In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord. Verzoeker, die kampt met een aanzienlijke schuldenlast van € 47.529,91, heeft op 6 juli 2023 een verzoek ingediend om een schuldregeling aan te bieden aan zijn schuldeisers. Dit verzoek was gericht aan twee schuldeisers, waarvan één, [schuldeiser 1], weigerde in te stemmen met de aangeboden regeling. De aangeboden regeling voorzag in een betaling van 7,09% aan de preferente schuldeisers en 3,54% aan de concurrente schuldeisers, met finale kwijting. De rechtbank heeft vastgesteld dat zestien van de zeventien schuldeisers akkoord zijn gegaan met de regeling, terwijl [schuldeiser 1] zich tegen de regeling heeft verzet.
De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers afgewogen tegen de belangen van [schuldeiser 1]. De rechtbank oordeelde dat de aangeboden regeling het uiterste was wat verzoeker kon bieden, gezien zijn financiële situatie en de psychische en medische klachten die hij ondervindt. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de regeling is getoetst door een onafhankelijke partij, Kredietbank Rotterdam, en dat de regeling goed gedocumenteerd was.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om het verzoek van verzoeker toe te wijzen en [schuldeiser 1] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling. [schuldeiser 1] werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot, aangezien verzoeker niet door een advocaat werd bijgestaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nu een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling werd afgewezen, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.