels van een andere fabrikant rotorbladen had betrokken haar verhaalspositie ten opzichte van LZ niet ten goede is gekomen. Na de e-mail van 6 juni 2017 is er nog veelvuldig contact tussen partijen geweest, waarbij Verzekeraars steeds de indruk hebben gewekt dat hun verweren beperkt zouden blijven tot de in de e-mail van 6 juni 2017 genoemde uitsluitingsgronden. Voor het eerst in de brief van 20 oktober 2020 hebben Verzekeraars zich op het algeheel ontbreken van dekking beroepen. Verzekeraars hebben gelet op hun eerdere opstelling het recht verwerkt om nog andere gronden dan genoemd in de e-mail van 6 juni 2017 aan hun dekkingsweigering ten grondslag te leggen.
4.5.
Verzekeraars voeren in reactie hierop het volgende aan. Verzekeraars hebben eerst ingezet op het verhaalstraject op LZ, omdat dit de meest voor de hand liggende stap was. Hieruit kan niet worden afgeleid dat Verzekeraars geen andere verweren zouden voeren. Het voorbehoud in de e-mail van 6 juni 2017 is ruimer geformuleerd dan Lagerwey stelt. In verdere contacten met Lagerwey hebben Verzekeraars ook nooit te kennen gegeven dat dit voorbehoud niet meer zou gelden. Van belang is daarbij dat de zaak betrekking heeft op complexe technische materie en Lagerwey een professionele partij is die is bijgestaan door een beursmakelaar.
4.6.
Volgens vaste rechtspraak brengt de aard van de verzekeringsovereenkomst in beginsel mee dat de verzekeraar een verzoek om dekking niet dan na behoorlijk onderzoek dient af te wijzen en dat hij de afwijzing deugdelijk behoort te motiveren. Tegen deze achtergrond moet worden aangenomen dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid kan voortvloeien dat wanneer de verzekeraar zijn afwijzing op een bepaalde grond heeft doen steunen, hij daarvan niet meer kan terugkomen door die afwijzing nadien, wanneer die grond onjuist is gebleken, op een andere grond te baseren. Daarbij is de mate van precisie van de aanvankelijk aangevoerde grond en de mate van stelligheid waarmee deze is verwoord mede bepalend voor de mate waarin de verzekerde erop mag vertrouwen dat de verzekeraar de opgegeven afwijzingsgrond beslissend acht, hetgeen weer van belang is voor het antwoord op de vraag of de redelijkheid en billijkheid in de weg staat aan het handhaven van de afwijzing op een nieuwe grond in de hiervoor bedoelde zin (vgl. Hoge Raad 3 februari 1989, NJ 1990, 476, OHRA/Goilo).
4.7.
Tegen de achtergrond dat hier sprake was van complexe materie is het begrijpelijk dat Verzekeraars de schademelding van Lagerwey in verschillende, opvolgende stappen - langs de lijnen van de polis - hebben benaderd, waaronder eerst het uitzoeken van de oorzaak van de schade en het onderzoeken van verhaal op LZ onder een garantie. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat Lagerwey en haar beursmakelaar op 26 januari 2017 overleg hebben gehad met Verzekeraars naar aanleiding van de schademelding en de onderzoeken naar de LZ-rotorbladen door Lengkeek en Context. Uit het gespreksverslag van 26 januari 2017 (productie L-21 bij dagvaarding) blijkt dat het Lagerwey ook bekend was dat Verzekeraars de hiervoor beschreven handelswijze hanteerden. Verzekeraars merkten tijdens de bespreking van 26 januari 2017 op dat zij nog niet wilden ingaan op de vraag hoe zij de dekking onder de polis zagen, omdat er nog te veel onduidelijk was over onder andere de inspecties en acties die zijn ondernomen tegen LZ onder de garantie. Lagerwey mocht er daarom naar het oordeel van de rechtbank niet van uitgaan dat, omdat door Verzekeraars een beroep werd gedaan op (twee) uitsluitingsgronden, een beroep op ontbreken van algehele dekking niet meer zou (kunnen) volgen. Het voorbehoud dat Verzekeraars in hun e-mail van 6 juni 2017 hebben gemaakt is ook ruimer dan Lagerwey stelt. Dit betreft, zoals Verzekeraars aanvoeren, een algemeen voorbehoud, dat Verzekeraars hebben aangevuld met het voorbeeld dat bij de verhaalbaarheid op LZ de omstandigheid dat de LZ-rotorbladen reeds zijn vervangen een rol zou kunnen spelen. Dat het hier gaat om een voorbeeld en niet om een beperking tot deze omstandigheid blijkt uit de opbouw van de alinea (r.o. 2.17), waaruit volgt dat de kern van de alinea het voorbehoud is en dat ter illustratie een voorbeeld wordt gegeven. Niet gebleken is dat Verzekeraars dit algemene voorbehoud in een later stadium hebben prijsgegeven. Lagerwey heeft niet eerder dan bij brief van 5 juni 2020 aan Verzekeraars om een volledig dekkingsstandpunt gevraagd, hetgeen Verzekeraars toen hebben gegeven.
