ECLI:NL:RBROT:2023:953

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
10/226177-22 / TUL VV: 10/245036-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en verdovende middelen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 2 februari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1995, die samen met een medeverdachte op 5 september 2022 in Rotterdam werd aangehouden. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een doorgeladen vuurwapen, munitie en een patroonmagazijn op de openbare weg, evenals het aanwezig hebben van verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte in een auto zaten toen zij door de politie werden aangesproken. Bij de controle werd een patroonmagazijn met 16 patronen in het dashboardkastje aangetroffen en een pistool op ongeveer 3 meter afstand van de auto. De verdachte ontkende enige kennis van het vuurwapen en de munitie, maar de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden en het bewijs, waaronder foto’s op de telefoons van de verdachten, voldoende waren om de beschuldigingen te onderbouwen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van voorarrest, en gelastte de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf in een andere zaak. De rechtbank benadrukte de ernst van het bezit van vuurwapens en de impact daarvan op de veiligheid in de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/226177-22
Parketnummer vordering TUL VV: 10/245036-21
Datum uitspraak: 2 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1995,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaat01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het [detentieadres01] [plaats01] ,
raadsvrouw mr. J.J. Boelaars, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 16 december 2022 en 19 januari 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 16 december 2022 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/245036-21.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten niet bewezen kunnen worden verklaard en dat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit is aangevoerd dat de verdachte geen beschikkingsmacht heeft gehad over en wetenschap heeft gehad van het vuurwapen, de munitie en het patroonmagazijn. Er lag niets in het dashboardkastje toen de verdachte het huurcontract erin legde en op de dag van de aanhouding zijn diverse mensen in en uit de auto gestapt en meegereden. De verdachte kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor alles wat in de auto lag, alleen omdat hij de huurder was van de auto. Ook is er geen DNA van de verdachte op het patroonmagazijn en het wapen aangetroffen. Bovendien is het onzeker of het vuurwapen uit de auto is gegooid of dat het vuurwapen daar al lag. Voorts kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] .
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit is aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de verdovende middelen in het tasje waarin ook zijn paspoort is aangetroffen. Volgens de verdachte is het tasje niet van hem en had hij zijn paspoort aan een vriend gegeven om in de auto te leggen.
4.1.2.
Beoordeling
Feiten en omstandigheden
[verdachte01] en medeverdachte [medeverdachte01] (hierna: verdachten) reden op 5 september 2022 in een auto toen de politie hen een stopteken gaf. De politieauto is bij een benzinestation voor de auto waarin de verdachten zaten gestopt. Een van de agenten is naar de auto van de verdachten toe gelopen. De agent zag dat er twee inzittenden in de auto waren en dat het bijrijdersraam open was. Toen hij bij de auto kwam, reed de auto een aantal meter achteruit. De auto reed vervolgens het pompeiland van het benzinestation op en werd stil gezet aan de andere kant van het pompeiland. De agenten zijn achter de auto aan gereden. Zij hebben het bestuurdersportier zien dichtslaan. Ook zagen zij de verdachte naar het pompstation lopen. Toen de politie bij de auto kwam, zat de medeverdachte op de bijrijdersstoel.
In het dashboardkastje van de auto werd een patroonmagazijn met 16 patronen aangetroffen. Aan de bijrijderskant van de auto werd op ongeveer 3 meter afstand een sok gevonden met daarin een doorgeladen pistool.
Op de telefoon van de medeverdachte zijn diverse foto’s aangetroffen van drugs en wapens. Ook zijn chatgesprekken aangetroffen waarin de medeverdachte spreekt over de handel in wapens en drugs. Onder de aangetroffen foto’s bevindt zich een schermafbeelding van een videobelgesprek tussen de medeverdachte en zijn gesprekspartner, waarop een patroonmagazijn in de handen van zijn gesprekspartner zichtbaar is, dat identiek is aan het patroonmagazijn dat in het dashboardkastje is gevonden. Onder de aangetroffen foto’s bevindt zich ook een foto gevonden van een pistool dat identiek is aan het vuurwapen dat vlakbij de auto is aangetroffen.
In de auto is een telefoon gevonden die bij de verdachte in gebruik is, gezien de gebruikersnaam die daarin is aangetroffen. Op deze telefoon zijn ook chats en foto’s gevonden die betrekking hebben op (de handel in) drugs en vuurwapens en waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte de beschikking heeft gehad over drugs en vuurwapens.
Op het pistool en het patroonmagazijn is geen DNA van de verdachten aangetroffen.
De verdachte heeft verklaard dat niet hij, maar een derde van wie hij geen verdere gegevens wil geven de bestuurder van de auto was. Hij had de auto gehuurd om zijn verjaardag te vieren. Hij weet niets van het patroonmagazijn in het dashboardkastje of het vuurwapen dat vlakbij de auto lag.
De medeverdachte heeft verklaard dat hij met één andere persoon in de auto zat en dat die andere persoon jarig was. Ook hij zegt niets te weten van het patroonmagazijn en het pistool.
