Uitspraak
RECHTBANK Rotterdam
1.[gedaagde01] ,
[gedaagde02],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties;
- de brief van 26 april 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
TLH&Bmeent hebben, anders dan de kortlopende schuld van € 1.420,00 genoemd in de concept-jaarrekening van TLH&B over 2018. Dit is echter bij lange na niet het gevorderde bedrag. De vermeende aanspraak van [bedrijf01] op terugbetaling van wat door haar ten behoeve van TLH&B is betaald en de door haar aan TLH betaalde goodwill, is naar het oordeel van de rechtbank geen betalingsverplichting van TLH&B tegenover [bedrijf01] . Deze betalingen betroffen een investering in TLH&B in het kader van de overeenkomst tussen [bedrijf01] en TLH. Nergens blijkt uit dat TLH&B zich verplicht heeft tot terugbetaling daarvan of anderszins een schuld heeft aan [bedrijf01] (behalve het hiervoor genoemd bedrag van € 1.420,00).
5.De beslissing
3242/1876