4.8.
Onder deze omstandigheden hebben Verzekeraars hun recht om zich op het ontbreken van algehele dekking onder de polisvoorwaarden te beroepen niet verwerkt. Daarbij weegt ook mee dat Lagerwey een professionele partij is die steeds is bijgestaan door een beursmakelaar. De rechtbank zal dus ook het verweer van Verzekeraars dat de dekking geheel ontbreekt, in de beoordeling betrekken.
Uitleg van de polisvoorwaarden
4.9.
Bij de beoordeling van de vraag of de schade van Lagerwey onder de verzekeringsovereenkomst is gedekt komt het aan op de uitleg van de toepasselijke voorwaarden, meer in het bijzonder op de uitleg van artikel 3.1 van de polisvoorwaarden.
4.10.
Met betrekking tot die uitleg geldt het volgende. De Machineschadeverzekering betreft een makelaarspolis. Beursmakelaar Concordia de Keizer is bij het afsluiten van de verzekering namens Lagerwey opgetreden. Tussen partijen is niet in geschil dat er niet over de polisvoorwaarden is onderhandeld. De van toepassing zijnde voorwaarden zijn door Concordia de Keizer opgesteld, zoals door Verzekeraars onbetwist is aangevoerd. Evenmin is in geschil dat Lagerwey een professioneel bedrijf in de windturbinebranche is. De uitleg van een bepaling in de polisvoorwaarden is mitsdien met name afhankelijk van objectieve factoren, zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel en in het licht van de in voorkomend geval bij de polisvoorwaarden behorende toelichting (Hoge Raad van 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2793 (Chubb/Dagenstaed). Behalve op de hiervoor genoemde factoren kan bij een met name op objectieve factoren gebaseerde uitleg bijvoorbeeld ook acht geslagen worden op:
- de betekenis van het gebruikte begrip in het algemeen spraakgebruik;
- de betekenis van het gebruikte begrip naar beursopvattingen of volgens beursgebruik;
- het met de bepaling beoogde doel; en
- de aard en het karakter van de verzekering.
Artikel 3.1 van de polisvoorwaarden
4.11.
De vraag is of hier sprake is van een materiële beschadiging van de windturbines die plotseling en onvoorzien is, hetgeen volgens artikel 3.1 van de polisvoorwaarden voorwaarde is voor dekking.
4.12.
Lagerwey stelt het volgende. De beschadiging aan de windturbines was plotseling, omdat er geen sprake was van een geleidelijk proces waarbij de scheuren over de tijd zijn ontstaan. De beschadiging aan de windturbines was ook onvoorzien omdat het niet binnen redelijke verwachting lag dat bij de productie van de bladen fouten waren gemaakt en die fouten, zelfs na herstel, tot gevolg zouden hebben dat de rotorbladen daardoor zodanig beschadigd zouden raken dat zij niet meer bruikbaar waren en een gevaar opleverden voor verdere beschadiging van de windturbines (en hun omgeving). De precieze oorzaak van de beschadiging is niet relevant, gelet op de bewoordingen van artikel 3.1 van de polisvoorwaarden
ongeacht op welke wijze of door welke oorzaak ontstaanen omdat eigen gebrek expliciet binnen de dekkingsomvang is gebracht.
4.13.
Verzekeraars hebben daar het volgende tegenover gezet. Productiefouten vormen op zichzelf nog geen materiële beschadiging van de LZ-rotorbladen. Er is daarmee nog geen sprake van een fysieke aantasting van de rotorbladen die zich openbaart in een blijvende verandering van vorm en/of structuur, zoals bedoeld in artikel 1.8 van de polisvoorwaarden. Voor productiefouten biedt de verzekering geen dekking. Productiefouten kunnen leiden tot materiële schade. Dergelijke materiële schade dient plotseling en onvoorzien te zijn. Naast scheuring is, volgens het rapport van TÜV Nord, sprake van schade door erosie, schilfering en delaminatie, gaten en openingen. Van deze schade heeft Lagerwey niet gesteld dat die plotseling was. Beschadiging als gevolg van erosie, schilfering is op voorhand van dekking uitgesloten, omdat dit per definitie geleidelijke processen zijn. Bovendien blijkt uit het rapport van TÜV Nord dat overbelasting heeft bijgedragen aan de slijtage van de LZ-rotorbladen. Schade door slijtage ontwikkelt zich geleidelijk en is dus niet plotseling en niet onvoorzien.
