ECLI:NL:RBROT:2023:9547

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
10/098305-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving met gebruik van politiekleding en bedreiging

Op 4 oktober 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 12 april 2023, waarbij de verdachte samen met anderen het slachtoffer in een bestelbus heeft gegooid en met hem heeft rondgereden. De verdachten droegen politiekleding en deden zich voor als politieagenten. Het slachtoffer werd bedreigd en ondervraagd over vermeende drugshandel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn verweer dat hij niet betrokken was, voldoende bewijs tegen zich had, waaronder een iPhone die in de bestelbus werd aangetroffen en die aanwijzingen gaf over zijn betrokkenheid. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een contactverbod met het slachtoffer en de medeverdachten. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/098305-23
Datum uitspraak: 4 oktober 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
[detentieadres01] ,
raadsman mr. D.C.E. Timmermans, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 september 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. van den Heuvel heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een contactverbod met het slachtoffer en de medeverdachten en een locatieverbod voor de straat waar het slachtoffer woont.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte aan het sporten was in het park en niet bij het ten laste gelegde was betrokken. Voorts is de iPhone 7 die in de bestelbus is aangetroffen niet toe te schrijven aan de verdachte. Het alternatieve scenario van de verdachte is niet onaannemelijk en strookt met de feiten en omstandigheden in het dossier.
4.1.2.
Beoordeling
Op 12 april 2023 kregen verbalisanten de melding om naar de Sjanghailaan in Rotterdam te gaan. De melder had twee mannen de laadruimte van een zwarte bestelbus zien ingaan en daar niet meer uit zien komen. Ter plaatse zagen de verbalisanten de bestelbus staan en zagen zij dat er iemand op de bijrijdersstoel zat. Toen zij de bestelbus naderden zagen zij vier mannen uit de bestelbus wegrennen. Een van hen viel in een sloot en werd ter plekke aangehouden. Dit bleek later medeverdachte [medeverdachte01] te zijn.
In de laadruimte van de bestelbus zagen de verbalisanten aangever [aangever01] liggen. Hij was emotioneel en zijn beide handen waren aan elkaar gebonden met zwarte tiewraps. Daarnaast had de aangever een skibril met blindeermogelijkheid op zijn hoofd. Hij vertelde de verbalisanten huilend dat hij was ontvoerd door vier mannen.
De aangever heeft later verklaard dat hij op 12 april 2023 zijn auto parkeerde aan de [straatnaam01] te [plaats02] en naar de woning van zijn ex-partner liep. Op dat moment werd hij overvallen door drie mannen die uit een bestelbus stapten. De mannen droegen een bivakmuts en een vest met de letters ‘politie’ erop. Zij riepen: “Politie je bent aangehouden”. De aangever heeft verklaard dat hij door twee mannen werd vastgepakt, dat hem een skibril werd opgezet waardoor hij niet goed kon zien en dat zijn handen werden geboeid. Daarna werd hij achterin op zijn buik in de bus gegooid. Daarna ging de bus rijden en werd de aangever ondervraagd door de mannen. Een van hen zei daarbij: “het kan op de makkelijke of de moeilijke manier”.
Verbalisanten die in de omgeving van de Sjanghailaan een zochten naar de weggerende daders kregen de melding dat iemand een man zag lopen in drijfnatte zwarte kleding. De man had volgens een getuige zijn jas uitgedaan en in een container gegooid en deed vervolgens alsof hij aan het joggen was. Toen de verbalisanten deze man zagen, probeerde de man op zijn buik onder een auto te gaan liggen. Vervolgens rende hij weg in de richting van een park, alwaar hij is aangehouden. Deze man bleek de verdachte te zijn. De verdachte heeft verklaard dat hij niets met het ten laste gelegde te maken had, maar in het park aan het hardlopen was. Geconfronteerd met het feit dat hij drijfnat was en naar slootwater rook verklaart hij dat hij in een sloot was gesprongen om de training zwaarder te maken voor hemzelf.
De verklaring van de verdachte dat hij, nadat hij onder een auto probeerde te liggen en drijfnat was van het slootwater, enkel aan het hardlopen was in het park is op zichzelf bezien al hoogst ongeloofwaardig. Daar komt bij dat de verdachte, die zegt voltijds te werken, op een doordeweekse ochtend is aangetroffen in de buurt van de plaats delict in Rotterdam, terwijl hij daar niet woonachtig is. Maar nog belangrijker is dat in de eerder genoemde zwarte bestelbus is op de bijrijdersstoel een iPhone 7 aangetroffen. In deze iPhone is een Snapchat groepsgesprek aangetroffen waaruit duidelijk naar voren kwam dat de vier personen in deze groep zich bezighielden met de observatie van de aangever. Uit de locatiegegevens van de iPhone kwam naar voren dat het toestel zich ten tijde van de ontvoering in de directe omgeving van de [straatnaam01] en de Sjanghailaan te Rotterdam bevond. Verder bleek uit onderzoek dat de iPhone met drie telefoonnummers contact heeft gehad. Een van die nummers stond in het toestel opgeslagen als ‘ [naam01] ’. Dit bleek het telefoonnummer van [naam02] , de vriendin van de verdachte, te zijn. Een tweede telefoonnummer stond op naam van [naam03] . Deze persoon stond samen met de verdachte gekoppeld aan een eerdere politieregistratie. Naar oordeel van de rechtbank kan de iPhone 7 op basis van deze bevindingen worden toegeschreven aan de verdachte, wat wijst op zijn betrokkenheid bij het ten laste gelegde.
4.1.3.
Conclusie
De verdachte was één van de mannen die wegrenden uit de bestelbus op het moment dat de politie arriveerde. Het verweer wordt verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 12 april 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk [slachtoffer01] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- zich voor te doen als politieagent en/of- die [slachtoffer01] te zeggen dat hij werd aangehouden en mee moest naar het politiebureau en/of
- die [slachtoffer01] vast te pakken en/of- de ogen van die [slachtoffer01] af te dekken met een skibril en/of
- de handen van die [slachtoffer01] te boeien en/of
- die [slachtoffer01] in de laadruimte van een (bestel)bus te gooien en/of
- die [slachtoffer01] met die bus te vervoeren en/of
- die [slachtoffer01] dreigend de woorden toe te voegen: "Het kan op de makkelijke manier of op de moeilijke manier".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer. Zij hebben, terwijl zij politiekleding droegen, het slachtoffer op straat toegeroepen dat hij was aangehouden waarna zij hem een geblindeerde skibril opdeden en hem geboeid in de laadruimte van een busje hebben gegooid. Vervolgens hebben de daders met het slachtoffer achter in de bus rondgereden terwijl zij hem vragen stelden, waaruit blijkt dat zij dachten dat hij iets met drugs te maken had. Ook is hij bedreigend toegesproken.
Delicten als het onderhavige kunnen enorme impact hebben op het slachtoffer en versterken gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer en op zijn vrijheid. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer als gevolg van wat hem is overkomen angstig is om de straat op te gaan en dat hij medicijnen gebruikt om waanideeën en stress tegen te gaan. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan. Het is onduidelijk gebleven wat de achtergrond van ontvoering was. Uit onderzoek is niet gebleken van enig verband tussen het slachtoffer en de criminele zaken die met de ontvoering verband zouden kunnen houden. Er lijkt sprake te zijn geweest van een vergissing.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 25 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 juni 2023. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd de aangever: [benadeelde partij01] , ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 9.465,12 aan materiële schade en een vergoeding van € 5.000,- aan immateriële schade. Op de terechtzitting heeft de benadeelde partij een aanvullende schadevergoeding gevorderd van € 25.000,- aan toekomstige materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de aanvullende vordering ter hoogte van € 25.000,- niet-ontvankelijk te verklaren wegens het ontbreken van enige onderbouwing. Zij heeft verzocht de vordering voor het overige geheel toe te wijzen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de gevorderde materiële schade en de immateriële schadevergoeding te matigen.
8.3.
Beoordeling
Aan de benadeelde partij is door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade toegebracht. Uit de verklaring van de huisarts maakt de rechtbank op dat de benadeelde partij last had van angst, piekeren, hyperalertheid en slaapproblemen. Hierdoor was de benadeelde partij niet in staat de (mantel)zorgtaken voor zijn vader uit te voeren en is er sprake van verlies van inkomen uit mantelzorg. De rechtbank kan uit de door de benadeelde partij overgelegde stukken niet opmaken hoe lang de klachten van de benadeelde partij hebben voortgeduurd en wat voor invloed die klachten hadden en nog zullen hebben op het kunnen uitvoeren van de (mantel)zorgtaken. De rechtbank stelt de periode van verlies van inkomen uit mantelzorg daarom naar redelijkheid en billijkheid vast op een maand. Uit de stukken van de benadeelde partij volgt dat hij elke maand gemiddeld 21 dagen zijn mantelzorgtaken uitvoert voor een inkomen van € 87,64 per dag. De rechtbank zal derhalve een bedrag van € 1.840,44 aan materiële schadevergoeding toewijzen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het ter terechtzitting aangebrachte aanvullende deel van de vordering van de benadeelde partij ter hoogte van € 25.000,- dat ziet op de schade van het verlies van een horloge en toekomstige schade is op geen enkele wijze onderbouwd. De benadeelde partij zal in deze aanvullende vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het behoeft geen betoog dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Uit de verklaring van de huisarts en de ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaring maakt de rechtbank op dat het bewezen verklaarde feit een grote psychische impact heeft gehad op de benadeelde partij. De verdediging heeft dat niet betwist. De immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 12 april 2023.
Omdat de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 4.340,44 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47 en 282 van het Wetboek van Strafrecht .

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 (acht) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer [slachtoffer01] , geboren te [geboorteplaats02] op [geboortedatum02];
de veroordeelde zal zich niet bevinden in de straat waar het slachtoffer woont of verblijft, op dit moment de [adres02];
de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten [medeverdachte01] , geboren te [geboorteplaats03] op [geboortedatum03], en [medeverdachte02] , geboren te [geboorteplaats04] op [geboortedatum04];
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 4.340,44 (zegge: vierduizenddriehonderdenveertig euro en vierenveertig eurocent), bestaande uit € 1.840,44 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te
betalen € 4.340,44 (hoofdsom
, zegge: vierduizenddriehonderdenveertig euro en vierenveertig eurocent ), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 april 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 4.340,44 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
53 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Daum, voorzitter,
en mrs. D.C.J. Peeck en R.K. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 april 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer01] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- zich voor te doen als politieagent en/of
- die [slachtoffer01] te zeggen dat hij werd aangehouden en mee moest naar het politiebureau en/of
- die [slachtoffer01] vast te pakken en/of
- de ogen van die [slachtoffer01] af te dekken met een skibril en/of
- de handen van die [slachtoffer01] te boeien en/of
- die [slachtoffer01] in de laadruimte van een (bestel)bus te gooien en/of
- die [slachtoffer01] met die bus (naar een onbekende plaats) te vervoeren en/of
- die [slachtoffer01] dreigend de woorden toe te voegen: "Het kan op de makkelijke manier of op de moeilijke manier", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.