ECLI:NL:RBROT:2023:947

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
10/066809-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting in groepsverband met bijzondere omstandigheden en bewijswaardering

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 2 februari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in Kaapverdië in 1998, die samen met twee anderen is beschuldigd van verkrachting. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 6 maart 2021 in een kelderbox in Rotterdam, waar de aangeefster, onder invloed van alcohol, door de verdachte en zijn medeverdachten is gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten de aangeefster hebben verkracht, waarbij de verdachte zijn lustgevoelens boven het welzijn van de aangeefster heeft gesteld. De rechtbank heeft de aangifte van de aangeefster als voldoende steunend beoordeeld door het aantreffen van DNA van de verdachte op de kleding van de aangeefster en andere bewijsmaterialen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, vertegenwoordigd door haar advocaat, toegewezen tot een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor deze schadevergoeding. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de aangeefster, waarbij de rechtbank ook rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn werk en de afwezigheid van een strafblad voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/066809-21
Datum uitspraak: 2 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Kaapverdië) op [geboortedatum01] 1998,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. R.A.L.F. Frijns, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 januari 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt kortgezegd verweten dat hij samen met een of meer anderen seks heeft gehad met [slachtoffer01] terwijl zij dat niet wilde of terwijl zij niet in staat was zich daartegen te verzetten.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat verdachte dient te worden vrijgesproken:
  • primair omdat de seks die hij heeft gehad met de aangeefster heeft plaatsgevonden met wederzijds instemmen en er geen steunbewijs is naast de aangifte;
  • subsidiair omdat er bewijs ontbreekt voor (een aantal) tenlastegelegde geweldscomponenten en/of andere feitelijkheden;
  • meer subsidiair omdat er van medeplegen geen sprake is.
4.1.2.
De aangifte
De aangeefster heeft verklaard dat zij met een vriendin in een kelderbox is geweest met een aantal jongens, waaronder de verdachte en dat zij allemaal sterke drank hebben gedronken. De verdachte heeft haar over en onder haar kleding gestreeld, ook bij haar borsten.
Op een gegeven moment, vroeg in de ochtend, was zij heel moe en is zij op een bank in de kelderbox onder een dekbedovertrek gaan slapen. Terwijl zij op de bank lag hebben drie jongens seks met haar gehad. Zij wilde dit niet, maar was niet voldoende in staat zich te verzetten. Volgens aangeefster heeft verdachte zijn penis in haar mond gedaan terwijl “ [bijnaam medeverdachte02] ” met zijn penis in haar vagina ging. Daarna is de jongen die woont in het huis bij de kelderbox in haar vagina gegaan. Tot slot is “ [bijnaam verdachte01] ” (de verdachte) met zijn penis in haar vagina gegaan. De verdachte gebruikte volgens aangeefster een condoom. Toen “ [bijnaam verdachte01] ” seks met haar had werd haar keel dichtgeknepen. Zij heeft hem van zich afgeduwd en heeft hem hierbij in zijn nek gekrabd.
4.1.3.
Beoordeling
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de aangifte voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. Uit het deskundigenverslag van het NFI blijkt dat DNA van de verdachte is aangetroffen op de onderbroek, bh en borsten van de aangeefster. Er is verder sperma van de verdachte aangetroffen op het dekbedovertrek waar de aangeefster onder heeft gelegen. Op de penis van de medeverdachte [medeverdachte01] is sperma van de medeverdachte [medeverdachte02] (“ [bijnaam medeverdachte02] ”) aangetroffen, hetgeen past binnen de verklaring van de aangeefster dat eerst de medeverdachte [medeverdachte02] zijn penis in haar vagina heeft gestopt, gevolgd door de medeverdachte [medeverdachte01] (de bewoner). De medeverdachte [medeverdachte02] heeft verklaard dat de aangeefster zijn maat aan het pijpen was en dat hij (de medeverdachte [medeverdachte02] ) vervolgens zijn penis in haar vagina heeft gestopt.
Ten slotte is er de getuigenverklaring van [getuige01] ( [voornaam getuige01] ), die heeft verklaard dat de aangeefster direct na het verlaten van de kelderbox geëmotioneerd was tegen haar heeft gezegd dat zij was verkracht door drie jongens.
De verklaring van de verdachte over zijn aanwezigheid in de kelderbox wordt niet door enig bewijsmateriaal ondersteund. Dat geldt ook voor de toedracht van de krassen die hij in zijn nek had. Door geen van de andere aanwezigen is verklaard over een ruzie tussen de aangeefster en een van de andere jongens.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de dwang bestaan uit andere feitelijkheden. De aangeefster bevond zich (op dat moment) als enige vrouw in een kelderbox in aanwezigheid van meerdere mannen. Nadat de knoop van haar broek al eerder was opengemaakt en zij die weer had dichtgemaakt, is haar broek later alsnog uit getrokken. Hiermee is voorbij gegaan aan haar non-verbale protest. De drie verdachten hebben achtereenvolgens en deels gelijktijdig, seksuele handelingen met haar verricht, waardoor er sprake was van een fysiek en numeriek overwicht. Verder is er tijdens de seksuele handelingen geleund op het lichaam van de aangeefster. Door deze gang van zaken is een voor de aangeefster dreigende situatie ontstaan.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de aangeefster door andere feitelijkheden door de verdachte en de medeverdachten gedwongen is tot het ondergaan van seksuele handelingen die bestonden uit het binnendringen van haar lichaam. Van seksueel contact met wederzijdse instemming is geen sprake geweest.
4.1.4.
Conclusie
Het primair ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 6 maart 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, door andere feitelijkheden [slachtoffer01] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , te weten het door verdachte en zijn medeverdachten
- brengen/houden van hun vingers en penissen in haar vagina en
- brengen/houden van zijn penis in haar mond en
- laten likken aan zijn penis door haar en
deandere feitelijkheden hebben bestaan uit het in een kelderbox door verdachte en zijn medeverdachten
- ontkleden van haar en
- voorbij gaan aan haar ( non-verbale) protesten en
- het feit dat er sprake was van een fysiek en numeriek overwicht en
- vastpakken van haar hals/keel (waardoor zij geen adem kreeg)
en
- leunen op haar lichaam en
- het feit dat hij aldus een voor haar dreigende situatie heeft doen ontstaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
verkrachting, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met twee anderen aangeefster verkracht. De verdachte heeft zijn lustgevoelens gesteld boven het belang en het gevoel van de aangeefster en zich daarbij volstrekt niet bekommerd om het fysieke en geestelijke welzijn van aangeefster. Door zo te handelen heeft hij de lichamelijke integriteit van de aangeefster op grove wijze geschonden. Voor de aangeefster is de verkrachting, zeker nu die in groepsverband plaatsvond, een vernederende, kwetsende en beangstigende ervaring geweest, hetgeen ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring gebleken is. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers, zeker jeugdige slachtoffers, van dit soort feiten nog lange tijd de nadelige, psychische gevolgen ondervinden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 april 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit betekent dat het strafblad niet strafverzwarend is.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 1 juni 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. Vanwege de ontkennende proceshouding kan de reclassering geen adequate inschatting maken van de risico verhogende factoren of beschermende factoren. De verdachte heeft in de afgelopen jaren gewerkt en hij heeft geen schulden. De verdachte woont nog bij zijn ouders en hij heeft een vriendin die zwanger is. De reclassering acht het drugsgebruik en de vriendenkring van de verdachte zorgelijk.
Geadviseerd wordt om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie middelengebruik, een ambulante behandeling, een contactverbod met de aangeefster en het meewerken aan middelencontrole. Geadviseerd is om de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij is van belang dat de verdachte ter zitting en tijdens zijn verhoren op geen verantwoording heeft afgelegd voor zijn gedrag en uit niets is gebleken dat hij zich realiseert welke impact het gebeuren op de aangeefster gehad moet hebben. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de geëiste gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden is. Nu de reclassering toezicht en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel hiervan, te weten 8 maanden, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaar en daarnaast de door Reclassering Nederland geadviseerde voorwaarden, met uitzonderling van het contactverbod nu de rechtbank hiervoor geen aanleiding ziet.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer01] , ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M.A. Oosterveen. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 10.000,- aan immateriële schade. Ter zitting is door de benadeelde partij de vordering van vergoeding van € 190,21 aan materiële schade ingetrokken.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,-.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft afwijzing dan wel niet-ontvankelijk verklaring van de vordering bepleit nu de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Bij een bewezenverklaring heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding.
8.3.
Beoordeling
Op basis van de ingediende vordering, maar ook op basis van de namens het slachtoffer door haar raadsmans uitgesproken slachtofferverklaring is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen meer is gevorderd.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met één of meer mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader [medeverdachte01] de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47 en 242 Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte groot
8 (acht) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich na uitnodiging melden bij Reclassering Nederland dan wel een nader aan te wijzen reclasseringsinstelling. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang als de reclassering nodig vindt;
de veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie Leefstijltraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik, te bepalen door de reclasseringsinstelling. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
de veroordeelde laat zich diagnosticeren en op basis van de diagnostiek behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclasseringsinstelling. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclasseringsinstelling kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclasseringsinstelling bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , te betalen een bedrag van
€ 5.000,- (zegge: vijfduizend euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst het resterende deel van de vordering af;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer01] te betalen
€ 5.000,-(hoofdsom,
zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader [medeverdachte01] , tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. E. IJspeerd en C.J.L. van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y. Ouarssani, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 februari 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 6 maart 2021 te Rotterdam (meermalen) (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer01] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , te weten het (meermalen) door verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- brengen/houden van zijn/hun vinger(s) en/of penis(sen) in haar vagina en/of
- brengen/houden van zijn/hun penis(sen) in haar mond en/of
- laten likken van/aan zijn/hun penis(sen) door haar en/of
- betasten en/of strelen van haar schaamstreek en/of billen en/of borsten en/of
- ( tong)zoenen van haar,
het geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het (meermalen) (in een kelderbox) door verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- zich opdringen aan haar en/of
- ontkleden van haar en/of
- voorbij gaan aan haar (verbale en/of non-verbale) protesten en/of
- het feit dat er sprake was van een fysiek en/of numeriek overwicht en/of
- vastpakken en/of vasthouden van haar hals/keel (waardoor zij geen adem kreeg)
en/of
- vastpakken en/of vasthouden van haar be(e)n(en) en/of
- leunen op haar lichaam en/of
- duwen tegen/verplaatsen van haar lichaam en/of
- feit dat hij (aldus) een voor haar dreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 6 maart 2021 te Rotterdam, (meermalen) (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met [slachtoffer01] , van wie hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer handelingen heeft/hebben gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , te weten het (meermalen) door verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- brengen/houden van zijn/hun vinger(s) en/of penis(sen) in haar vagina
en/of
- brengen/houden van zijn/hun penis(sen) in haar mond en/of
- laten likken van/aan zijn/hun penis(sen) door haar en/of
- betasten en/of strelen van haar schaamstreek en/of billen en/of borsten
en/of
- ( tong)zoenen van haar.