In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een eenmanszaak die een levensmiddelenwinkel exploiteert, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Rotterdam om zijn pand voor de duur van drie maanden te sluiten. De burgemeester had dit besluit genomen op basis van artikel 2:35 van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012, vanwege aanhoudende overlast die door klanten van de winkel zou zijn veroorzaakt. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester onvoldoende had gemotiveerd waarom hij in dit geval was afgeweken van het handhavingsarrangement zoals vastgelegd in de Beleidsregel sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen Rotterdam 2012. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen had en heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen. Dit betekent dat de sluiting van het pand wordt geschorst totdat er een beslissing op het bezwaar is genomen. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de burgemeester het griffierecht en de proceskosten aan verzoeker moet vergoeden.