Beoordeling
Niet aannemelijk is geworden dat de auto bestuurd werd door een derde persoon. Daarom kan ervan uitgegaan worden dat de verdachte en de medeverdachte de enige inzittenden waren toen de auto gecontroleerd werd door de politie. Er is bovendien geen reden te twijfelen aan de beschrijving van de bijrijder en de bestuurder die de politieagent heeft gegeven van de twee personen die hij in de auto zag zitten toen hij naast de auto stond op het moment dat die wegreed. Hieruit volgt dat de verdachte de bestuurder was van de auto en de medeverdachte de bijrijder.
Het patroonmagazijn en het pistool kunnen aan de medeverdachte worden gelinkt doordat foto’s van identieke voorwerpen in zijn telefoon zijn aangetroffen.
Uit het feit dat het pistool vlakbij de auto is gevonden en een foto van een identiek pistool in de telefoon van de medeverdachte is aangetroffen, wordt afgeleid dat de medeverdachte het pistool op 5 september 2022 bij zich had. De rechtbank overweegt hierbij dat het bijzonder weinig voorkomt dat vuurwapens in het zicht op een benzinestation worden achtergelaten. Vervolgens is de kans dat de medeverdachte in zijn telefoon een foto heeft van een vuurwapen dat identiek is aan een door een derde achtergelaten vuurwapen buitengewoon klein. Het aantreffen van het pistool naast de auto laat zich, mede gezien het overige op de telefoons van de verdachten aangetroffen materiaal, aanzienlijk beter verklaren wanneer het vuurwapen na het van de politie wegrijden vanuit de auto is weggegooid, dan wanneer er sprake is van een toeval. Dat de verdachte wist dat er een vuurwapen in de auto was, volgt uit het feit dat hij is weggereden nadat hij door de politie is gestopt. Hij reed weg van de politieauto, zodat de verdachten zich van het vuurwapen konden ontdoen.
Dat de medeverdachte ook het patroonmagazijn bij zich kan eveneens worden afgeleid uit de foto van een identiek magazijn in zijn telefoon. De verdachte moet dit geweten hebben omdat het patroonmagazijn in het dashboardkastje van de door hem gehuurde auto lag en hij wist dat het vuurwapen in de auto was.
Drugs
De drugs zijn gevonden in een tasje in de auto van de verdachte. In dit tasje zat ook zijn paspoort, zodat er een link is tussen hem en de drugs. Dat een ander dan hijzelf het paspoort en de drugs in dat tasje hebben gedaan, is niet aannemelijk geworden. De verklaring van de verdachte dat hij zijn paspoort aan iemand heeft gegeven, is verder niet onderbouwd en vindt ook geen steun in het dossier. Aan deze verklaring wordt voorbij gegaan.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op ­­­­­­­­­­­­5 september 2022 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander­­­­­­­­­, ­­­­­­­­­­­­­­een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten- een pistool, van het merk CZ, model/type P10S, kaliber 9mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en­­­ munitie in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten- acht­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ kogelpatronen van het merk S&B, kaliber 9mm en­­­- een patroonmagazijn van het merk Glock met daarin zestien­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ kogelpatronen van het merk S&B, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
de eendaadse samenloop van
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de wet wapens en munitie;
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;

2.opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met zijn mededader op de openbare weg een doorgeladen vuurwapen, (bijbehorende) munitie en een patroonmagazijn voorhanden gehad. Vuurwapens worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen in de samenleving. De vele schietpartijen en beschietingen in Rotterdam maken duidelijk dat het hebben van een vuurwapen gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan. Dit zorgt voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens moet daarom streng worden opgetreden.
Daarnaast heeft de verdachte (ongeveer) 14 gram cocaïne aanwezig gehad. Hiermee heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de verspreiding van harddrugs en de ondermijnende criminaliteit die gepaard gaat met georganiseerde drugshandel.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
23 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Op de zitting heeft de verdachte zijn begeleiding door “Begeleiding voor jou” nader toegelicht en verteld dat hij voorafgaand aan zijn aanhouding stappen heeft gemaakt op het gebied van zijn schulden en huisvestiging. Door zijn aanhouding is hij de kans op een woonplek in een begeleide woonvorm kwijtgeraakt. Verder heeft de verdachte verteld dat hij een toekomst probeert op te bouwen voor zijn zoon en op zoek is naar een baan.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de aard en ernst van de feiten, waarbij het zwaartepunt ligt op het vuurwapenbezit, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Uitgangspunt bij het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen, munitie en een patroonmagazijn is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van behoorlijke duur. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen gevangenisstraf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, aan de orde is.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 1 februari 2022 van de politierechter in deze rechtbank onder parketnummer 10/245036-21 is de verdachte voor een mishandeling, begaan tegen zijn toenmalige levensgezel veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren met een proeftijd van 1 jaar.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen.
8.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van voormeld vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 1 februari 2022 van de politierechter in deze rechtbank onder parketnummer 10/245036-21 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. L. Amperse en E.M. Rocha, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y. Ouarssani, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 5 september 2022 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten- een pistool, van het merk CZ, model/type P10S, kaliber 9mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en/of munitie in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten- acht, althans een hoeveelheid, kogelpatronen van het merk S&B, kaliber 9mm en/of- een patroonmagazijn van het merk Glock met daarin zestien, althans een hoeveelheid, kogelpatronen van het merk S&B, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad