ECLI:NL:RBROT:2023:9486

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
ROT 22/3752
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omgevingsvergunning voor een supermarkt in Den Haag na bestuurlijke lus

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Rotterdam het beroep van eisers tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor een supermarkt, verleend door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het primaire besluit, dat op 20 december 2021 werd genomen, verleende de vergunning aan [naam bedrijf 2] voor de realisatie van de supermarkt. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, wat leidde tot een bestreden besluit op 15 juni 2022, waarin het college zijn standpunt handhaafde. De rechtbank Den Haag verwees de zaak naar de Rechtbank Rotterdam, waar de zitting op 17 mei 2023 plaatsvond.

In een tussenuitspraak van 6 juni 2023 oordeelde de rechtbank dat het college onvoldoende onderzoek had verricht naar de geluidbelasting van de airco-installaties op het dak van de supermarkt. De rechtbank gaf het college de gelegenheid om het gebrek te herstellen door aanvullend onderzoek te laten verrichten. Dit leidde tot een nieuw rapport van SPA WNP Ingenieurs, waarin werd geconcludeerd dat de geluidbelasting voldoet aan de norm van 40 dB uit het Bouwbesluit 2012. Eisers betwistten deze conclusie en voerden aan dat de geluidbelasting gemeten had moeten worden in plaats van berekend.

De rechtbank oordeelde dat het college met de aanvullende motivering voldoende had aangetoond dat de geluidnormen worden nageleefd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, waardoor de omgevingsvergunning voor de supermarkt van kracht blijft. Tevens werd het college opgedragen het griffierecht aan eisers te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. V. van Dorst, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Teuben, griffier, op 29 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/3752

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 september 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaatsnaam 1], eisers

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag

(gemachtigde: mr. M.C. Remeijer-Schmitz).
Als derde-partijen nemen aan het geding deel:
[naam bedrijf 1]uit [plaatsnaam 2] (gemachtigde: [naam 1]) en
[naam bedrijf 2]uit [plaatsnaam 3] (gemachtigde: mr. O.H. Minjon).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor een supermarkt.
1.1.
Het college heeft met het besluit van 20 december 2021 (het primaire besluit) aan [naam bedrijf 2] een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een supermarkt in het pand aan de [adres]. Met het bestreden besluit van 15 juni 2022 op het bezwaar van eisers is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank Den Haag heeft de zaak verwezen naar de rechtbank Rotterdam.
1.3.
BMI Vastgoed heeft schriftelijk gereageerd. Eisers hebben nadere stukken ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 17 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 2], [naam 3] en [naam 4] namens eisers, de gemachtigde van het college, de gemachtigde van BMI Vastgoed en de gemachtigde van [naam bedrijf 2].
1.5.
In de tussenuitspraak van 6 juni 2023 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
1.6.
Het college heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend. Eisers hebben hierop schriftelijk gereageerd.
1.7.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Beoordeling door de rechtbank

2. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 augustus 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR5704) en 15 augustus 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX4694).
De tussenuitspraak
3. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het college onvoldoende onderzoek heeft verricht naar het geluid van de airco-installaties in de installatiezone op het dak van de supermarkt. Nu specifiek onderzoek op dit punt ontbreekt, heeft het college niet deugdelijk onderbouwd waarom aannemelijk is dat aan artikel 3.9, derde lid, van het Bouwbesluit 2012 wordt voldaan. Het bestreden besluit is op dit punt in strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
3.1.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank het college opgedragen om het gebrek te herstellen door onderzoek te laten doen naar de geluidbelasting van de airco-installaties in de installatiezone. Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek moet het college alsnog toereikend motiveren dat aannemelijk is dat aan artikel 3.9, derde lid, van het Bouwbesluit 2012 wordt voldaan. Als dat op grond van het onderzoek niet aannemelijk is, moet het college de omgevingsvergunning voor bouwen alsnog weigeren (zie overweging 10 van de tussenuitspraak).
De nadere motivering van het college
4. Het college heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak nader onderzoek laten verrichten naar de geluidbelasting van de airco-installaties in de installatiezone. De resultaten daarvan zijn neergelegd in het rapport “Actualisatie akoestisch onderzoek Dirk van den Broek, Torenstraat Den Haag” van SPA WNP Ingenieurs van 20 juni 2023. Op grond van dat onderzoek komt het college tot de conclusie dat aannemelijk is dat de geluidbelasting van de airco-installaties in de installatiezone voldoet aan artikel 3.9, derde lid, van het Bouwbesluit 2012.
Het college stelt dat het voor de supermarkt niet noodzakelijk is dat de airco-installaties op vol vermogen draaien. Tijdens de openingstijden is het toerental door de leverancier beperkt tot 62,5 % van het maximale vermogen en buiten de openingstijden op 37,5% van het maximale vermogen. Hier is in het nader akoestisch onderzoek van uitgegaan. Uit de aanvullende berekening in het onderzoek blijkt volgens het college dat de airco-installaties ruimschoots voldoen aan de geluidnorm van 40 dB.
5. Eisers zijn het niet eens met de conclusie van het college.
In de eerste plaats voeren zij aan dat de geluidbelasting niet berekend, maar gemeten had moeten worden. Daarbij verwijzen zij naar de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999 (de Handleiding), die volgens hen de voorkeur geeft aan directe meting van de geluidsimmissie. Eisers stellen dat directe meting in dit geval mogelijk is, omdat de airco-installaties al zijn geplaatst en de supermarkt in bedrijf is.
Eisers stellen daarnaast dat volgens de Handleiding de geluidbelasting moet worden bepaald op de hoogst geluidsbelaste positie van de gevel, waarbij een beoordelingshoogte van 5 m de voorkeur heeft. Indien redelijkerwijs moet worden verwacht dat op een andere hoogte voor de gevel de geluidbelasting aanmerkelijk hoger is, bijvoorbeeld vanwege afschermde objecten tussen bron en ontvanger, is de geluidbelasting op die hoogte maatgevend.
Verder bestrijden eisers de juistheid van de berekende geluidniveaus. Volgens het onderzoek is de geluidbelasting op 10 meter afstand 24 dB tijdens de openingstijden van de supermarkt en 12 dB buiten openingstijden. Eisers stellen dat zij zelf steeds geluidniveaus van meer dan 40 dB hebben gemeten bij metingen bij de deuropening van het terras op de eerste etage en bij het raam van de slaapkamers op de derde etage. In verband hiermee stellen eisers dat in het onderzoek van SPA WNP ten onrechte alleen gebruik is gemaakt van meetpunten ter hoogte van de deuren van de terrassen. Volgens hen hadden er ook meetpunten moeten zijn ter hoogte van de slaapkamerramen op de derde en vierde etage. Het geluidniveau op die hoogte moet volgens eisers maatgevend zijn, omdat de openingen van de airco’s omhoog gericht zijn en er geen obstakels zijn in de ruimte tussen deze openingen en de slaapverdieping. Het geluidniveau op de slaapverdieping blijkt daarom hoger te zijn dan op de terrassen.
Eisers betogen verder dat in paragraaf 3.2 van het rapport ten onrechte wordt gesteld dat de muurtjes van 80 cm hoog rond de terrassen mede een geluidafschermende en -reflecterende werking hebben. Volgens hen is dat onjuist, omdat de openingen van de airco’s omhoog zijn gericht en hoger liggen dan de bovenkant van de muurtjes.
6. Zoals in de tussenuitspraak is overwogen, is op de airco-installaties in de installatiezone artikel 3.9, derde lid, van het Bouwbesluit 2012 van toepassing. Op grond daarvan geldt een geluidgrenswaarde van 40 dB op de te openen ramen en deuren van een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied van een aangrenzende woonfunctie. In het onderzoek van SPA WNP zijn de geluidniveaus vanwege de airco-installaties op deze punten berekend. De hoogste berekende waarden zijn 28 dB in de dagperiode, 25 dB in de avondperiode en 16 dB in de nachtperiode.
6.1.
Volgens de Handleiding (module A, paragraaf 4.2.1) wordt bij een bestaande industrie in principe de voorkeur gegeven aan een directe meting van de geluidsimmissie. In de Handleiding worden echter ook redenen genoemd om in bestaande situaties toch voor een berekening van de geluidbelasting te kiezen. Daartoe behoort de aanwezigheid van stoorgeluid, zoals verkeerslawaai en geluid van naburige industrieën. Alleen bij sterk overheersende geluidsbronnen is dan een nauwkeurige immissiemeting mogelijk. Gelet op de ligging van de supermarkt in het centrum van Den Haag met veel verkeer en andere geluidbronnen in de omgeving acht de rechtbank het niet onjuist dat in dit geval gebruik is gemaakt van een berekening in plaats van een geluidmeting.
6.2.
Eisers hebben gewezen op geluidmetingen die zij zelf hebben uitgevoerd. Hiervan zijn geen nadere gegevens overgelegd. Het is daarom niet na te gaan of de metingen volgens de eisen van de Handleiding zijn uitgevoerd. Ook is niet na te gaan of op de juiste manier rekening is gehouden met de aanwezigheid van verkeersgeluid en andere geluidbronnen in de omgeving, terwijl vanwege de kenmerken van de omgeving wel te verwachten is dat dit invloed heeft op de metingen. De uitkomsten van de metingen van eisers geven naar het oordeel van de rechtbank daarom geen aanleiding om aan de juistheid van de berekeningen in het rapport van SPA WNP te twijfelen.
6.3.
Over de rekenpunten overweegt de rechtbank het volgende. De passage uit de Handleiding (module A, paragraaf 2.5.2) waarnaar eisers hebben verwezen gaat over de bepaling van de geluidbelasting van geluidgevoelige objecten in de geluidzone rond een gezoneerd industrieterrein. Die situatie is hier niet aan de orde. In paragraaf 2.4 (“Vergunningverlening”) van de Handleiding staat dat de geluidsimmissieniveaus door metingen en/of berekeningen nabij de ontvanger dienen te worden vastgesteld op de plaats en de hoogte waar hinder wordt of kan worden ondervonden, met dien verstande dat de beoordelingshoogte minimaal 1,5 m bedraagt. Anders dan eisers stellen, hoeft volgens de Handreiking dus niet van een beoordelingshoogte van 5 m te worden uitgegaan.
Bovendien is in het kader van artikel 3.9, derde lid, van het Bouwbesluit 2012 niet de geluidbelasting op de gevel bepalend, maar de geluidbelasting ter plaatse van een te openen raam of deur van een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied van een aangrenzende op hetzelfde perceel gelegen woonfunctie. In paragraaf 3.4 van het onderzoek van SPA WNP staat dat ontvangerpunten zijn gebruikt ter plaatse van een te openen raam of deur van een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied. Deze punten zijn weergegeven in figuur 4 bij het rapport. Voor de berekening van het geluidniveau van de airco-installaties gaat het om de toetspunten 7 tot en met 19. De rechtbank kan uit het rapport niet met zekerheid afleiden dat deze ontvangerpunten alleen bij de deuren van de terrassen liggen en niet ook bij de ramen op de derde en vierde etage, zoals eisers hebben gesteld. Voor zover dat het geval is, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat op de ramen op de hogere etages sprake zou zijn van een overschrijding van de geluidnorm van 40 dB, gelet op de lage berekende geluidbelasting op de onderzochte ontvangerpunten en de grotere afstand van de ramen op de hogere etages tot de geluidbron. Dat eisers op deze etages zelf een hogere geluidbelasting hebben gemeten dan op de terrassen doet daar niet aan af. Dat kan namelijk andere oorzaken hebben, zoals verkeersgeluid en andere geluidbronnen in de omgeving.
6.4.
In paragraaf 3.2 van het onderzoek van SPA WNP staat dat ten opzichte van het eerdere akoestisch rapport van ZRi de betonnen rand bij de dakterrassen aan het rekenmodel is toegevoegd. Uit het rapport blijkt dat in het rekenmodel rekening is gehouden met de afschermende en reflecterende functie van de gebouwen en andere relevante objecten (“schermen”), waaronder de betonnen rand. Wat eisers hebben aangevoerd geeft de rechtbank geen reden om aan te nemen dat dit niet op de juiste manier is gebeurd. Anders dan eisers stellen, blijkt uit het onderzoek niet dat specifiek voor de betonnen rand is uitgegaan van een belangrijke afschermende werking voor het geluid van de airco-installaties.
6.5.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank in wat eisers naar voren hebben gebracht geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de resultaten van het onderzoek van SPA WNP. Het college heeft met zijn nadere motivering alsnog voldoende onderbouwd dat aannemelijk is dat voor de airco-installaties in de installatiezone wordt voldaan aan de geluidnorm uit artikel 3.9, derde lid, van het Bouwbesluit 2012.

Conclusie en gevolgen

7. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat het college met zijn nadere motivering naar aanleiding van de tussenuitspraak het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dat betekent dat de omgevingsvergunning voor de supermarkt van kracht blijft.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
9. Er zijn geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. V. van Dorst, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Teuben, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 september 2023.
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.