ECLI:NL:RBROT:2023:9540

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
10/098295-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden voor medeplegen wederrechtelijke vrijheidsberoving

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zonder vaste woon- of verblijfplaats was en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De verdachte is beschuldigd van medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving van een slachtoffer op 12 april 2023 in Rotterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen het slachtoffer heeft beroofd van zijn vrijheid door zich voor te doen als politieagent en hem te dwingen in een busje te stappen. De verdachte heeft het feit bekend en er is geen verweer gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en het relatief kleine aandeel in het delict. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 14 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een contactverbod met het slachtoffer en medeverdachten. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die bestaat uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank ook aandacht heeft besteed aan de reclassering en de noodzaak van begeleiding.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/098295-23
Datum uitspraak: 4 oktober 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01] ,
raadsvrouw mr. K. Blonk, advocaat te Spijkenisse.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 september 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. van den Heuvel heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een contactverbod met het slachtoffer en de medeverdachten en een locatieverbod voor de straat waar het slachtoffer woont.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 12 april 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk [slachtoffer01] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- zich voor te doen als politieagent en/of
- die [slachtoffer01] te zeggen dat hij werd aangehouden en mee moest naar het politiebureau en/of
- die [slachtoffer01] vast te pakken en/of
- de ogen van die [slachtoffer01] af te dekken met een skibril en/of
- de handen van die [slachtoffer01] te boeien en/of
- die [slachtoffer01] in de laadruimte van een (bestel)bus te gooien en/of
- die [slachtoffer01] met die bus te vervoeren en/of
- die [slachtoffer01] dreigend de woorden toe te voegen: "Het kan op de makkelijke manier of op de moeilijke manier".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De mededaders, die politiekleding aan hadden, hebben het slachtoffer op straat toegeroepen dat hij was aangehouden waarna zij hem een geblindeerde skibril opdeden en hem geboeid in de laadruimte van een busje hebben gegooid. De verdachte was de bestuurder van dit busje. De daders hebben met het slachtoffer achter in de bus rondgereden terwijl zij hem vragen stelden, waaruit blijkt dat zij dachten dat hij iets met drugs te maken had. Ook is hij bedreigend toegesproken.
Delicten als het onderhavige kunnen een enorme impact hebben op het slachtoffer en versterken gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer en zijn vrijheid. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer als gevolg van wat hem is overkomen angstig is om de straat op te gaan en dat hij medicijnen gebruikt om waanideeën en stress tegen te gaan. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan. Het is onduidelijk gebleven wat de achtergrond van de ontvoering was. Uit onderzoek is niet gebleken van enig verband tussen het slachtoffer en de criminele zaken die met de ontvoering verband zouden kunnen houden. Er lijkt sprake te zijn geweest van een vergissing.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 31 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 juli 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte had voor zijn voorarrest geen zinvolle dagbesteding en geen inkomen. Hij heeft schulden. Zeker in het verleden is er sprake van een negatief sociaal netwerk. Het wordt niet duidelijk in hoeverre daar nu nog sprake van is. Daar de verdachte zich op zijn zwijgrecht beroept is het niet mogelijk om een verband te leggen tussen de tenlastelegging en de diverse leefgebieden. Geadviseerd wordt aan een voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden te verbinden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist gelet op de leeftijd van de verdachte en het relatief kleine aandeel dat hij heeft gehad bij het bewezen verklaarde feit.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd de aangever: [benadeelde partij01] , ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 9.465,12 aan materiële schade en een vergoeding van € 5.000,- aan immateriële schade. Op de terechtzitting heeft de benadeelde partij een aanvullende schadevergoeding gevorderd van € 25.000,- aan toekomstige materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de aanvullende vordering ter hoogte van € 25.000,- niet-ontvankelijk te verklaren wegens het ontbreken van enige onderbouwing. Zij heeft verzocht de vordering voor het overige geheel toe te wijzen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de gevorderde materiële schade en de immateriële schadevergoeding te matigen.
8.3.
Beoordeling
Aan de benadeelde partij is door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade toegebracht. Uit de verklaring van de huisarts maakt de rechtbank op dat de benadeelde partij last had van angst, piekeren, hyperalertheid en slaapproblemen. Hierdoor was de benadeelde partij niet in staat de (mantel)zorgtaken voor zijn vader uit te voeren en is er sprake van verlies van inkomen uit mantelzorg. De rechtbank kan uit de door de benadeelde partij overgelegde stukken niet opmaken hoe lang de klachten van de benadeelde partij hebben voortgeduurd en wat voor invloed die klachten hadden en nog zullen hebben op het kunnen uitvoeren van de (mantel)zorgtaken. De rechtbank stelt de periode van verlies van inkomen uit mantelzorg daarom naar redelijkheid en billijkheid vast op een maand. Uit de stukken van de benadeelde partij volgt dat hij elke maand gemiddeld 21 dagen zijn mantelzorgtaken uitvoert voor een inkomen van € 87,64 per dag. De rechtbank zal derhalve een bedrag van € 1.840,44 aan materiële schadevergoeding toewijzen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het ter terechtzitting aangebrachte aanvullende deel van de vordering van de benadeelde partij ter hoogte van € 25.000,- dat ziet op de schade van het verlies van een horloge en toekomstige schade is op geen enkele wijze onderbouwd. De benadeelde partij zal in deze aanvullende vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het behoeft geen betoog dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Uit de verklaring van de huisarts en de ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaring maakt de rechtbank op dat het bewezen verklaarde feit een grote psychische impact heeft gehad op de benadeelde partij. De verdediging heeft dat niet betwist. De immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 12 april 2023.
Omdat de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 4.340,44 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 63 en 282 van het Wetboek van Strafrecht .

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact opnemen met de veroordeelde voor de eerste afspraak;
dat de veroordeelde actief deelneemt aan de gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur, zo nodig met hulp van een daartoe aangewezen instelling, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen van die instelling;
de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
de veroordeelde werkt mee aan begeleiding en hulp bij het regelen van praktische zaken door Bureau MHR of soortgelijke organisatie, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen van die instelling;
de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer [slachtoffer01] , geboren te [geboorteplaats02] op [geboortedatum02];
de veroordeelde zal zich niet bevinden in de straat waar het slachtoffer woont of verblijft, op dit moment [adres01];
de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten [medeverdachte01] , geboren te [geboorteplaats03] op [geboortedatum03], en [medeverdachte02], geboren te [geboorteplaats04] op [geboortedatum04];
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 4.340,44 (zegge: vierduizend driehonderd en veertig euro en vierenveertig eurocent), bestaande uit € 1.840,44 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 4.340,44(hoofdsom,
zegge: vierduizend driehonderd en veertig euro en vierenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 april 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 4.340,44 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
53 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Daum, voorzitter,
en mrs. D.C.J. Peeck en R.K. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 april 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer01] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- zich voor te doen als politieagent en/of
- die [slachtoffer01] te zeggen dat hij werd aangehouden en mee moest naar het politiebureau en/of
- die [slachtoffer01] vast te pakken en/of
- de ogen van die [slachtoffer01] af te dekken met een skibril en/of
- de handen van die [slachtoffer01] te boeien en/of
- die [slachtoffer01] in de laadruimte van een (bestel)bus te gooien en/of
- die [slachtoffer01] met die bus (naar een onbekende plaats) te vervoeren en/of
- die [slachtoffer01] dreigend de woorden toe te voegen: "Het kan op de makkelijke manier of op de moeilijke manier", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.