4.14.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4.15.
Volgens het TÜV Nord-rapport zijn er 3 soorten schade aan de LZ-rotorbladen, te weten:
scheurvorming (“
traverse cracks on the trailing edge”);
erosie/schilfering (“
erosion of leading edge /flaking of coating at blade tips”); en
andere structurele schade zoals delaminatie, gaten en openingen (“
other structural damages like delamination, holes and gaps”).
4.16.
Bij alle drie de schadesoorten is sprake van een fysieke aantasting van de LZ-rotorbladen, waardoor een blijvende verandering van vorm en/of structuur ontstaat. Daaruit volgt dat bij alle soorten schade sprake is van materiële beschadiging in de zin van artikel 1.8 van de polisvoorwaarden. Dit is ook niet in geschil tussen partijen. De rechtbank zal eerst bespreken of scheurvorming (schade sub 1) en andere structurele schade (schade sub 3) gedekt zijn op grond van artikel 3.1 van de polisvoorwaarden en vervolgens of dat het geval is bij schade als gevolg van erosie/schilfering (schade sub 2).
4.17.
De hoofdoorzaak, of
root cause, van de scheurvorming van en andere structurele schade aan de LZ-rotorbladen is volgens de rapporten van Lengkeek (r.o. 2.13), Context (r.o. 2.16), en TÜV Nord (r.o. 2.20) de door LZ gemaakte productiefouten. Andere factoren, zoals overbelasting, kunnen aan de schade aan de LZ-rotorbladen hebben bijgedragen, maar vast staat dit niet. De productiefouten worden daarom aangemerkt als dé oorzaak van de scheurvorming.
4.18.
De bewoordingen
ongeacht op welke wijze of door welke oorzaak ontstaanin combinatie met de terzijdestelling van het eigen gebrek wijzen op een ruime strekking van artikel 3.1 van de polisvoorwaarden. Gelet op die ruime strekking kan niet door Verzekeraars worden volgehouden dat niet bedoeld is ook materiële beschadiging (de scheurvorming of andere structurele schade) als gevolg van productiefouten onder de dekking te laten vallen.
4.19.
De vraag is vervolgens of deze materiële beschadiging als gevolg van de productiefouten plotseling en onvoorzien was.
4.20.
Bij de beantwoording van de vraag of een materiële beschadiging plotseling en onvoorzien is, wordt in de rechtspraak het criterium aangelegd of al dan niet sprake is geweest van een (oorzaak van) beschadiging die zich gedurende een langere tijd heeft ontwikkeld én zichtbaar is geweest. Ter zitting is namens Verzekeraars verklaard dat Verzekeraars in de praktijk met dit soort verzekeringen zo omgaan dat de ontdekking van de eerste scheur de
triggeris die de polisdekking genereert. Het is vervolgens van belang de oorzaak van de schade te vinden. Nieuwe scheuren, danwel de andere structurele schade die zijn ontstaan nadat bekend was dat de oorzaak van de schade te herleiden was tot een productiefout zijn niet meer onvoorzien. Ten aanzien van de uitleg van het begrip onvoorzien heeft de rechtbank als relevante factor acht geslagen op deze door Verzekeraars geschetste toepassing van de dekkingsvoorwaarden. Praktisch gezien zal eerst de oorzaak van de beschadiging achterhaald moeten worden. Dat is ook zo gebeurd. Is de oorzaak van de beschadiging bekend en blijven dan dezelfde gebreken optreden – in dit geval onder meer scheurvorming, delaminatie, gaten en openingen als gevolg van productiefouten – dan zijn die latere (zelfde) gebreken niet langer onvoorzien. Lagerwey kon op dat moment immers weten dat zonder correctie van de productiefouten aan de LZ-rotorbladen dergelijke (nieuwe) schade zou blijven ontstaan. Onbetwist staat vast dat Lagerwey de scheurvorming en de overige als structureel aangemerkte schade voor het eerst begin 2014 heeft waargenomen en daarna een traject is ingegaan van reparatie en onderzoek. Door Lagerwey is onbetwist gesteld dat zij naar aanleiding van de ontvangst van rapportages van GBS in september 2016 begreep dat voornoemde schadesoorten een gevolg waren van productiefouten van LZ. Naar aanleiding daarvan heeft Lagerwey een schademelding (op 16 september 2016) gedaan bij Verzekeraars. De rechtbank is van oordeel dat hieruit volgt dat de schade als gevolg van scheurvorming in en structurele schade aan de LZ-rotorbladen tot en met 16 september 2016 in beginsel, behoudens een succesvol beroep op de uitsluitingsgronden, onder de dekking van artikel 3.1 van de polisvoorwaarden valt. Deze schade bestaat uit de bedrijfsschade en de herstelkosten tot en met 16 september 2016. Voor de door Lagerwey gevorderde schade na 16 september 2016 geldt dat deze schade niet langer onvoorzien was. Ten aanzien van deze schade ontbreekt dan ook de dekking.
4.21.
Het bovenstaande oordeel, te weten dat bij scheurvorming in en andere structurele schade aan de LZ-rotorbladen tot en met 16 september 2016 sprake was van plotselinge en onvoorziene schade, gaat niet op voor de schade die is aangemerkt als erosie/schilferingen aan de LZ-rotorbladen. Dergelijke schade is het gevolg van een geleidelijk (slijtage)proces en voldoet (reeds) om die reden niet aan de voorwaarde van artikel 3.1 van de polisvoorwaarden.
Artikel 3.2 van de polisvoorwaarden (bereddingskosten)
4.22.
Lagerwey betoogt dat, voor zover de schade niet onder de dekking van artikel 3.1 van de polisvoorwaarden valt, deze schade, bestaande uit (I) kosten voor herstel en (II) kosten voor vervanging, als bereddingskosten als bedoeld in artikel 3.2 van de polisvoorwaarden moeten worden aangemerkt. Herstel en vervanging waren nodig, omdat het aannemelijk is dat als Lagerwey de LZ-rotorbladen niet had gerepareerd en - uiteindelijk - vervangen, het tot een breuk in de LZ-rotorbladen zou zijn gekomen, waarbij zowel de LZ-rotorbladen als de overige onderdelen van de windturbines en - naar alle waarschijnlijkheid - de omgeving van de windturbines (verder) beschadigd waren geraakt.
Verzekeraars voeren hiertegen aan dat Lagerwey niet stelt en onderbouwt dat het herstel en de vervanging van de LZ-rotorbladen kwalificeren als maatregelen die geboden zijn om een onmiddellijk dreigend gevaar van schade af te wenden. Uit de rapportages volgt niet dat er sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar van breuk van de LZ-rotorbladen. Zowel in het rapport van GBS als in het rapport van Cornis wordt, aldus Verzekeraars, daarentegen aangegeven dat de LZ-rotorbladen gebruikt konden blijven worden, mits er regelmatig inspecties zouden worden uitgevoerd en beschadigingen zouden worden hersteld voordat zij zouden kunnen uitbreiden. Verzekeraars wijzen in dit verband in het bijzonder op de door Cornis gebruikte schade-categorieën en het feit dat Cornis de beschadigingen aan de LZ-rotorbladen als Geel en Oranje aanmerkt (zie 2.15).
4.23.
De rechtbank is van oordeel dat Lagerwey niet voldoende heeft onderbouwd, mede in het licht van de rapporten van GBS en Cornis, dat herstel en vervanging van de LZ-rotorbladen na 16 september 2016 geboden waren om onmiddellijk dreigend gevaar van schade af te wenden. De na 16 september 2016 gemaakte (herstel- en vervangings)kosten zijn dus ook niet als bereddingskosten als bedoeld in artikel 3.2 van de polisvoorwaarden gedekt.
Uitsluitingsgronden, Garantieclausule en artikel 6.1
4.24.
Met betrekking tot de schade tot en met 16 september 2016 komt dan aan de orde het beroep dat Verzekeraars subsidiair doen op de uitsluitingsgronden van artikel 4.8 (schade door voortdurende overbelasting) en 4.10 (schade verhaalbaar op grond van garantie) van de polisvoorwaarden, en op de Garantieclausule en, meer subsidiair, op artikel 6.1 (en 7.9.1) van de polisvoorwaarden.
4.25.
Zoals hiervoor reeds is overwogen, volgt uit de uitgebrachte rapporten niet dat de schade is veroorzaakt door voortdurende overbelasting van de windturbines. Het beroep op de uitsluitingsgrond van artikel 4.8 van de polisvoorwaarden faalt om die reden. Evenmin is komen vast te staan dat Lagerwey verplichtingen als bedoeld in artikel 6.1 van de polisvoorwaarden niet is nagekomen. Verzekeraars hebben niet gesteld welke voorzorgsmaatregelen Lagerwey redelijkerwijs had kunnen en moeten nemen ter voorkoming van schade, dan wel welke wettelijke bepaling of contractuele voorschrift Lagerwey niet is nagekomen. Voor zover Verzekeraars met het beroep op artikel 6.1 van de polisvoorwaarden verwijzen naar onjuist gebruik of onjuiste behandeling van de LZ-rotorbladen, gaat dit beroep evenmin op.
4.26.
Verzekeraars voeren terecht aan dat de schade die verhaalbaar is op LZ in verband met de gegeven garantie onder de uitsluiting van 4.10 van de polisvoorwaarden valt. Gelet op het gemotiveerde procesadvies van de Duitse advocaat van Lagerwey (zie 2.23), dat Verzekeraars verder niet bestreden hebben, kan echter niet worden aangenomen dat er een reële mogelijkheid tot verhaal op LZ bestond. Gebleken is dat Lagerwey zich heeft ingespannen om jegens LZ aanspraak te maken op de garantie. Zij heeft LZ aansprakelijk gesteld en een lang traject met LZ doorlopen, dat echter niet heeft geleid tot erkenning van de aansprakelijkheid door LZ. Van Lagerwey kan niet verwacht worden dat zij een procedure aanhangig maakt, waarbij de kans op succes zeker niet kan worden gegarandeerd terwijl er ook een aanmerkelijke kans is dat een eventueel toewijzend vonnis niet ten uitvoer kan worden gelegd, zoals volgt uit het Duitse procesadvies. Het beroep op de uitsluitingsgrond van artikel 4.10 van de polisvoorwaarden gaat om die reden niet op en het beroep van Verzekeraars op de Garantieclausule, die eveneens bepaalt dat schade die verhaalbaar is op garanties van derden zijn uitgesloten van de verzekeringen, treft een gelijk lot.
Dekking onder de polis - verklaring voor recht
4.27.
Het vorenstaande betekent dat de schade die Lagerwey lijdt als gevolg van scheurvorming in en andere structurele schade aan de LZ-rotorbladen tot en met 16 september 2016 onder de verzekeringsovereenkomst gedekt is. In zoverre is de gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar.
Schade
4.28.
Lagerwey vordert veroordeling van Verzekeraars, ieder voor hun aandeel, tot vergoeding van de door Lagerwey geleden schade van € 1.843.295,81. Lagerwey heeft als productie L-37 een overzicht van de door haar geleden schade overgelegd.
4.29.
Zoals hiervoor reeds overwogen valt door Lagerwey tot en met 16 september 2016 geleden schade (herstelkosten en bedrijfsschade) voor de twee gedekte schadesoorten onder de dekking van de polis. De hoogte van die schade dient dus begroot te worden.
4.30.
Verzekeraars hebben in dit verband aangevoerd dat de schade dient te worden vastgesteld aan het hand van de in de polisvoorwaarden (artikel 7.2 en 7.3) voorgeschreven regeling.
4.31.
Lagerwey heeft niet, althans onvoldoende, weersproken dat de schade volgens die regeling dient te worden vastgesteld, zodat de rechtbank uitgaat van de toepasselijkheid van deze regeling. De regeling schrijft voor dat de schade wordt vastgesteld door partijen in onderling overleg of door experts.
4.32.
De rechtbank zal partijen de gelegenheid bieden de schade conform deze regeling vast te stellen. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen op basis van de door de rechtbank gegeven uitgangspunten tot zulk een vaststelling zouden moeten kunnen komen.
4.33.
Voor zover partijen er niet in slagen een regeling te bereiken (al dan niet met inschakeling van experts), zal de rechtbank de schade begroten. De rechtbank acht de door Lagerwey opgestelde overzicht van de schade, mede gelet op de betwisting daarvan door Verzekeraars, onvoldoende inzichtelijk om tot een begroting van de schade geleden tot en met 16 september 2016 te komen. Lagerwey zal in de gelegenheid worden gesteld, voor zover partijen niet tot een regeling komen, haar schade bij conclusie na tussenvonnis nader te specificeren en te onderbouwen met een overzicht van de schade (herstelkosten en bedrijfsschade) die zij tot en met 16 september 2016 heeft geleden, voorzien van (schriftelijke) bewijsstukken.
4.34.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen zodat partijen zich, voor zover mogelijk gezamenlijk, kunnen uitlaten over de voortgang van de procedure. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van
18 oktober 2023voor uitlating door partijen over de verdere voortgang van de procedure als bedoeld in r.o. 4.32 en 4.33,
5.2.
houdt iedere verder beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Witkamp, mr. J.E. Molenaar en mr. A. Wijsman-van Veen en, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 20 september 2023.
[2111/2054/3152/2990]